Toespraak van minister mr. J.P.H. Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de conferentie `Harvard in de Schilderwijk` op woensdag 2 december 2009 in Den Haag

Dames en heren,

Juist in deze tijd van het jaar denken wij weemoedig terug aan de oude opvoedingsmethoden: ‘wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe.’ Natuurlijk draait het om kinderen en geschenken: ‘Drie kaatsenballen in een net, een letter van banket’. Maar het boek van Sinterklaas, de lege schoen en de zak van Zwarte Piet zijn niet onaantrekkelijke bijkomstige educatieve hulpmiddelen in deze tijd. Wie overigens –dit terzijde– ziet hoe kinderen zich op het strooigoed van Zwarte Piet storten, beseft dat de graaicultuur te onzent diepe culturele wortels heeft; het is jong geleerd, oud gedaan. Maar geen lelijk woord over Sinterklaas; straks krijg ik nog de Zwarte Piet voor eventueel tegenvallende omzetcijfers. Want men zegt wel dat kleine kinderen in Sinterklaas geloven, maar er is een categorie die er tot op hoge leeftijd heilig in gelooft; dat zijn winkeliers.

Daarmee is het thema van vandaag genoegzaam geïntroduceerd: jeugd in deze tijd, of: hoe voeden we ze op tot verantwoordelijke en betrokken medeburgers. Onlangs bracht het SCP het rapport ‘De sociale staat 2009’ uit dat wederom bevestigt dat Nederlanders het nog nooit zo goed hebben gehad. Tegelijk zijn we uitermate somber over de toekomst. Dat is de fundamentele verandering van de afgelopen eeuw. Aan het begin daarvan zwoegden onze grootouders een leven lang opdat hun kinderen het beter zouden hebben, want anders zou het niet beter gaan. In de tweede helft van de eeuw zwoegden onze ouders om het beter te krijgen, want hun kinderen zou het vanzelf wel beter gaan. Wij zwoegen een leven lang om te zorgen dat onze kinderen hetzelfde houden, want anders zal het minder gaan. Duurzaamheid heet dat.

Kinderen hebben de toekomst; kinderen zijn de toekomst. Misschien zijn we daarom zo somber over die toekomst. Niet om wat die kinderen zijn, maar omdat we weten wat we ze achterlaten; aan problemen, aan lasten – en ook aan cultuur en opvoeding waardoor ze de middelen missen om greep te krijgen op die werkelijkheid.

Het gaat niet om gebrek aan welvaart, aan kansen of aan gebrek aan goede bedoelingen. Aan goede bedoelingen geen gebrek; er zijn vele projecten en nieuwe initiatieven – misschien zit daar wel een probleem in. Ook aan kansen geen gebrek; vanaf volgend jaar zal de Nederlandse beroepsbevolking voor het eerst in vredestijd gaan krimpen, zodat leerlingen van deze school er op mogen vertrouwen dat voor hen allen straks een baan beschikbaar is.

Armoede is er, maar minder dan ooit. De heer Van Dam veroorzaakte onlangs enige beroering met zijn documentaire waarin hij een beeld schetste van voortdurende achteruitgang als het gaat om de zorg voor armen. Het enige wat achter uit is gegaan is de relatieve hoogte van uitkeringen. Juist daardoor is het mogelijk geworden om armoede en de kans op armoede in Nederland sterker terug te dringen dan in de meeste omliggende Europese landen. In die zin staan we internationaal vooraan.

Maar misschien zit ons probleem wel in ons beeld van wat goede bedoelingen zijn, wat kansen en mogelijkheden, en wat armoede is. Want dat beeld is inderdaad nog vaak dat het om de hoogte van uitkeringen gaat. Het brood van Muskens, weet u nog. Het beeld dat het gaat om gebrek, honger en weinig inkomen. Dat het bij mogelijkheden vooral gaat om beschikbaarheid, en bij goede bedoelingen vooral om initiatieven en veel projecten. Het beeld is dat als we jongeren nu maar een inkomen, keuzen en mogelijkheden bieden, zij zelf wel de kracht, discipline en het houvast hebben om zich omhoog te werken. De wereldlitteratuur biedt daarvoor natuurlijk een eminent voorbeeld; de Baron Von Münchhaussen, die zich aan zijn eigen haren uit een diepe put omhoog wist te trekken. Maar dat voorbeeld is bekend omdat het vooralsnog op zich zelf staat. Gewone stervelingen hebben daar een goed voorbeeld, structuur en houvast, en de hulp van anderen bij nodig.

Gelukkig vinden de meeste van ons die ook; in ouders, school of naaste omgeving. Des te schrijnender is de situatie van jongeren waar voorwaarden ontbreken. Want laten we wel wezen. We hebben een maatschappelijke werkelijkheid geschapen die gecompliceerd, versplinterd en verwarrend is; want we hebben haar rationeel in facetten uiteengelegd. We hebben de structuren van opvoeding, gezag en traditie afgebroken; want ieder was immers vrij, mondig en autonoom. En bij dat alles zijn de steunstructuren van familie, gemeenschap en kerk steeds meer vervaagd.

Die ontwikkeling doortrekt de hele samenleving, maar nergens sterker dan in wijken van de grote steden. Wijken die de verwarrende werkelijkheid aanschouwelijk demonstreren. Veel buitenlanders die onze achterstandwijken zien, zullen zich bevreemd afvragen: als dit achterstandwijken zijn, hoe zien de gegoede wijken er dan uit. Want als het om de stedenbouw en de groenvoorziening gaat, oogt het niet onaantrekkelijk. Als het om de veelheid van voorzieningen, scholen en subsidies gaat, zal menig buitenlander enthousiast worden.

We hebben -vrees ik- een vrij marxistische kijk op mensen gehad. De mens als product van zijn materiële omgeving; schep gunstige materiële voorwaarden, en mensen zullen vervolgens opgroeien tot gelukkige mensen en verantwoordelijke burgers. Zo werkt het niet. Externe orde en omstandigheden zijn veeleer product van innerlijke orde en discipline, dan andersom. We bieden onze kinderen alles; geld, onderwijs, hulp, kansen. Maar bieden we ze ook de innerlijke structuur, orde, discipline en de ethisch en morele bagage om gebruik te maken van die keuzen en mogelijkheden?

Meedoen en verantwoordelijk zijn.

Vandaag is er goed nieuws voor iedereen die het wil horen. Niet à la minute. Maar het is wel het perspectief dat kan worden geboden. We krijgen straks – ook al is er op dit moment vanwege de crisis sprake van oplopende werkloosheid- te maken met een krimpende beroepsbevolking. Nog nooit eerder vertoond. Altijd nog hebben we in Nederland te maken gehad met een groeiend aantal werkenden. Toenemende kosten van het in standhouden van publieke voorzieningen als onderwijs, zorg en bijvoorbeeld de AOW konden we onder meer om die reden altijd nog goed opvangen. Die tijd lijkt straks voorbij. We krijgen te maken met steeds minder jongeren en meer ouderen. Nu hebben we nog vier werkenden ten opzichte van elke gepensioneerde. Straks zijn dat er nog maar twee. Die situatie is zorgwekkend en raakt bijvoorbeeld een sector als de zorg. De kosten in de sector stijgen aanzienlijk en het aantal ‘handen aan het bed’ is niet toereikend. Ook al stappen straks alle schoolverlaters in de zorg, toch zullen we op termijn dan nog onvoldoende ‘handen aan het bed’ hebben. Het is dus zaak dat we ook op vernieuwende, andere manier naar zorg gaan kijken. Wellicht meer dan nu ‘omzien naar elkaar’ en meer dan nu innoveren en nieuwe technieken inpassen in de reguliere zorg.

Die situatie dat er steeds minder jongeren komen, biedt ook enorme kansen. En juist daarover wil ik het vandaag met u hebben. Goed nieuws dus voor een ieder zoals we hier vandaag bijeen zijn. Tezamen voor de conferentie ‘Harvard in de Schilderswijk’. Ik ben u erkentelijk dat ik hier mag spreken. Als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wellicht niet meteen de meest voor de hand liggende spreker. Maar wie iets meer over de achtergronden van deze wijk en het Nova-college – behorend tot de Johan de Witt-scholgengroep – kent, zal het met mij eens zijn dat er een sterke sociale component aan de orde is. Immers het draait hier bij u op het Nova College niet alleen om onderwijs. Met veel respect zie ik hoe u hier enthousiast en ambitieus te werk gaat. Om leerlingen op te leiden, het beste mee te geven, perspectief te bieden, vast te houden, bij te staan en uit te dagen het beste uit zichzelf te halen en dat ook over te brengen op de families die thuis zijn en ook hen zo goed mogelijk te betrekken. Soms vanuit moeilijke omstandigheden de jongeren rust, orde en regelmaat, - ofwel structuur- bieden. Iets dat we allemaal maar zeker ook veel leerlingen uit deze wijk zo broodnodig hebben. Letterlijk ook. Ik las (op de website ‘www.schilderswijk.nl’) in een artikel (getiteld ‘Er is veel meer armoede dan iedereen denkt’) dat de onderwijsdirecteur van het Nova-college Ajoeb Mohammed aangeeft dat ‘de school veel meer doet dan jongeren opleiden. Ze helpt ook volwassenen vooruit in samenwerking met andere organisaties in de wijk. Kinderen nemen problemen die thuis of in de buurt spelen mee naar school. Vaak zijn er financiële problemen en situaties dat ouders in schuldsaneringstrajecten zitten en moeilijk schoolboeken kunnen betalen. Er zijn ook kinderen die niet ontbijten. We hebben een speciaal potje gemaakt om leerlingen een ontbijtje of een lunch aan te kunnen bieden. Kortom, we zoeken steeds naar praktische oplossingen voor problemen die zich voordoen.’
Maar ook geeft hij aan: ‘elk gezin heeft zijn eigen verhaal. Het kan je voortdurend verbazen hoe plezierig de sfeer op school doorgaans toch is, hoeveel ambitie de kinderen hebben en hoeveel je met ze kunt bereiken’.

Mooi om te horen. Aan de ene kant moeilijke omstandigheden en roeien met de riemen die je hebt. Maar aan de andere kant ook dat hoopgevende verhaal over ambitie en talenten van jongeren. Want ik zei het al, we hebben elk talent broodnodig. In de eerste plaats omdat we willen dat ieder mens zichzelf kan ontplooien. Kan meedoen in de samenleving, kan werken en kan leven zonder armoede en ellende en zoveel mogelijk in eigen onderhoud kan voorzien. Werk is nog altijd de beste garantie om niet in armoede te vervallen. Maar in de tweede plaats hebben we elk talent broodnodig op de arbeidsmarkt van de toekomst, voor het verzorgen van onze ouderen van de toekomst, voor het onderwijzen van onze kinderen van straks, voor het laten draaien van kantoren en bedrijven. Met als breder doel het vergroten van de economische groei. Want met voldoende groei kunnen we als Nederland ook voldoende verdienen. En daarmee de voorzieningen waar we trots op zijn ook behouden. En daarvoor hebben we iedereen nodig. En daartoe doe ik ook een appél op iedereen. Om mee te doen. Bij te dragen zoveel je kunt. De basisvaardigheden aan te leren, de taal goed te spreken en een startkwalificatie te behalen. Want wat elke keer weer blijkt, is dat schoolverlaters met een startkwalificatie twee keer zoveel kans hebben op een baan. Zij hebben dus ook minder vaak een uitkering nodig. Ze doen minder een beroep op de jeugdzorg en komen vijf keer minder in aanraking met politie en justitie.

We kunnen dus kiezen:

Zetten we alles op alles om ervoor te zorgen dat jongeren hun school afmaken, zodat ze later in hun leven een positieve bijdrage kunnen leveren aan de samenleving?

Of laten we ze nu schieten, waarmee de kosten later vele, vele malen hoger zijn, en het de samenleving veel onnodige en negatieve energie kost?

Het antwoord lijkt me helder. Nee, natuurlijk laten we ze niet schieten. Maar het vergt wel dat er een aantal knoppen omgaan, op alle niveau’s. Verkokerd denken kunnen we ons niet permitteren.

Hier op het Nova-college bent u baanbrekend te werk te gaan. En goed voorbeeld doet volgen zegt men dan spreekwoordelijk. Maar wellicht is dat té vrijblijvend. Ervaringen hier, maar ook die uit Amerika waar we hier vanmiddag meer over horen, leert ons dat een stevige aanpak resultaat geeft. Moeten we dat dan niet breder toepassen? Jongeren meer binden aan de school of aan werk, moet dat niet per definitie dé aanpak worden zodat het vervallen in lastige omstandigheden thuis, of het rotzooi trappen op straat tot het verleden gaat behoren? We kunnen de lat wat mij betreft niet hoog genoeg leggen. Ambitie is geen vies woord als het gaat om de toekomst van onze kinderen. Kansen geven door strak te zijn. Die twee lijnen er nu is. Een sluitende aanpak hoort er bij. Het zou goed zijn om de leerlingen die ambities oppakken via school, zaterdagschool en zomerschool ook directe kansen te bieden bij bedrijven waar contacten mee worden onderhouden in Den Haag en in de directe omgeving. Dát biedt die leerlingen een nog beter perspectief. In het algemeen is dat iets waar we breder over na moeten denken. Om mensen inzetbaar te houden, scholing in te bouwen in de arbeidsovereenkomst zodat hun kennis op peil blijft en werkgever en werknemer een wederzijdse aanspraak te laten organiseren. Van nazorg naar voorzorg zoals dat zo mooi heet. Dat geldt ook hier, binnen uw college. En daar hoort ook een einde aan de verkokering bij. En daar moet ook de overheid zichzelf een spiegel voorhouden. Op alle niveau’s. Gemeentelijk, provinciaal maar ook landelijk. Zeker als het gaat om het terrein van onderwijs/zorg en arbeid. De leerling en de werknemer centraal. Daar draait het mijn inziens om. Er zijn methoden. Dat leren we hier vandaag. Met concrete voorbeelden over situaties in Harlem New York. Wat opvalt is dat er doorzettingsvermogen nodig is en een structurele, langjarige aanpak. Het zal niet van vandaag op morgen plotseling allemaal anders zijn. Maar perspectief bieden, ambitie belonen, uitzicht bieden helpt. Het geeft vertrouwen en het verbindt.

Ook dat zie ik hier terug. Ik las ergens over uw college dat er ook sprake is van een bepaalde mentaliteit van het team. U hanteert strakke regels, duidelijkheid en orde. De leerlingen en de docenten gaan rustig met elkaar om en - ook opvallend en geen gemeengoed helaas in Nederland- de kantine – die mede door de leerlingen zelf wordt schoongehouden - is smetteloos schoon. Geen graffiti, geen rinkelde mobieltjes, geen vuiltje op de vloer en al helemaal geen bekertjes naast de prullenbak. Het kan dus heel goed. Laten we dat als inspirerend voorbeeld voor ogen houden ook voor andere wijken, steden, dorpen en scholen.

Ik wil afsluiten met een woord van dank aan onze gastheer, de heer (Kars) Veling. Het is goed hem hier te zien. Niet alleen laat hij mij en andere politici zien dat er leven na de politiek is, hij laat ook zien hoe veerkrachtig mensen met een echt onderwijshart zijn. Ik heb wel eens gehoord dat er scholen zijn waar leraren gillend weglopen, maar de heer Veling laat zien dat het onderwijs nog altijd iets is om je hart aan te verliezen: hij kwam uit het onderwijs en keerde terug naar het onderwijs.

Dank u.