Vragen van het lid Van Dijck (PVV)
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-GeneraalPostbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 26 oktober 2009
Betreft DB09-632 vragen van het lid Van Dijck (PVV)
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Dijck (PVV) over het bericht dat Nederland 16 miljard euro aan belasting misloopt.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
J.C. de Jager
Vragen van het lid Tony van Dijck (PVV) aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht dat Nederland 16 miljard euro aan belasting misloopt (ingezonden 20 oktober 2009, nr. 2009Z19293)
1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Nederlandse fiscus miljarden misloopt, doordat hier gevestigde multinationale bedrijven weinig belasting betalen?
Antwoord
Ja.
2
Deelt u de mening dat de introductie Wet ‘werken aan winst’ niet had mogen leiden tot belastingontwijking door multinationals?
Antwoord
De kerngedachte van de Wet werken aan winst was het verbeteren van het vestigingsklimaat van Nederland door middel van tariefverlaging, waarbij de kosten daarvan voornamelijk werden gefinancierd door middel van grondslagverbreding bij het bedrijfsleven. Er is naar mijn mening geen verband te leggen tussen dat wetsvoorstel en belastingontwijking.
3
Kunt u een overzicht presenteren waarin wordt weergegeven hoeveel belasting de multinationals in Nederland aan Nederlandse vennootschapsbelasting jaarlijks betalen?
Antwoord
In feite is elke onderneming die in Nederland en in één of meerdere andere landen een vestiging heeft een multinational. Dit kunnen relatief kleine bedrijven zijn, maar ook zeer grote multinationals met vestigingen in tientallen landen. Daarnaast kunnen de Nederlandse activiteiten van een multinational ten opzichte van de buitenlandse activiteiten beperkt zijn of juist zeer groot; die verhouding is niet bekend. De door multinationals betaalde vennootschapsbelasting zegt dus niets over de druk op hun Nederlandse activiteiten. Overigens is niet bekend welke ondernemingen (uiteindelijk) een buitenlandse moedermaatschappij hebben.
Verder is niet duidelijk of ook wordt gevraagd naar individueel herleidbare gegevens. Voor zover dit het geval is, kan worden opgemerkt dat deze informatie onder de geheimhoudingsplicht valt.
4
Kunt u aangeven hoeveel belastingconvenanten er zijn afgesloten met de 20 grootste bedrijven in Nederland en hoeveel belastinginkomsten de Nederlandse Staat hierdoor misloopt?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik naar mijn brief van heden met mijn reactie op de Zembla-uitzending over Nederland als belastingparadijs.
5
Is het uitgangspunt bij de Wet ‘werken aan winst’ niet altijd geweest het vestigingsklimaat voor ondernemingen te verbeteren in plaats van belasting te ontwijken?
Antwoord
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 2.
6
Bent u bekend met het feit dat hoogleraren die de overheid adviseren met fiscale wetgeving tevens werkzaam zijn als belastingadviseurs voor multinationals? Kunt u een overzicht geven van deze geraadpleegde experts en hun “dubbelfuncties”?
Antwoord
Bij het maken van goede wet- en regelgeving is het belangrijk om breed in beeld te krijgen welke belangen in het geding zijn en wat de gevolgen van eventuele alternatieven zijn. In dat kader vindt regelmatig overleg plaats met de wetenschap, ondernemingen en belastingadviseurs, waarbij zij – vanuit hun achtergrond – hun visie mogen geven. Zij zijn echter niet verantwoordelijk voor de uiteindelijke afweging en vormgeving van de wet– en regelgeving. In die zin is dus geen sprake van dubbelfuncties. En bij de weging van hun inbreng door mij, en daar ga ik vanuit ook door Uw Kamer, zal uiteraard de achtergrond van degene die het punt naar voren brengt een rol kunnen spelen.
7
Bent u bereid de wet aan te passen zodat dergelijke ontwijkconstructies niet meer kunnen?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik naar mijn eerdergenoemde brief.
8
Bent u bereid de wet aan te passen, zodat dubbelfuncties als belastingadviseurs voor het bedrijfsleven en adviseur voor fiscale wetgeving niet meer kunnen bestaan?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 6.