Speech van staatssecretaris Dijksma bij de kwaliteitsconferentie Po in Maarssen op 18 november 2009
Dames en heren,
Goed dat u vandaag weer met zo velen naar deze kwaliteitsconferentie bent gekomen. Die grote opkomst bewijst dat taal, rekenen en opbrengstgericht werken bij iedereen op het netvlies staan. En dat u nog steeds wil leren van elkaar om op uw school uw leerlingen zo goed mogelijk te laten presteren.
Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: taal en rekenen staan aan de basis van ieders verdere schoolloopbaan. Zo kun je pas een andere taal leren, als je weet hoe je eigen taal in elkaar zit: als je begrijpt hoe een zin is opgebouwd en hoe je die kunt ontleden.
Met opbrengstgericht werken heb je als school, als team, een aanpak tot je beschikking om uit elke leerling te halen wat erin zit. Uit èlke leerling, dat wil zeggen: ongeacht zijn of haar sociaal-economische achtergrond.
Die achtergrond is al te vaak bepalend geweest voor schooladviezen. Slimme kinderen uit arbeidersmilieus werden bijna standaard naar de mavo verwezen. Dan was je in de buurt al een studiebol, dus hoger grijpen gaf geen pas.
Die lage verwachtingen zien we vandaag de dag nòg. Het idee dat een dubbeltje nooit een kwartje kan worden zit kennelijk diep in onze volksaard. We zien dat die overtuiging kinderen klein houdt: in gebieden met relatief veel zwakke scholen zien we dat onderschatting van talent nog altijd een probleem is.
Dames en heren,
Daar zit nu precies mijn passie voor opbrengstgericht werken: je kunt kinderen letterlijk tot hun recht laten komen. Omdat het draait om hun talenten, hun mogelijkheden, hun capaciteiten. En alleen maar daar om!
Misschien mag ik het een keer op zijn sociaal-democratisch zeggen: omdat onderwijs dat zó is vormgegeven bijdraagt aan wat ze vroeger verheffing noemden. Tegenwoordig noemen we dat emancipatie.
Dames en heren,
De afgelopen tijd hebben we alle hens aan dek geroepen voor taal en rekenen en opbrengstgericht werken. U bent daar enthousiast en voortvarend mee aan de slag gegaan - en blijft dat de komende tijd doen. Dat moet ook, dat wil ik ook, en ik zal u daarin blijven steunen. Maar waarom is dit nu zo ontzettend belangrijk? Wat is nu de waarde van onderwijs voor individuele kinderen, voor de samenleving? Onderwijs is zoals gezegd de sleutel tot emancipatie. Onderwijs gaat over meedoen aan de samenleving. Of, zoals het sinds 2005 in de kerndoelen staat: over democratisch burgerschap.
Vorige week, tijdens de onderwijsbegroting, kwam Martin Bosma van de PVV met het voorstel alle scholen te verplichten de Nederlandse vlag te hijsen en het volkslied te zingen.
Hij deed dat op zijn PVV's, dus met de bedoeling, anderen op de kast te jagen. Wat ruimschoots lukte. Want Nederlanders en vlagvertoon - dat ligt altijd een beetje moeilijk. Dat zweemt naar nationalisme, zeggen we al gauw.
Maar als we dat hijsen van de vlag nu eens buiten beschouwing laten en de vlag als symbool bekijken - dan staat die toch voor gedeelde waarden, normen, instituties en geschiedenis? En dan is het toch heel normaal om te vinden dat dat alles moet worden uitgedragen in het Nederlandse onderwijs? En daar bent u toch ook dagelijks mee bezig?
Wij hebben immers genoeg om te koesteren! De vrijheid van meningsuiting, de gelijkheid van man en vrouw - dat zijn verworvenheden die het waard zijn om door te geven aan onze kinderen. Dat heeft toch niks met nationalisme te maken?
Als Nederland zijn we kampioen diversiteit. Kijk maar naar het grote aantal politieke partijen dat vanouds de Tweede Kamer bevolkt. En denk maar aan de vele stromingen binnen het protestantisme. Verscheidenheid is ons niet vreemd. Maar ze is de afgelopen decennia enorm toegenomen. Op de eerste plaats door de komst van grote groepen immigranten. Op de tweede plaats door de toegenomen individuele keuzevrijheid.
Met zo veel verschillen in overtuigingen en opvattingen en steeds meer mensen die het devies van Jacobse en van Es, 'Samen voor ons eigen', lijken te omarmen, is de roep om waarden en normen luider gaan klinken. Meer precies nog: de vraag wie we nou eigenlijk zijn, wat ons samen bindt.
Het antwoord daarop is eenvoudig: we wonen in Nederland en maken deel uit van deze samenleving. En natuurlijk moet de school op de eerste plaats een veilige plek zijn, waar je leert rekenen, lezen en schrijven. Zonder die stevige basis kom je niet verder. Maar op school leer je ook wat het betekent een burger te zijn van dit land. Wat er zo waardevol aan is. Bijvoorbeeld dat je mag geloven wat je wil - maar dat anderen daar ook kritiek op mogen leveren. En dat de rechtstaat er voor iedereen is - en dat die daarom zwaarder weegt dan enige geloofsopvatting.
Ik wil maar zeggen: de vlag hoeft niet uit, maar belangrijke waarden als vrijheid en gelijkheid mogen hoog in het vaandel geschreven worden. En moeten nageleefd worden. Op school moet je mogen zijn wie je bent. In die zin is de school niet alleen de plek die fysieke veiligheid biedt; ook de geestelijke vrijheid dient er te worden beschermd.
Op àlle scholen zeg ik daarbij. Ook de islamitische en streng christelijke. Als kinderen daar bijvoorbeeld te horen krijgen dat het niet goed is om vrienden te zijn met mensen die niet gelovig zijn, dan kan dat niet door de beugel. In zo'n setting kan van opvoeden tot geïntegreerd burgerschap natuurlijk niets terechtkomen.
Toch is dat, wat we in deze tijd hard nodig hebben. Daarom is het overgrote deel van onze scholen daar flink mee aan de slag. Daarom is burgerschap voor de inspectie zo'n zwaarwegend onderwerp van onderzoek. Daarom moet het toezicht op de naleving van het kerndoel burgerschap en sociale integratie verder worden aangescherpt. En passen we eventueel bekostigingssancties toe, bij scholen die er op dat gebied een potje van maken en zich maar niet weten te verbeteren.
Ik hoop dat u mijn mening deelt dat burgerschap samen met taal en rekenen op het erepodium van scholen hoort. Omdat je, om uit te kunnen groeien tot een mondige burger, die respectvol met andere mensen omgaat, zowel een stevige kennis- als een stevige burgerbasis nodig hebt.
Dames en heren,
Ik ga naar het slot van mijn verhaal.
Hoewel ik veel nadruk leg op het belang van burgerschap, houdt dat geen nieuwe opdracht voor het onderwijs in. Hoe u op uw school vormgeeft aan burgerschap, dat is aan ù. U kunt dat binnen de school doen of kiezen voor een bezoek aan de Tweede Kamer, of straks, aan het Nationaal Historisch Museum, of het Huis van de Democratie.
Maar burgerschap is ook en vooral een kwestie van doen. Wat dat betreft hebben we, misschien zonder het ons te beseffen, al enorme vorderingen gemaakt.
Onlangs las ik het boek van mijn partijgenoot Khadija Arib, Couscous op zondag. Daarin beschrijft zij hoe zij als 15-jarig meisje vanuit Cassablanca in Rotterdam-Noord terechtkwam. Een van de dingen die mij het meest troffen, is haar verhaal over het grote aantal thuiszittende meisjes. Meisjes die niet naar school gingen, omdat ze thuis moesten helpen bij de zorg in het huishouden. Daar was een verklaring van de leerplichtambtenaar voor nodig. Die werden ruimschoots verstrekt. Het begrip voor de moeilijke omstandigheden van de ouders was groot.
Maar met al dat begrip werden die meisjes maar mooi klein gehouden. Met een beetje meer burgerschap, of misschien wel burgermoed, hadden die ambtenaren voor die meisjes moeten kiezen. Voor hun ontplooiing, hun verheffing, hun emancipatie. Al was het maar omdat die slecht geletterde meisjes later zelf weer moeders werden.
Gelukkig ligt die tijd - een en ander speelde zich af in de jaren zeventig - ver achter ons. Niet alleen in jaren, maar ook in mentaliteit. Dat leerplichtige Marokkaanse meisjes gewoon naar school moeten, daaraan twijfelt niemand meer.
Zelf maken ze ondertussen gretig gebruik van hun leerrechten. Hun aantallen in de collegebanken groeien gestaag.
Die positieve ontwikkeling mag ons echter niet blind maken voor het harde feit, dat er nog steeds allochtone meisjes zijn die worden klein gehouden door hun vaders, broers of neven. Soms met harde hand.
Daarom moet de school een haven zijn van geestelijke vrijheid en fysieke veiligheid, waar alle kinderen leren omgaan met conflicten, leren omgaan met groepsdruk en leren omgaan met elkaar. Ook vormgeven aan 'de maatschappij dat zijn wij' en das wat anders dan 'samen voor ons eigen' - blijft een burgerschapsideaal, om levend te houden.
Met taal en rekenen, opbrengstgericht werken en burgerschap hebt u alles in huis om alles uit uw leerlingen te halen wat erin zit. Zodat ze later als goed opgeleide, sociaal vaardige en geëmancipeerde burgers vorm kunnen geven aan ons land.
Dank u wel.