Kwart bevolking treft voorbereidingen voor ramp of noodsituatie
Een kwart van de bevolking heeft zich voorbereid op een ramp of een noodsituatie. Meestal door het in huis halen of hebben van praktische gebruiksvoorwerpen (waxinelichtjes, gereedschap, een zaklamp en een EHBO-doos) of met een noodvoorraad voeding en water. Een meerderheid (63 procent) vindt het belangrijk artikelen voor een noodsituatie te hebben, en heeft ook al veel van deze spullen voor algemeen gebruik in huis. Belangrijke dingen die in de meeste huishoudens nog ontbreken zijn warmhouddekens (37 procent), een radio met batterijen (36 procent) en lucifers in waterdichte verpakking (19 procent). Mannen beschikken vaker over deze spullen dan vrouwen.
Dit blijkt uit onderzoek in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door de onderzoeksbureaus ISIZ en Stadspeil in Amsterdam. Het onderzoek vond plaats rond de campagne ‘Denk Vooruit’, waarmee het ministerie mensen ervan bewust wil maken dat ook in ons land rampen en noodsituaties kunnen voorkomen en dat voorbereiding nuttig is.
De meeste mensen denken dat de kans om getroffen te worden door een ziektegolf het grootst is (27 procent vindt dit risico tamelijk of zeer groot), gevolgd door het vrijkomen van gevaarlijke stoffen (14 procent), een ernstig verkeersongeval (12 procent) en een grote brand (12 procent). De kans dat ze te maken krijgen met ordeverstoringen, een overstroming, extreem weer of een langdurige uitval van stroom, gas of water, schatten de meeste mensen laag in (6 à 8 procent). Slechts 2 à 3 procent van de mensen vindt de kans op een terroristische aanslag of kernramp tamelijk of zeer groot.
De ingeschatte kans staat los van waar mensen bang voor zijn. Het bangst (25 procent) zijn mensen om in een grote brand terecht te komen. Daarna komen de angst voor het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, een aanslag en een kernramp (allemaal 10 procent). Voor een ziektegolf of griepepidemie is slechts 6 procent echt bang, terwijl zij de kans hierop wel het hoogste inschatten.
In geval van nood verwacht men van de overheid vooral snelle en adequate afhandeling van de situatie (64 procent) en goede voorlichting (21 procent). Telefonische bereikbaarheid van de overheid scoort slechts 4 procent.
Overige resultaten:
- Mannen zetten in een noodsituatie eerder radio of tv aan dan vrouwen.
- Meer dan de helft van de bevolking zegt in geval van nood als eerste familieleden in veiligheid te zullen brengen. Mannen (75 procent) zouden vaker de veiligheid van hun gezinsleden proberen te waarborgen dan vrouwen (58 procent). Vrouwen denken relatief vaak als eerste aan hun huisdieren.
- Mensen bellen in geval van nood als eerste hun partner, gevolgd door de kinderen en de ouders.
- Het overgrote deel van de bevolking denkt dat de kans op een noodsituatie het grootst is in grote steden (70 procent), gevolgd door 16 procent die denkt dat die kans aan de kust het grootst is. Toch hebben mensen geen voorkeur om in het geval van een noodsituatie in een stad, dorp of een plaats buiten de bebouwde kom te zijn. Men voelt zich dus niet uitgesproken veiliger in een stad of in een dorp.
Vooral langs een spoorlijn waar gevaarlijke stoffen vervoerd worden, in de buurt van een kerncentrale en op de snelweg verwacht men sneller in een noodsituatie terecht te komen.