De Jager wijzigt werkkostenregeling
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: AFP/ 2009/681
Betreft: Werkkostenregeling
Geachte voorzitter,
Maandag 2 november vindt het eerste deel van het wetgevingsoverleg plaats over het Belastingplan 2010 c.a. Met deze brief wil ik u graag voorafgaand aan dit overleg nader informeren over een onderdeel daaruit namelijk de werkkostenregeling.
Allereerst wil ik ingaan op enkele hardnekkige onjuistheden die her en der blijven opduiken in de berichtgevingen over de nieuwe werkkostenregeling. Er wordt gesteld dat de fiets van de zaak en fitnessregeling zullen verdwijnen. Door de nieuwe werkkostenregeling wordt het juist veel simpeler om als vrije vergoeding een fiets te verstrekken of bedrijfsfitness aan te bieden. Voor de fiets geldt momenteel bijvoorbeeld een maximaal bedrag van € 749, een apart bedrag voor accessoires van € 82, de eis dat op minimaal 50% van de woon-werkverkeerdagen wordt gefietst en er de voorgaande twee jaar geen fiets is vergoed of verstrekt. Deze voor de werkgevers en werknemers ingewikkelde, en voor de Belastingdienst moeilijk te controleren, eisen komen UallemaalU te vervallen. Het staat werkgevers dan bijvoorbeeld vrij om notoire autorijders te verleiden een dagje met de fiets te gaan of om bijvoorbeeld een duurdere elektrische fiets aan te bieden. Overigens blijft het voor werkgevers mogelijk om het werkelijke gebruik van de fiets direct te bevorderen door hun werknemers 19 €cent per fietskilometer onbelast te verstrekken, ook voor woon-werkkilometers, dit komt dan bovenop de vrij te vergoeden fiets binnen het forfait. Voor de bedrijfsfitness vervallen eveneens de aanvullende eisen zoals omtrent één bepaald aangewezen fitnesscentrum en de overeenkomst die de werkgever daarmee moet hebben. Het staat werknemers en werkgevers bij invoering van de werkkostenregeling geheel vrij om afspraken over fitness te maken, de werknemer kan bijvoorbeeld het fitnesscentrum in zijn buurt kiezen in de nieuwe situatie en is niet meer aangewezen op een beperkte selectie van centra waar de werkgever een overeenkomst mee heeft. Voor wat betreft de fruitmand en rouwkrans zou de berichtgeving helaas als “onzinnig” betiteld kunnen worden. Deze posten vormden geen loon en zullen ook in de nieuwe situatie geen loon vormen, ze nemen dan ook geen forfaitaire ruimte in. Tevens kan nog benadrukt worden dat de fiscale behandeling van posten die een vrijwel geheel zakelijk karakter hebben zoals reis- en verblijfkosten en scholingskosten niet wijzigt, deze vallen buiten het forfait. Ook wil ik benadrukken dat er posten zijn, zoals bijvoorbeeld mobiele telefoons, arbovoorzieningen en laptops, die bij zakelijk gebruik op nihil gewaardeerd blijven.
Met de werkkostenregeling zullen vanaf 2011 een groot aantal regels rondom de vergoedingen en verstrekkingen in de loonsfeer verdwijnen. Het wordt mogelijk om een vast percentage van de loonsom per bedrijf onbelast te vergoeden en te verstrekken. Werkgevers hoeven niet meer op individuele basis de vergoedingen en verstrekkingen te toetsen waardoor deze veel flexibeler kunnen worden toegepast: voortaan kan uitsluitend volstaan worden met verantwoording op werkgeversniveau. De werkkostenregeling levert een forse administratieve lastenverlichting op voor bedrijven en een besparing op de uitvoeringskosten. Aangezien het een versimpeling betreft van de regelgeving zal het tevens een vergroving zijn, het algehele forfait zal voor het ene bedrijf toereikend zijn terwijl een ander bedrijf eraan tekort komt en daardoor geconfronteerd kan worden met de eindheffing.
Ik constateer dat het principe van de werkkostenregeling zelf op brede steun kan rekenen, ook bij werkgevers. Het probleem wordt echter gevormd door de overgang ernaartoe en de onduidelijkheid die er bestaat over de terechte eis van macrolasten neutraliteit. In deze brief wil ik hierin een toezegging doen en die duidelijkheid scheppen. Zoals hierboven al aangeven zullen er op microniveau winnaars en verliezers zijn vooral in de eerste pakweg twee of drie jaar. Ik wil aan de gevoeligheden die dit oplevert tegemoet komen door voor de jaren 2011, 2012 en 2013 werkgevers de mogelijkheid te bieden om jaarlijks te kiezen voor het huidige regime van vergoedingen en verstrekkingen.
Tevens zeg ik toe naar aanleiding van overleg met VNO/NCW en MKB-Nederland dat naast de outplacementkosten, waarvan in de nota naar aanleiding van het verslag al gemeld is dat deze kosten niet onder het forfait vallen, tevens alle verhuiskosten en het rentevoordeel van door de werkgever verstrekte hypothecaire leningen van het forfait worden uitgezonderd. De reden hiervan is dat dit doorgaans hoge bedragen zijn die relatief weinig voorkomen zodat bij onderbrenging in het forfait bedrijven die deze kosten maken onevenredig geraakt zouden worden. In de bijlage treft u een niet limitatieve opsomming van de behandeling van de vergoedingen en verstrekkingen binnen en buiten de werkkostenregeling vanaf 2011 waarin bovenstaande toezeggingen zijn verwerkt, dit betreft een update van de tabel in de nota naar aanleiding van het verslag. Op basis van de nieuwe inzichten en rekening houdend met de diverse kosten die ofwel in het forfait zitten (al of niet met een specifieke (nihil) waardering) of buiten het forfait worden gehouden zal het forfait in de structurele situatie 1,40% bedragen mede omdat de outplacementkosten, verhuiskosten en rentevoordeel van hypothecaire leningen uit het forfait zijn gehaald. Ter financiering van het keuzeregime voor de jaren 2011, 2012 en 2013 zal voor bedrijven die geen gebruik maken van de werkkostenregeling een plafond voor personeelreizen en personeelsfeesten van € 454 per werknemer per jaar gelden, dit betreft het tijdelijke herstel van de grens zoals deze tot en met 2006 van toepassing was. In de wet zal tevens een bepaling worden opgenomen waarmee voorafgaand aan het jaar van structurele invoering (2014) het gebruik van de werkkostenregeling geëvalueerd wordt. Hierbij zal ook de lastenneutraliteit worden getoetst.
Bovenstaande wijzigingen zullen vandaag in een nota van wijziging van de Fiscale Vereenvoudigingswet 2010 worden opgenomen.
Hoogachtend,
De staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager