Brief aan de Tweede Kamer over de eindtekst statuten Huis voor democratie en rechtsstaat
Met deze brief biedt de minister de eindtekst van de statuten voor de op te richten Stichting Huis voor democratie en rechtsstaat aan de Tweede kamer aan.
In vervolg op mijn brief van 16 november 2009 zend ik u hierbij, de overeenkomstig mijn brief van 28 oktober 2009[1], aangepaste eindtekst van de statuten voor de op te richten Stichting Huis voor democratie en rechtsstaat.
Over deze eindtekst en onderstaande toelichting bestaat overeenstemming met het bestuur van de fusiepartners (de Stichting Bezoekerscentrum Binnenhof - SBB, en de Stichting Instituut voor Publiek en Politiek - IPP).
1. Toelichting op de wijzigingen
De considerans is geactualiseerd door de vermelding van de desbetreffende kamerstukken.
De aanpassingen in de artikelen 1, 4.1, 8.1, 8.3 (nieuw) en 8.6 en 8.7 (nieuw) strekken tot uitwerking van de aan uw Kamer gedane toezegging omtrent het benoemen van een lid van de raad van toezicht dat het vertrouwen heeft van de ondernemingsraad.
De aanpassing van artikel 8.8 (voorheen 8.6) strekt ertoe uitwerking te geven aan de aan uw Kamer gedane toezegging om te bewerkstelligen dat de formele onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de raad van toezicht met het kamerlidmaatschap wordt geschrapt.
2. Vervolgproces raad van toezicht
Er vanuit gaande dat deze aangepaste statuten thans voldoende steun van uw Kamer hebben en aldus wordt ingestemd met het voorstel om overeenkomstig die statuten (in 2010) de Stichting Huis voor democratie en rechtsstaat op te richten, is de vervolgstap het starten van de werving van de leden van de Raad van Toezicht. Daarbij zal overeenkomstig deze aangepaste eindtekst van de statuten worden gewerkt.
Na de werving van een beoogd voorzitter van de raad van toezicht, zullen met deze beoogd voorzitter drie andere leden worden geworven op basis van een openbare wervingsprocedure. De beoogd voorzitter en een lid van de huidige raad van toezicht van het IPP zullen deel uitmaken van de selectiecommissie, die aan mij zal rapporteren over zowel de te spreken kandidaten als over de uiteindelijk te benoemen personen. De selectie en benoeming wordt bovendien afgestemd met de voor dit project ingestelde Stuurgroep. Over de uitkomst van deze procedure zal ik uw kamer informeren.
Het hanteren van de (gewijzigde) statuten brengt mee dat één van de leden van de raad van toezicht zal worden voorgedragen door de ondernemingsraad. In formele zin is er thans echter nog geen ondernemingsraad van het Huis. Van de beide fusiepartners IPP en SPP heeft uitsluitend het IPP een ondernemingsraad. Om toch zoveel mogelijk overeenkomstig de aangepaste statuten te werken, zal ik de ondernemingsraad van het IPP in de gelegenheid stellen om, zo mogelijk in overleg met een vertegenwoordiging van het personeel van SBB, een voordracht te doen. De ondernemingsraad zal zelf zijn eigen wervingsprocedure bepalen. De voordracht beschouw ik dan als bindend met overeenkomstige toepassing van artikel 8.3 van de statuten.
3. Overige vervolgstappen in het project
Behalve de oprichting van de nieuwe Stichting, inclusief de bemensing, zal binnenkort ook een besluit moeten worden genomen over de locatiekeuze. In mijn brief van 18 september 2009[2] informeerde ik u over het voornemen om de voorkeurslocatiekeuze binnen 2 maanden opnieuw aan de Stuurgroep voor te leggen. De verwachting is dat het gemeentebestuur van Den Haag voor het eind van het jaar de inzet van de gemeente zal vaststellen. Een volgende bijeenkomst van de Stuurgroep is gepland op 28 januari 2010. Ik hoop u daarna te kunnen informeren over de locatie en daarbij ook antwoord te geven op de resterende vragen ter zake van de locatiekeuze die zijn gesteld in het algemeen overleg van 1 oktober 2009 van ondergetekende met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit uw Kamer. Dit betreft een brief met nadere informatie over de voorkeurslocatie (inclusief informatie over de verbinding met het Binnenhof en over het opvragen van een dreigingsinschatting of -analyse met betrekking tot het gebouw), alsmede nadere informatie over de mogelijkheden van samenwerking met Nieuwspoort.
4. Rol van de Kamer in het verdere besluitvormingsproces
Het Huis zal voor een deel van de activiteiten altijd een relatie hebben met de Kamer, zowel met het instituut Tweede Kamer als zodanig, als met individuele kamerleden. Dat is nu bijvoorbeeld ook al het geval bij de bezoeken van scholieren aan het Binnenhof en bij de gesprekken met kamerleden die plaatsvinden in het kader van De Haagse Tribune, een programma dat nadrukkelijk een proeftuin is voor de activiteiten die het Huis zal ontplooien.
De beide kamers zullen, volgens de subsidieregeling voor het Huis, ook structureel betrokken zijn via hun instemmingsrecht ten aanzien van de activiteiten in het jaarplan die betrekking hebben op en plaatsvinden in hun gebouwen van het Binnenhofcomplex. [3]
Daarnaast zal uw Kamer ook op basis van het jaarverslag van het Huis, met gebruikmaking van de normale parlementaire controlemiddelen, zaken aan de orde kunnen stellen.
In deze opbouwfase is de betrokkenheid van de Kamer echter sterker. De Tweede Kamer als instituut is in deze fase betrokken via de Kamervoorzitter als lid van de Stuurgroep. In politieke zin heeft de Tweede Kamer, als politiek orgaan, daarnaast volledig de mogelijkheid om – via de gebruikelijke parlementaire bevoegdheden - de parlementaire controletaak uit te oefenen, waarbij de ministeriële verantwoordelijkheid het scharnierpunt vormt.
Tenslotte heeft de Tweede Kamer ook nog formeel een rol bij het mede vaststellen van het financiële kader voor dit project, waarbij rekening wordt gehouden met de structurele extra inzet van middelen vanaf 2012, zoals voorgesteld door het Presidium van de Kamer, waarover nog nader beraad door het Presidium en besluitvorming door de Kamer moet plaatsvinden. [4]
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst
[1] Zie: Kamerstukken II 2009/2010 31 475, nr. 9.
[2] Zie: Kamerstukken II 2009/2010, 31 475, nr. 8.
[3] Zie: Kamerstukken I/II 2008/2009, 31 475, A en nr. 6, blz. 5, 2e aandachtsstreepje.
[4] zie de nota naar aanleiding van het verslag inzake de Raming der voor de Tweede Kamer in 2010 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten, Kamerstukken II 2008/2009, 31 952, nr. 5, blz. 17-18.