Matra Training for European Cooperation
Toespraak Minister Hirsch Ballin van Justitie tgv de eerste Matra Training for European Cooperation (MTEC) on Legislation, donderdag 3 december 2009, Asser Instituut te Den Haag.
Dames en heren,
Hartelijk welkom. Het is een eer om 50 wetgevingsprofessionals uit 10 verschillende landen hier in Den Haag in opleiding te hebben. Vandaag is de één na laatste dag van uw cursusprogramma. Ik ben verheugd dat ik u - vlak voor uw terugkeer - nog kan toespreken.
Naar ik begrijp zijn uw achtergronden zeer verschillend. Eén van u is bijvoorbeeld werkzaam in de water policy department van een ministerie. Anderen bij een National Bank of bij het parlement.
Toch bent u ook sterk met elkaar verbonden. Ten eerste omdat u in uw werk wordt geconfronteerd met de impact van het Europese Acquis Communautaire. Dit is dan ook direct de belangrijkste invalshoek van de cursus. Ten tweede door de liefde voor wetgeving. Ik beschouw u dan ook primair als wetgevingsprofessional. Zelf ben ik wetgevingsjurist geweest. Een interessant beroep dat visie en een praktische benadering vraagt, en een scherp oog voor detail.
Het idee voor deze training is ontstaan op een septemberavond vorig jaar in Ankara, toen medewerkers van mijn ministerie en de European Academy for Law and Legislation overleg hadden gevoerd over bilaterale samenwerking. Het team had in diverse EU-buurlanden een honger naar kennis over elkaars wetgevingsprocessen geconstateerd. Na terugkomst deden zij de nodige suggesties aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het resultaat daarvan is de huidige eerste MTEC on Legislation.
Binnen de opgavetermijn hadden zich 200 juristen opgegeven. Dat is veel meer dan verwacht en maakt duidelijk hoe groot de interesse is. De verwachtingen waren hooggespannen en als ik het programma zie, vind ik dat het aanvankelijke idee zeer goed uit de verf is gekomen. Er participeren belangrijke spelers uit het Nederlandse wetgevingsproces, zoals de Raad van State, diverse universiteiten en meerdere ministeries, de Sociaal Economische Raad, het Openbaar Ministerie, de Consumentenbond en de Hague Conference on Private International Law.
Met het bijwonen van deze eerste Matra Training on Legislation, wil ik het belang van goede wetgeving benadrukken. De aanwezigheid van uw ambassadeurs, bevestigt dat uw autoriteiten hier hetzelfde over denken. Kortom: van alle kanten wordt uw participatie op prijs gesteld.
Het belang van goede wetgeving zal niemand ontkennen. Maar waarom de weg ernaartoe veel tijd en energie kost, is minder bekend. Het wetgevingsproces is er een van lange adem, veel interactie met stakeholders - zoals het parlement - een goed contact met de uitvoering en een open blik naar de maatschappij.
De laatste decennia is het werk van Nederlandse wetgevingsjuristen in toenemende mate “geëuropeaniseerd”, hetgeen u nu in versneld tempo ook overkomt. Op basis van de Kopenhagencriteria uit 1993 dienen kandidaat-lidstaten het vermogen te hebben om de verplichtingen van het EU-lidmaatschap op zich te nemen. Dit houdt met name in dat de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire Unie worden onderschreven. Dat vertaalt zich ook in wetgeving.
De incorporatie van het acquis communautaire in uw nationale rechtsorde stelt u voor grote uitdagingen. De hoeveelheid Brusselse wetgeving die u in korte tijd dient om te zetten is enorm. Exacte cijfers zijn niet bekend, maar naar verluid beslaat het huidige acquis communautaire wel zo’n 80.000 pagina’s. Dit stelt u voor problemen van praktische aard, zoals hoe al deze EU-wetgeving en bijbehorende jurisprudentie in de eigen taal beschikbaar te krijgen. Of hoe te voorzien in voldoende kennis van nationale rechters, uitvoerders en handhavers. Omzetting in nationale wetgeving is nog geen eindstation: nog belangrijker is dat de wetgeving daadwerkelijk wordt uitgevoerd en gehandhaafd door de juiste bestuurlijke en gerechtelijke instanties. Dit vereist soms een bestuurlijke herinrichting of wijzigingen in uw nationale wettelijke systeem. En dat werpt een meer fundamentele kwestie op, namelijk de verhouding tussen de Europese rechtsorde en de nationale rechtsorde van de lidstaten.
In Nederland hebben wij ervaren dat de implementatie van Europese wetgeving soms niet makkelijk is. Dit kan te maken hebben met de ‘kwaliteit’ van de wetgeving. EU-wetgeving dient aan bepaalde eisen te voldoen, zoals eenduidigheid en coherentie. Echter, u zult gemerkt hebben dat de realiteit soms anders is. EU-wetgeving kan het resultaat zijn van een moeizaam bereikt compromis, zodat nationale wetgevingsjuristen geconfronteerd worden met vage termen en open normen. Of met EU-wetgeving die onderling niet met elkaar in overeenstemming is.
Wellicht nog uitdagender zijn de gevallen waarin de EU-wetgeving niet past bij de nationale traditie, cultuur, of de bestaande bestuurlijke inrichting of wetgevingssystematiek. De Europese rechtsorde en de nationale rechtsordes lijken dan niet goed op elkaar aan te sluiten hetgeen een fundamentele spanning blootlegt. Hoe dient een lidstaat bijvoorbeeld om te gaan met een nieuwe Europese verplichting om bepaalde overtredingen via het strafrecht te handhaven, terwijl handhaving via bestuursorganen gebruikelijk was? En wat betekenen de talrijke coördinatie- en verbindingsbureau’s die in het kader van administratieve samenwerking via EU-wetgeving in het leven worden geroepen voor de manier waarop een land bestuurd wordt? Of hoe verwerkt men het almaar toenemende acquis communautaire op het gebied van consumentenbescherming in de burgerlijke wetboeken?
Met dit soort vraagstukken heeft Nederland zich in het verleden regelmatig beziggehouden. De fundamentele spanning die ik zojuist noemde is al enige tijd onderwerp van studie en onderzoek onder de hoede van mijn ministerie. Momenteel onderzoeken we de implementatie van een aantal kaderrichtlijnen waaronder de dienstenrichtlijn en de kaderrichtlijn water. De bedoeling is om aspecten in Europese regelgeving te ontdekken die kunnen leiden tot systeemwijzigingen in Nederland. Ik verwacht het nodige van dit onderzoek en ben benieuwd naar de uitkomsten. Zo kunnen we hopelijk beter eventuele problemen door Europese voorstellen herkennen en voorkomen.
Ook nu al zijn er diverse strategieën en oplossingen voor lastig inpasbare EU-wetgeving. In de cursus die u de afgelopen twee weken heeft gevolgd, zijn u al diverse handvatten aangereikt.
En bovendien heeft u hier de mogelijkheid gekregen een netwerk op te bouwen. Een belangrijke manier om kennis en ervaring met elkaar te blijven delen. Deze Training on Legislation is wat dat betreft een mooie opmaat voor onderlinge samenwerking.
Dames en heren,
Graag hef ik met u het glas op deze eerste Matra Training European Cooperation on Legislation. Ik hoop dat u een aangename tijd heeft gehad in Nederland. Dat u interessante discussies heeft gehad en ervaringen gedeeld. En bovenal dat u kennis en vaardigheden hebt opgedaan die u mee terug kunt nemen en in de praktijk kunt toepassen. Schroom niet om straks op mij af te stappen en uw indrukken met mij te delen. Ik sta altijd open voor een goed gesprek met wetgevingsprofessionals.
Dank u wel.