Brief aan de Tweede Kamer over bijzondere beloningen Rijk

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg met de vaste commissie van Binnen-landse Zaken en Koninkrijksrelaties op 11 november jl. zend ik u hierbij in een bijlage nadere gegevens over bijzondere beloningen bij het Rijk. Het betreft een aanvulling op de gegevens in het Sociaal Jaarverslag 2008.

Het onderwerp bijzondere beloning is eerder aan de orde geweest in het Algemeen Overleg van 12 december 2007 en het wetgevingsoverleg van 11 juni 2008.

Toelichting op de gegevens

In het Sociaal Jaarverslag Rijk wordt jaarlijks gerapporteerd over bijzondere of bewuste beloning (TK 31 701, nr. 25). Het gaat daarbij om toeslagen die aan een ambtenaar of een groep ambtenaren kunnen worden toegekend in de vorm van een eenmalige of periodieke toeslag op het salaris op grond van artikel 22a van het BBRA.

Tot bijzondere beloning worden niet gerekend de reguliere verhogingen van het maandsalaris.

Redenen voor een toeslag kunnen onder meer zijn:

  • het leveren van een buitengewone inspanning of het boeken van een opvallend resultaat;
  • arbeidsmarktoverwegingen: het kunnen aantrekken of behouden van personeel voor moeilijk te vervullen functies;
  • functiegebonden overwegingen, zoals bijzondere afbreukrisico’s.

De specifieke motiveringen voor het toekennen van toeslagen worden niet vastgelegd in het salarissysteem. Ze zijn wel opgenomen in de individuele dossiers.

Het Sociaal Jaarverslag geeft elk jaar voor het Rijk als geheel het aandeel bijzondere beloningen naar schaal weer. Het betreft per schaalcategorie het percentage medewerkers aan wie een toeslag is toegekend (eenmalige en periodieke toeslagen bij elkaar).

In de bijlage bij deze brief is van die cijfers een nadere uitsplitsing gemaakt naar ministeries en naar eenmalige en periodieke toeslagen afzonderlijk.

Af te lezen is dat de verdeling van toeslagen naar schaal niet gelijkmatig is, ook niet bij uitsplitsing naar soort toeslag, maar dat zich wel verschillen tussen de ministeries voordoen. Die differentiatie is er ook in het toepassen van eenmalige dan wel periodieke toeslagen.

De uiteenlopende verdeling naar schaal is eerder in de Sociale Jaarverslagen gesignaleerd. Daarbij is aangehaald de arbeidsmarktsituatie in de collectieve sector, in het bijzonder ten aanzien van hoger opgeleiden. Sinds het rapport van de commissie van Rijn is er bewust beleid geweest om via de beloning iets te doen aan de achterstand van die groep ten opzichte van de marktsector. Departementen hebben daarbij het instrument toeslagen ingezet.

Los van de verdeling is tot slot een relevant feit dat 85% van de toeslagen eenmalig is en de gemiddelde hoogte daarvan euro 1260.

Beleid

In de verschillende overleggen heb ik aangegeven de verdeling van de bijzondere beloning een punt van zorg te vinden. Zoals toegezegd heb ik het onder de aan-dacht gebracht van de top van de ministeries.

Inmiddels plaatst ook het huidige economische en maatschappelijke klimaat de bijzondere beloningen in een ander licht. Het kabinet wil op het moment een terughoudend beleid voeren ten aanzien van de eenmalige toeslagen.

In deze context heb ik aangegeven dat, zoveel als mogelijk gezien reeds gemaakte afspraken, het volgende richtgetal te hanteren is: per schaalcategorie wordt aan maximaal 25% van de medewerkers een eenmalige toeslag toegekend.

Naar aanleiding hiervan heeft het overleg van secretarissen-generaal recentelijk deze beleidslijn als volgt uitgewerkt:

  • dit jaar worden aan de leden van de Topmanagementgroep geen eenmalige toeslagen toegekend, tenzij er sprake is van uitzonderlijke situaties;
  • de sobere lijn ten aanzien van bijzondere beloningen wordt doorgetrokken naar het overige rijkspersoneel in combinatie met het verkleinen van de verschillen in de verdeling van toeslagen naar salarisschaal;
  • bij toepassing van eenmalige toeslagen wordt als uitgangspunt genomen per schaalcategorie aan maximaal 25% van de medewerkers een eenmalige toeslag toe te kennen, die hooguit één maandsalaris kan bedragen.

Voor 2009 zal deze lijn worden nagestreefd met inachtneming van verplichtingen die reeds zijn aangegaan ten aanzien van medewerkers en medezeggenschap.

Voor 2010 zal een inmiddels gestarte interdepartementale werkgroep een praktische richtlijn uitwerken. Daarbij zal de rol van medezeggenschap en/of departementaal overleg worden betrokken.

In de departementale jaarverslagen en het Sociaal Jaarverslag Rijk zal de ontwikkeling en verdeling van bijzondere beloningen worden gerapporteerd.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst