Kamervragen Omtzigt De Pater- van der Meer en Cramer
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u mijn antwoorden aan op de vragen van de leden van de Tweede Kamer, de heer Omtzigt, mevrouw De Pater-van der Meer en de heer Cramer.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën
mr. drs. J.C. de Jager
Vragen van de leden Omtzigt, De Pater-van der Meer (beiden CDA) en Cramer (ChristenUnie) aan de staatssecretaris van Financiën over het artikel "Fiscus ontziet prostituees". (Ingezonden 18 december 2008)
1
Kent u het artikel "Fiscus ontziet prostituees" en het artikel uit belastingvakblad Fiscaal up to Date waarnaar in dit artikel wordt verwezen? 1)
Antwoord
Ja
2
Is het waar dat de fiscus in juni middels een vaststellingsovereenkomst afspraken met alle bedrijven en belangengroepen in de seksindustrie heeft gemaakt waardoor prostituees 20 procent van hun loon belastingvrij krijgen uitbetaald, terwijl deze korting voor beroepskosten voor andere werknemers sinds 2001 is gestopt en de kosten die ze maken voor kleding, speciaal ondergoed, schoonheidsbehandelingen en make-up eerder al door de Hoge Raad zijn uitgesloten van belastingaftrek? Zo ja, deelt u de mening dat dit een zeer royale overeenkomst is?
Antwoord
De Belastingdienst heeft naar zijn eigen oordeel de feiten en omstandigheden beoordeeld en binnen de vigerende wet- en regelgeving een vaststellingsovereenkomst gesloten. Kernpunt van die vaststellingsovereenkomst is dat exploitant en de in de vraag genoemde groep gebruik maken van artikel 4, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964. Daarmee vallen zij onder het regime van de loonbelasting (LB) - eerst was dit resultaat uit overige werkzaamheden of winst uit onderneming - en zij kunnen derhalve van alle mogelijkheden die de LB biedt gebruik maken. Een van de mogelijkheden in de LB is het geven van onbelaste vergoedingen, daar waar de werknemer ook kosten heeft gemaakt. Aftrek van kosten is daarbij overigens niet aan de orde. Kleding is uitgesloten van aftrek in de winstsfeer en kan evenmin in de loonsfeer vrij vergoed worden, tenzij sprake is van werkkleding. In het arrest HR 18 april 2008, nr. 41475, waar de leden kennelijk op doelen, heeft de belanghebbende, die haar inkomsten als resultaat uit een werkzaamheid (artikel 3.94 Wet IB 2001) genoot, niet aannemelijk gemaakt dat de door haar voor het werk aangeschafte kleding als werkkleding kon worden aangemerkt. Daarmee was aftrek in dat geval op grond van artikel 3.16, vijfde lid, Wet IB 2001 niet mogelijk.
3
Op welke beleidsregel is deze vaststellingsovereenkomst gebaseerd en waar is deze gepubliceerd? Kunt u de vaststellingsovereenkomst aan de Kamer doen toekomen? Hoe verhoudt een en ander zich tot art. 15a, lid 1, sub b, Wet op de Loonbelasting 1964 junto art. 24 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001?
Antwoord
De vaststellingsovereenkomst is gebaseerd op wet- en regelgeving waaraan de inspecteur de feiten en omstandigheden toetst. De toetreders tot de vaststellingsovereenkomst passen op eigen verzoek het loonbelastingregime toe. Hiermee ontstaat duidelijkheid voor alle partijen. De periode voordat de vaststellingsovereenkomst was gesloten was er veel onduidelijkheid. Waar de Belastingdienst na controle inhoudingsplicht voor de loonheffing en afdrachtplicht voor de omzetbelasting stelde, leidde dat steevast tot moeizame procedures over wat voor arbeidsrelatie er nu daadwerkelijk bestond. Het overleg heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst met een voorwaardenpakket. Onderdeel van het voorwaardenpakket is de mogelijkheid een, door de inspecteur te beoordelen, onbelaste kostenvergoeding toe te kennen. Op basis van daadwerkelijk gebleken ervaringscijfers heeft de inspecteur de vergoedingsregeling in het overleg met de branche besproken en zijn de wettelijke mogelijkheden en beperkingen toegepast. Kosten van gangbare kleding en van persoonlijke verzorging zijn daarbij als niet vrij vergoedbaar aangemerkt. De vaststellingsovereenkomst is bijgevoegd.
4
Voorziet genoemde vaststellingsovereenkomst in een opzegging van de overeenkomst indien deze niet rechtsgeldig is? Bent u voornemens de vaststellingsovereenkomst om genoemde reden op te zeggen? Zo ja, verbindt deze vaststellingsovereenkomst gevolgen aan een opzegging om genoemde reden en welke?
Antwoord
In artikel 5, derde lid en in artikel 6 zijn opzeggingsmogelijkheden voorzien. De Belastingdienst zal de vinger aan de pols houden om te bezien of blijvend aan de voorwaarden zal worden voldaan.
5
Betekent deze afspraak dat ook andere werknemers, zoals bijvoorbeeld leden van een orkest die beroepshalve in gepaste kleding moeten verschijnen, een korting voor beroepskosten mogen aftrekken? Indien dit niet het geval is, hoe verhoudt dit zich tot het gelijkheidsbeginsel?
Antwoord
Er is geen sprake van aftrek van beroepskosten in het onderhavige geval. Zie verder de beantwoording op de vragen 2 en 3.
6
Kunt u met het oog op de werkingsduur van de vaststellingsovereenkomst deze vragen binnen 14 dagen beantwoorden?
Antwoord
Het is niet mogelijk gebleken de vragen binnen twee weken te beantwoorden.
1) De Telegraaf, 17 december 2008