Brief inzake het rapport over alcoholhoudende energiedrankjes
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Geachte Voorzitter, Bijgaand zend ik u, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, een reactie op de vragen gesteld tijdens het schriftelijk overleg n.a.v. de brief van 11 september 2009 inzake het rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit over alcoholhoudende energiedrankjes (27 565, nr. 95)
Hoogachtend,
Welzijn en Sport, dr. A. Klink
Reactie van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, op de vragen gesteld tijdens het schriftelijk overleg n.a.v. de brief van 11 september 2009 inzake het Rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit over alcoholhoudende energiedrankjes (27 565, nr. 95).
De fracties van CDA en SGP vragen naar de relatie tussen energiedrank en probleemgedrag.
De VWA vond in de literatuur enkele Amerikaanse onderzoeken bij studenten die suggereren dat er een positieve relatie is tussen de consumptie van energiedranken en probleemgedrag (het niet gebruiken van de veiligheidsgordel, marihuanagebruik, vechten, het nemen van seksuele risico’s). Dit hoeft echter niet te betekenen dat probleemgedrag wordt veroorzaakt door het gebruik van energiedrankjes. Het zou ook zo kunnen zijn dat er door probleemgroepen méér energiedrankjes worden gedronken dan door groepen zonder problemen. Dat het geconstateerde probleemgedrag derhalve meer een uiting is van een bepaald leef- en consumptiepatroon. De door de VWA gevonden literatuur is daarover onvoldoende duidelijk.
De leden van de CDA en de SGP-fracties hebben vragen over de risico’s van inname van alcoholhoudende energiedrankjes en van energiedrankjes in combinatie met alcohol. Is er voldoende empirisch onderzoek gedaan?
Uit het rapport van de VWA is op te maken dat er risico’s verbonden zijn aan de inname van alcoholhoudende energiedrankjes en energiedrankjes in combinatie met alcohol. In elk geval kan de alcohol in die mixdrankjes het drinken ervan riskant maken. Of, en zo ja in hoeverre er kans is op schade als gevolg van de consumptie van alcohol, is sterk afhankelijk van de gebruiker (jong/oud, man/vrouw), van de wijze waarop wordt gedronken (snel/langzaam, met/zonder maaltijd) en van de hoeveelheid alcohol die de gebruiker binnen een bepaalde tijd tot zich neemt.
Uit het VWA-rapport blijkt ook dat nog onvoldoende onderzocht is of het mixen van energiedrankjes met alcohol tot hogere alcoholconsumptie en derhalve tot meer alcoholschade leidt. De VWA stelt voorzichtig dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijk vaker als gevolg van energiedrankjes alcoholgerelateerde consequenties optreden. Het lijkt verstandig de literatuur op dit punt zorgvuldig te blijven volgen.
Op de vraag van de CDA-fractie of er voldoende empirisch onderzoek gedaan is naar de schadelijke effecten van alcoholhoudende energiedrankjes en het combineren van energiedrankjes met alcohol kunnen wij slechts antwoorden dat dat niet het geval lijkt te zijn.
De leden van de CDA-, de PvdA- en de SGP-fractie vragen waarom de suggestie van de VWA niet is overgenomen om de problemen van het gebruik van deze mixdrankjes te inventariseren. Wij hebben hier niet voor gekozen omdat onderzoek naar het brede scala van ernstige en minder ernstige nadelige effecten moeilijk uitvoerbaar en derhalve kostbaar is. Dan zou immers gekeken moeten worden naar mogelijke (verkeers)ongevallen, agressie-delicten, lichamelijke problemen, schooluitval, problemen thuis etc.
Wèl worden naar aanleiding van de motie Van Gent (Kamerstuk 27 565, nr. 87) de circa 400 ziekenhuisopnames van jongeren met een alcoholvergiftiging tussen 2007 en 2009 nader geanalyseerd. Deze analyse zal ook ingaan op de soort genuttigde drank direct voorafgaande aan de ziekenhuisopname en kan derhalve inzicht geven in de omvang van het aantal alcoholintoxicaties als gevolg van het gebruik van energiedranken met alcohol. Deze nadere analyse zal einde van dit jaar gereed zijn. Het rapport zal u dan zo snel mogelijk worden toegezonden.
Als uit deze analyse duidelijk wordt dat het gebruik van alcoholhoudende energiedrankjes (kant-en-klaar of zelf gemixt) naar verhouding vaak leidt tot ernstige alcoholvergiftigingen, of als uit de internationale wetenschappelijke literatuur naar voren zou komen dat er door het gebruik van deze dranken vaker alcoholgerelateerde problemen ontstaan, zou overwogen kunnen worden toch een breder onderzoek te starten. In elk geval is er in de VWS-begroting 2010 geen budget opgenomen voor een brede inventarisatie van de mogelijke nadelige gevolgen van het gebruik van energiedranken en alcohol.
De fractie van het CDA vraagt naar de voorlichting aan jongeren over alcoholhoudende energiedrankjes.
Het Trimbos-instituut ontvangt rechtstreeks van de rijksoverheid en via ZONMw subsidie voor de uitvoering van alcoholvoorlichtingscampagnes en schoolprojecten gericht op jongeren.
Op de speciale website van het Trimbos-instituut (www.alcoholinfo.nl ) wordt summier ingegaan op de mogelijke risico’s van het mixen van energiedrankjes met alcohol. Wij zijn gaarne bereid met dit instituut te bespreken of er aanleiding is de informatie op dit punt aan te passen.
De leden van de CDA- en van de SGP-fractie vragen naar de mogelijkheid van waarschuwingsteksten op energiedrankjes.
Recent is een brief aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 27 565, nr. 94) waarin is toegelicht waarom het kabinet op dit moment niet voornemens is over te gaan tot invoering van waarschuwende etikettering op alcoholhoudende dranken. Het belangrijkste argument is dat wetenschappelijk niet is aangetoond dat waarschuwingsteksten op alcoholhoudende dranken tot gedragsverandering leiden. Het ontbreken van relevante onderzoeksresultaten op dit punt betekent ons inziens ook dat het nu niet aan de orde is om op Europees niveau de discussie op gang te brengen over waarschuwingsteksten op energiedrankjes.
De leden van de PvdA-fractie willen weten waarop de stelling dat er geen indicatie is dat de inname van alcoholhoudende energiedrankjes een omvangrijk probleem vormt, gebaseerd is.
De stelling dat het gebruik van alcoholhoudende energiedrankjes niet omvangrijk is, is gebaseerd op het ontbreken van signalen dat deze producten op grote schaal worden geconsumeerd.
Het Productschap Dranken en de STIVA geven, desgevraagd, aan nauwelijks verkoop van kant-en-klare mixen van energiedrankjes en alcohol te zien en daar ook geen meldingen van te krijgen. Er zijn wel signalen dat energiedrankjes met alcohol (meestal wodka) worden gemengd. Er is geen zicht op de omvang van het gebruik van zelfgemixte dranken.
De leden van de fracties van de PvdA en de SGP vragen waarom producenten van alcoholhoudende energiedrankjes niet gevraagd worden om veiligheidsdossiers of om vrijwillige etikettering.
Er is geen wettelijk kader om producenten te vragen om veiligheidsdossiers. Op vrijwillige basis zou dat natuurlijk wel kunnen. De producenten zouden ook uit eigener beweging kunnen besluiten over te gaan tot waarschuwende teksten op de etiketten. Mocht er regelgeving nodig zijn, dan geven wij de voorkeur aan een EU-brede aanpak.
De VVD fractie vraagt aandacht voor de handhaving van de regelgeving met betrekking tot jongeren onder de 16 jaar.
Op 18 juli 2009 is een voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 32 022, nr. 2). In dat wetsvoorstel is onder meer decentralisatie van het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Drank- en Horecawet opgenomen.
De regering verwacht dat decentralisatie van het toezicht zal leiden tot een efficiënter en meer gerichte inzet van het toezicht op de bepaling dat het niet is toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken aan jongeren beneden de 16 jaar.
Tot slot vragen de leden van de SGP-fractie te beargumenteren waarom de uitkomsten van dit onderzoek geen aanleiding zijn om nadere maatregelen aan te kondigen. Zij vragen wanneer dat wel kan.
Overheidsingrijpen is ons inziens aan de orde als de gezondheid of het welzijn van jongeren in het geding is en er zich geen oplossing aandient vanuit de private sector. Daarbij dient dan gekeken te worden naar zowel de omvang als naar de ernst van de problematiek. Grote risico’s voor individuele jongeren kunnen dus zeker een motief zijn om maatregelen te nemen. Dat er van grote risico’s sprake is dient dan overigens wel duidelijk aangetoond te zijn. Daarvan is ons inziens thans nog geen sprake. Daarnaast is er vanzelfsprekend een autonome verantwoordelijkheid van de producent en de verstrekker van deze drankjes en van de jonge gebruiker zelf en zijn of haar ouders.