Toezeggingen AO Zorgverzekeringswet
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Geachte voorzitter, Tijdens het algemeen overleg over de Zorgverzekeringswet op 2 juli 2009 heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de effectiviteit van de toetsingscriteria die samenhangen met preventie die het CVZ gaat hanteren bij de herbeoordeling van het pakket. Ook heb ik de toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomsten van het overleg met het CVZ over de Adviescommssie Pakket en de rol van de raad van bestuur.
Naar aanleiding van deze toezeggingen merk ik het volgende op.
a. Effectiviteit toetsingscriteria
Met betrekking tot de opname van het stoppen-met-rokenprogramma in het pakket van de verzekerde Zvw-prestaties heb ik aangekondigd dat de opname van deze preventieve interventie met ingang van 1 januari 2010 zou plaatsvinden, als daarvoor de financiële ruimte beschikbar zou zijn. Dat was niet het geval. Daarom zal deze opname nu op 1 januari 2011 plaatsvinden. Voor de vraag van de heer Zijlstra bij het algemeen overleg betekent dit dat de monitoring van de effecten van het stoppen met roken nog niet aan de orde is. De invoering is nu per 1 januari 2011 voorzien. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft er in zijn rapport Stoppen-met-rokenprogramma: te verzekeren zorg, van 21 april 2009, al op gewezen dat het voor de pakketbeheercyclus en voor de taken op dat terrein noodzakelijk is de effecten van het programma te monitoren. Het CVZ zal dat doen samen met de Nederlandse Zorgautoriteit. Daardoor worden de feitelijke ontwikkelingen in kaart gebracht, te weten de ontwikkelingen in de zorgvraag, het zorggebruik, waaronder het aantal stoppers, en het zorgaanbod.
Op deze wijze wordt zicht verkregen op de vraag of het stoppen-met-rokenprogramma effectief is in de ook door de heer Zijlstra beoogde zin. Uiteraard kan het CVZ dat pas doen nadat de de opname heeft plaatsgevonden.
b. Adviescommissie Pakket
Ik heb toegezegd dat de Kamer zo snel mogelijk zou worden geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met het CVZ over de Adviescommissie Pakket en de rol van de raad van bestuur.
Allereerst merk ik op dat artikel 59a van de Zorgverzekeringswet de verhouding tussen de Adviescommissie Pakket (ACP) en de raad van bestuur regelt. In artikel 59a is bepaald dat de leden van de raad van bestuur lid zijn van de ACP. Zowel de leden van de ACP als de raad van bestuur hadden aanvankelijk het gevoel dat de huidige wettelijke constructie, die immers vereist dat de leden van het CVZ lid zijn van de adviescommissie, een belemmering zou vormen voor de onafhankelijke advisering door de ACP.
Het overleg met het CVZ heeft tot de uitkomst geleid dat er op dit moment geen grond is om wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop de onderlinge verhouding tussen ACP en raad van bestuur in artikel 59a is geregeld.
Hoogachtend,
Welzijn en Sport, dr. A. Klink