Omzetbelasting. Vrijstelling; jeugdzorg

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven en beleidsbesluiten

Besluit van 27 mei 2009, nr. CPP 2009/865M, Stcrt. nr. 105

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.


Dit besluit bevat een goedkeuring voor de toepassing van de vrijstelling van omzetbelasting voor ondernemers die zich bezighouden met jeugdzorg.

Er bestaat een vrijstelling van omzetbelasting voor stichtingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wet op de jeugdzorg en zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet op de jeugdzorg. Stichtingen die een bureau jeugdzorg in stand houden vallen onder artikel 1, onderdeel f, van de Wet op de jeugdzorg. Met de zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet op de jeugdzorg wordt bedoeld de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die jeugdzorg verleent waarop aanspraak bestaat op grond van die wet. De vrijstelling is gebaseerd op artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 en onderdeel b, punt 30, van Bijlage B behorende bij artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. Voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling is dat deze stichtingen en zorgaanbieders geen winst beogen.

De leveringen en diensten van ondernemers die winst beogen, zoals natuurlijke personen, vallen niet onder deze vrijstelling. Ik heb echter het voornemen in dit verband de voorwaarde te schrappen dat geen winst mag worden beoogd. Het verlenen van jeugdzorg door stichtingen en zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, onderdelen f en g, van de Wet op de jeugdzorg is dan steeds vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting. Daarbij zal ook worden bepaald dat de vrijstelling ook van toepassing is voor het in het kader van de vrijgestelde jeugdzorg verstrekken van spijzen en dranken. Daarom keur ik het volgende goed vooruitlopend op de wijziging van Bijlage B, behorende bij het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968.

Goedkeuring

Onder de volgende voorwaarde keur ik goed dat zijn vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting de leveringen en diensten die als zodanig worden verricht door stichtingen en zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, onderdelen f en g, van de Wet op de jeugdzorg. Hierbij is niet van belang of daarmee winst wordt beoogd of niet. Deze goedkeuring is ook van toepassing op het door bedoelde stichtingen en zorgaanbieders in het kader van de vrijgestelde jeugdzorg verstrekken van spijzen en dranken.

Voorwaarde

Voor deze goedkeuring geldt de volgende voorwaarde:
De ondernemers die gebruik maken van de goedkeuring aanvaarden alle uit een vrijstelling voortvloeiende omzetbelastinggevolgen (bijvoorbeeld het ontbreken van een recht op aftrek van omzetbelasting voor de vrijgestelde activiteiten).

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 mei 2009.

De staatssecretaris van Financiën,
mr.drs. J.C. de Jager.