Antwoorden op kamervragen van Leijten over de desastreuze gevolgen bij branden in bejaardentehuizen en ziekenhuizen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ/K-U-2964439 24 november 2009
Geachte voorzitter, Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten (SP) over de desastreuze gevolgen bij branden in bejaardentehuizen en ziekenhuizen (2009Z18995).

Hoogachtend,

de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker
Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Leijten over de desastreuze gevolgen bij branden in bejaardentehuizen en ziekenhuizen (2009Z18995).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het feit dat een deel van de patiënten in bejaardentehuizen en ziekenhuizen niet kunnen worden geëvacueerd?

Antwoord 1

Een instelling waar cliënten verblijven die bij een calamiteit niet geëvacueerd kunnen worden, vind ik niet aanvaardbaar.

Vraag 2

Wat is uw reactie op het feit dat in 31% van de ziekenhuizen en in 36% van de bejaardentehuizen niet iedereen kan wegkomen?

Antwoord 2

Uit de rapportage van de Brandwondenstichting blijkt dat bij een aantal instellingen “het ontruimen” nog geen gemeengoed is. Ik betreur dat. Maar ik zie ook dat er een behoorlijk aantal instellingen is die brandveiligheid serieus nemen en wel jaarlijkse ontruimings¬oefeningen houden om de brandveiligheid in de voorziening in de praktijk te oefenen.
De bestuurder van de instelling is primair verantwoordelijk voor een brandveilige omgeving binnen de instelling. Om die verantwoordelijkheid ook waar te kunnen maken ondersteun ik de instellingen daarbij zoveel mogelijk. Ik heb u hierover via het Actieprogramma Brandveiligheid geïnformeerd. In 2009 heb ik de volgende instrumenten laten ontwikkelen:

  • een brandveiligheidsmatrix; een instrument waarmee instellingen op een objectieve wijze hun brand(on)veiligheid in kaart kunnen brengen. TNO Centrum Zorg en Bouw, als ontwikkelaar van dit model, ondersteunt in 2009/10 de instellingen kosteloos bij het “invullen” van dit model;
  • e-learning instrumenten voor het onderwijs (ROC) en de bedrijfshulp-verlening;
  • samen met de koepelorganisaties (LOC) van cliëntenraden in de zorg is een handboek opgesteld voor de cliëntenraden, dat hen ondersteunt bij het bevragen van de bestuurder naar de mate van brandveiligheid bij de instelling;
  • Het jaar 2009 heb ik afgesloten met een beurs Brandveiligheid in de zorg die op 4 en 5 november is gehouden. Deze interactieve beurs besteedde vooral aandacht aan de brandveiligheid voor, tijdens en na de brand. Bedrijven en keurmerken lieten zien hoe een brandveilige organisatie er uit kan zien en wat daar voor gedaan moet worden.

Deze instrumenten bieden de bestuurder de mogelijkheid brandonveilige situaties bij zijn instelling snel in kaart te brengen en vervolgens daarvoor de geëigende maatregelen voor te nemen.

Vraag 3

Bent u van mening dat het zeer onwenselijk is dat vluchtwegen ontbreken of dat vluchtroutes niet bekend zijn bij de medewerkers, zeker omdat hierover in juni 2007 al afspraken over zijn gemaakt door het ministerie van VROM.

Antwoord 3

In de antwoorden op Kamervragen van leden Kant en De Wit d.d. 30 oktober 2006 waar u naar verwijst bij uw vraagstelling wordt geen melding gedaan van aanvullende afspraken over vluchtwegen of vluchtroutes. Afspraken over vluchtwegen zijn vastgelegd in Bouwbesluit 2003 en het Gebruikersbesluit Brandveilig gebruik bouwwerken. Zoals ik eerder opmerkte, vind ik een instelling waar cliënten verblijven die bij een calamiteit niet geëvacueerd kunnen worden niet aanvaardbaar.

Vraag 4

Hoe verklaart u dat reeds in 2004 rondom de veiligheid van de patiënten, bewoners en medewerkers een systematiek (project: “Sneller beter”) is ontwikkeld, maar het implementatietraject nog niet heeft geleid tot de gewenste resultaten, namelijk veiligheid voor patiënten, bewoners en medewerkers?

Antwoord 4

Het project Sneller Beter is een landelijk kwaliteitsprogramma om de zorg in ziekenhuizen veiliger, efficiënter en patiënt gerichter te maken. Dit programma richt zich niet op de brand(on)veiligheid waarover u vragen stelt.

Vraag 5

Hoe verklaart u dat in de sector verpleging en verzorging aandacht is geschonken aan de scholing met als doel de zorgmedewerkers te scholen als bedrijfshulpverlener maar dit niet heeft geleid tot de gewenste resultaten, namelijk veiligheid voor patiënten, bewoners en medewerkers?

Vraag 6

Wat is uw reactie op het feit dat het geactualiseerde Brandveiligheidsconcept Gezondheidszorggebouwen (2007) niet heeft geleid tot een veiligheid van patiënten, bewoners en medewerkers?

Antwoord 5 en 6

Een brand(on)veilige instelling wordt door een combinatie van factoren bepaald. Het onderzoek van de Brandwondenstichting heeft die factoren niet in beeld gebracht. Door mij gevraagd geeft de Brandwondenstichting dan ook aan dat op basis van deze quick scan geen uitspraken over brand(on)veiligheid kunnen worden gedaan.
Een brandveilige omgeving in de zorg vind ik erg belangrijk. Eerder heb ik uw Kamer aangegeven een vinger aan de pols te houden. Overeenkomstig de toezegging aan uw Kamer (TK 2008-2009, 26956, nr. 53) zullen de samen¬werkende rijksinspecties (de VROM-Inspectie, Inspectie Gezondheidszorg, Arbeidsinspectie) in 2010 inspecties uitvoeren. Hierbij zal vooral worden ingegaan op de situaties waar de meeste risico’s zijn. Dit zowel op het terrein van de bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit als de BHV-organisaties en andere organisatorische maatregelen.

Vraag 7

Wat is uw reactie op het feit dat bijna een vijfde van de basisscholen en een kwart van de crèches niet oefenen, en van ziekenhuizen en zorgcentra zelfs maar de helft oefent?

Vraag 8

Bent u van mening dat in de situatie waarbij mensen aanwezig zijn die zelf niet kunnen ontsnappen uit de zorgcentra er voldoende geschoolde medewerkers aanwezig moeten zijn? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen?

Vraag 9

Bent u van mening dat door te weinig personeel niet iedereen tijdig het pand kan verlaten, wat leidt tot desastreuze gevolgen bij branden in zorg- en welzijns-instellingen, dit een zeer onwenselijke situatie.

Antwoord 7, 8 en 9

Zoals ik eerder opmerkte is de bestuurder van de instelling primair verantwoordelijk voor een brandveilige omgeving bij zijn instelling. Daarbij hoort ook het geregeld oefenen. Ik vind dat deze bestuurder alles in het werk moet stellen dat veiligheid goed is geregeld. Ik ondersteun de instelling daarbij zoveel mogelijk. Voor mijn bijdrage verwijs ik u naar wat ik u hiervoor heb gemeld.