Nieuwe wet dwingt tot nadenken over fixatie
‘Gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen in de zorg mag alleen als aller, aller laatste mogelijkheid worden gebruikt, als er geen alternatieven voor handen zijn. Dat vergt een andere manier van denken door zorgverleners.’ Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens het congres Zorg voor vrijheid, de volgende stap.
Dames en heren,
Het is hartverwarmend om te zien hoe groot ook dit jaar weer de opkomst is voor dit congres. Dat maakt duidelijk dat u zich met z’n allen wilt inzetten om het aantal vrijheidbeperkende maatregelen fors terug te brengen. Vorig jaar was dit congres, dat net als nu is georganiseerd door de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de aftrap om de landelijke strijd aan te gaan tegen vrijheidsbeperkende maatregelen.
Dat heeft inmiddels al aardig wat opgeleverd. Er is door cliëntenorganisaties, beroepsorganisaties, koepels en de Inspectie een intentieverklaring ondertekend en momenteel wordt er hard gewerkt aan een Plan van Aanpak. En ook in de praktijk zijn successen geboekt. Dankzij projecten als Maatregelen op maat, Ban de Band en Exbelt is het gebruik van fixatiematerialen afgenomen. Het onderwerp komt steeds hoger op de agenda te staan!
We kunnen dus vaststellen dat we op de goede weg zijn. Maar er is meer nodig.
De weg die we hebben ingeslagen moet door iedereen gevolgd gaan worden. Bovendien moet het geen tijdelijke weg zijn, maar eentje die stevig gefundeerd is. Om dat te bereiken besteed ik ook in mijn beleid veel aandacht aan het tot een minimum beperken van vrijheidsbeperkende maatregelen.
Mijn beleid steunt op drie pijlers.
Allereerst wil ik, onder meer via het programma Zorg voor Beter, een cultuurverandering bereiken bij de mensen op de werkvloer. Zij moeten leren na te denken over de verschillende mogelijkheden die hen ter beschikking staan en niet automatisch gebruik maken van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het uitgangspunt moet zijn: eerst alle mogelijkheden overwegen en pas als blijkt dat geen enkel alternatief toereikend is, gebruik maken van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het mag alleen als aller, aller laatste mogelijkheid worden gebruikt.
Deze manier van denken, deze cultuur, is het meest doorslaggevend als het gaat om het toepassen van vrijheidsbeperkingen. En niet, zoals ik geregeld hoor, de werkdruk. Er zijn immers voor de meeste situaties voldoende alternatieven voor handen. Bijvoorbeeld: iemand met dementie die vaak valt, hoef je ’s nachts niet te fixeren. Je kunt hem of haar ook in een laag bed leggen. Het gebruik van belmatjes is een ander alternatief, dat inmiddels zo is ingeburgerd dat het eigenlijk de standaard zou moeten zijn. Kortom, met de nodige creativiteit is veel mogelijk. En er is ook al veel bedacht en uitgetest. Het is belangrijk om van elkaar te leren, ook van collega-instellingen.
Daarmee kom ik automatisch bij mijn tweede pijler: het toezicht door de inspectie. Ik vind het erg belangrijk dat dat toezicht niet alleen repressief is. Dus niet alleen straffen als er iets niet volgens het boekje is verlopen. De inspectie moet ook kijken naar instellingen die het al goed doen. Daar is de inspectie al mee bezig en inmiddels is een lijst aangelegd van goede voorbeelden. Maak daar gebruik van, wil ik tegen iedereen zeggen!
Dan kom ik bij mijn derde pijler: wetgeving. Daar wil ik wat langer bij stil staan. U weet dat ik werk aan de nieuwe Wet zorg en dwang. Een enorm ingewikkelde klus, omdat daarin ethische, juridische en zorginhoudelijke onderdelen met elkaar verenigd moeten worden. U begrijpt het misschien al: dan doe je het nooit goed! De jurist vindt dat er geen open normen in mogen zitten, de ethicus vindt dat de normen niet open genoeg zijn, en de zorgverlener zoekt naar de vertaling met de praktijk.
Het wetsvoorstel ligt inmiddels in de Tweede Kamer; de parlementaire behandeling is gestart. Daardoor is er al het een en ander bekend over de inhoud van deze wet en ik begrijp dat er mensen zijn, misschien wel onder u, die er vraagtekens bij plaatsen. Vraagtekens omdat u wellicht denkt: wordt het door de nieuwe wet juist niet makkelijker voor vrijheidsbeperkende maatregelen? Ik kan u gerust stellen, dat is absoluut niet het geval. Ik zal het u uitleggen.
De reikwijdte van de wet is uitgebreid. In de huidige wet Bopz staat dat vrijheidsbeperkende maatregelen alléén in aangemerkte instellingen is toegestaan. In de nieuwe wet is hier de extramurale zorg aan toegevoegd. Deze uitbreiding lijkt op een versoepeling, want vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen straks dus ook worden opgelegd buiten de huidige, aangemerkte zorginstellingen. Maar als je naar de eisen van de wet kijkt, zie je dat het een aanscherping is in plaats van een versoepeling. De eisen zijn namelijk strenger dan in de huidige wet en gelden voor iedere zorgsituatie. Wat ik met uitbreiding van de reikwijdte van de wet wil voorkomen is dat mensen, waarvoor een vrijheidsbeperkende maatregel soms écht de enige oplossing is, ook nog eens naar een instelling moeten verhuizen.
Ik wil een cliëntvolgend systeem. Daarmee voorkom ik dat mensen tegen hun zin moeten verhuizen. En dus inboeten aan kwaliteit van leven. Daarnaast is de wet vooral bedoeld om het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen af te remmen. Dat gebeurt niet door strakke regels op te stellen, in de trant van: dit mag wel en dit mag niet.
Ik ben me er volledig van bewust dat zorgverlenen mensenwerk is en je geen honderd procent scherpe afbakeningen kunt maken. Wat voor de ene persoon geldt, kan bij iemand anders geheel anders zijn. Een gemiddelde bestaat niet.
Als je verkeersregels opstelt, kun je makkelijk zeggen: als het verkeerslicht op rood staat moet u stoppen; staat het op groen, dan mag u doorrijden. Maar in de zorg zijn de kleurverschillen niet zo helder. Daar lopen rood en groen nog al eens in elkaar over, omdat zorg op individuen gericht is en niet op de grote massa. Kortom: de wet biedt geen scherpe criteria waarbinnen zorgverleners moeten werken. Maar de wet stimuleert zorgverleners na te denken over alternatieve behandelmethoden. De wet vraagt om een zorgplan, waarin staat welke alternatieven je kunt gebruiken voordat je de laatste strohalm pakt: vrijheidsbeperkende maatregelen.
En ik begrijp dat er omstandigheden zijn, waarvoor geen alternatieven voor handen zijn. Een voorbeeld. Als iemand met een ernstige verstandelijke beperking erg agressief wordt tijdens het verschonen, kan een vorm van fixatie soms de enige oplossing zijn. Ik zeg bewust een vorm van fixatie. Want bij de eisen voor onvrijwillige zorg hoort dat je kiest voor het minst ingrijpende alternatief. De wet biedt het kader, maar de oplossing ligt in de praktijk; in bewustzijn en in anders werken.
Dames en heren, ik ga afsluiten. Na mij komt nog een aantal interessante sprekers en vanmiddag zijn er verschillende workshops. Ik hoop dat u er aan het eind van de dag bewust van bent dat vrijheidsbeperkende maatregelen een noodmaatregels zijn. Een maatregel die we bovendien moeten zien te vermijden. Er moet eerst gekeken worden naar de alternatieven en die zijn er meestal ook. Mijn beleid en ook de nieuwe Wet Zorg en dwang zijn daar op gericht. Ik hoop uw werk ook!
Ik wens u veel succes.