Toespraak minister Ter Horst op Veiligheidscongres 2009
Dames en heren,
Hoewel de heer Schoof dat vanmorgen al heeft gedaan wil ik beginnen met een kort woord van welkom.
Goed dat u met zovelen gekomen bent. Daarmee geeft u aan dat we samen bezig zijn met het verbeteren van de veiligheid.
Werken aan veiligheid is uiteraard niet iets wat we alleen in Nederland doen: we doen dat samen met andere landen, onder meer in het verband van de Europese Unie en met onze directe buren bij grensoverschrijdende samenwerking. En we kunnen altijd veel van elkaar leren. Het verheugt mij dan ook zeer dat u vanmorgen al heeft kunnen luisteren naar twee prominente sprekers, de heren Livingstone en Van Laarhoven.
Mr. Livingstone and Mr. Van Laarhoven, a warm welcome to this meeting. Thank you for sharing your experiences with us. We want to learn from best practices in other countries and you showed us a great number. We also want to eliminate the blockades for cross-border co-operation, your interventions will help me to achieve this. I now continue in Dutch.
Dames en heren,
Als je aan Nederlanders vraagt over welke onderwerpen ze zich het meest zorgen maken dan staat veiligheid altijd hoog op de lijstjes. Begrijpelijk, want veiligheid ís een van de basisvoorwaarden voor een leefbaar bestaan. Maar als veiligheid zo hoog scoort, zegt dat ook iets over de overheid in haar rol van waarborger van veiligheid. Dat moet u en mij te denken geven. Immers, we zitten hier met een zaal vol mensen die zich dagelijks inzetten voor de veiligheid.
Gelukkig laten de cijfers zien dat ons werk niet voor niks is. De feiten zijn dat in 2006 nog één op de drie mensen slachtoffer was van een misdrijf. In 2009 was dit één op de vier. Het aantal geweldsdelicten is met 14,5 % gedaald ten opzichte van 2006. En bij het verminderen van vermogensdelicten en fietsendiefstallen hebben we onze kabinetsdoelstellingen al gehaald.
Toch vinden we die resultaten niet of nauwelijks terug in de beleving van mensen. In het bevolkingsonderzoek 21 minuten.nl van 2006 plaatsten mensen criminaliteit op de derde plaats van zorgpunten en in 2009 op de eerste plaats. Dat roept bij mij een aantal vragen op: doen we wel genoeg? Doen we de juiste dingen? En maken we voldoende zichtbaar wat we doen en bereiken?
Om met het eerste te beginnen: de resultaten laten zien dat we op de meeste terreinen op de goede weg zijn. Maar op sommige punten schieten we nog te kort. Eén daarvan is het bestrijden van overlast en verloedering.
Juist dit punt is van belang omdat het gaat om zaken die mensen in hun directe omgeving merken. Of het nu gaat om hangjongeren, vernielingen, graffiti of zwerfvuil: het zijn zaken waarmee mensen in bepaalde wijken dagelijks worden geconfronteerd en die zeer bepalend zijn voor het gevoel van onveiligheid. Bovendien is bekend dat de aanwezigheid van zwerfvuil andere en zwaardere vormen van verloedering en criminaliteit aantrekt. Zonder te overdrijven kun je stellen dat we met de aanpak van rotzooi de basis leggen voor een veiliger buurt. Veertig gemeenten hebben met een manifest onderstreept dat hier winst te boeken is. Ze hebben concrete maatregelen benoemd op het gebied van overlast en verloedering en het kabinet heeft hiervoor 150 miljoen vrijgemaakt.
In datzelfde manifest hebben we met elkaar afgesproken dat we ons aansluiten bij de week Nederland Schoon in het voorjaar. Dat is de week van 15 tot 20 maart die afsluit met de landelijke opschoondag.
Ook daarmee laten we zien dat het ons ernst is.
Daarom zullen ook de medewerkers van mijn ministerie zich in die week op tal van plaatsen inzetten om Nederland schoner te krijgen en daarmee veiliger. Ik roep ook u en andere organisaties op om die week de handen uit de mouwen te steken.
De vraag of we genoeg doen, wordt ook regelmatig in verband gebracht met de sterkte van de politie. Het beeld ontstaat dat we het met steeds minder politie moeten doen. Het tegendeel is waar!
Het budget van de politie is in zes jaar gegroeid met 1,2 miljard. De politiesterkte is sinds 2005 met 1800 medewerkers toegenomen. En ja, ook de politie ontkomt de komende jaren niet aan bezuinigingen, vooral door de afgesloten CAO. Maar als we dat slim doen – door beter samen te werken tussen de korpsen – ben ik ervan overtuigd dat we straks eerder meer dan minder blauw op straat kunnen hebben.
Bij de tweede vraag – of we de goede dingen doen – kijk ik vooral naar de rolverdeling tussen het rijk en de andere partijen. Het rijk zorgt voor de instrumenten, op lokaal niveau vindt de uitvoering plaats. Uitgangspunt is een centrale rol voor de partij die het dichtst bij de burgers en de lokale problemen staat: de gemeente. Die moet de regie in handen nemen op het gebied van lokale veiligheid.
Om dit bestuurlijk te verankeren gaat binnenkort het wetsvoorstel regierol gemeenten naar de Tweede Kamer. Heel bewust geven we in die wet een cruciale rol aan gemeenteraden. De raad stelt periodiek, op basis van een veiligheidsanalyse, een integraal veiligheidsplan vast. Daarin staan de inspanningen van de gemeente, maar ook van andere partijen, zoals de politie, de woningbouwcorporaties en het jeugdwerk. Het college van B&W heeft de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het plan.
Ook krijgt de burgemeester bevoegdheden om partijen rond de tafel te roepen als bijvoorbeeld de overlast in een buurt te groot wordt of als de problemen rond een risicojongere de pan uit rijzen.
De wet maakt de rollen en verantwoordelijkheden duidelijker en geeft een stimulans aan het lokale debat over veiligheid.
Dat lokale debat – met die centrale rol voor de lokale volksvertegenwoordiging – is nodig om te kunnen bepalen of we ook de goede dingen doen. Vanuit die lokale praktijk moeten de vragen en initiatieven komen. Initiatieven die we vanuit het rijk blijven ondersteunen waar dit nodig is, met expertise, wettelijke instrumenten en soms ook met geld.
Recente voorbeelden zijn Culemborg en Roermond. Ik weet dat gemeenten het niet prettig vinden om genoemd te worden als gemeenten waar problemen zijn met Marokkaanse-Nederlandse jongeren. Maar ik hoop dat u me vergeeft dat ik het toch doe.
Ik vind het belangrijk dat u die problemen niet wegstopt maar benoemt. Dat getuigt van lef en daardoor ontstaat ruimte voor hulp, bijvoorbeeld van andere gemeenten die eerder met dat bijltje hebben gehakt. Of van ons praktijkteam waarin expertise op dit gebied is gebundeld. Dat team heet niet voor niets zo; het gaat echt om praktische hulp. In Culemborg en Roermond weten ze nu wat dit betekent.
Ander voorbeeld is de strijd tegen alcoholmisbruik door jongeren. Dertig procent van de gemeenten heeft te maken met commerciële en niet-commerciële drank-keten. Gemeenten beschikken niet altijd over de bestuurlijke-juridische kennis en ervaring om díe keten die in strijd zijn met de wet, effectief te sluiten.
Vandaar dat we dit najaar een handreiking presenteren met alle relevante regelgeving en tips voor een aanpak. Niet alleen voor gemeenten maar ook voor ouders, want we kunnen hen nog beter aanspreken op hun verantwoordelijkheid om het alcoholmisbruik terug te dringen. Een bekend gegeven is dat kinderen ongeveer drie keer zoveel drinken als hun ouders denken dat ze doen. Ik geef het u maar mee.
Nog een voorbeeld: we gaan u ook helpen bij de strijd tegen graffiti, een moeilijk uit te bannen vorm van vandalisme, die verloedering in de hand werkt.
Het Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid heeft op mijn verzoek een toolkit samengesteld die u helpt bij een integrale aanpak: preventie, opsporing en repressie. Die toolkit is vanaf vandaag beschikbaar.
Dat brengt me bij de derde vraag: maken we voldoende zichtbaar wat we doen en bereiken? Ik denk dat we op dat punt te kort schieten. Veiligheid is meer dan alleen het feitelijk verbeteren van de situatie. Juist bij veiligheid gaat het ook om subjectieve aspecten, gevoelens van mensen. Veiligheid is daarom ook communicatie. Het is: zichtbaar zijn in de praktijk en mensen aanspreken en betrekken.
We moeten daarbij onderscheiden wat effectief is en wat niet. In een onderzoek naar de veiligheidsbeleving hebben we dit op een rij laten zetten.
Niet effectief is het alleen maar communiceren over veiligheid door bestuurders.
Wel effectief zijn activiteiten van de uitvoerders zelf. De zichtbare inzet van agenten, buurtcoaches en gemeentereinigers, maar bijvoorbeeld ook barpersoneel of leraren, hebben het meeste effect op de veiligheidsbeleving. In het werken aan veiligheid zelf zit dus de krachtigste boodschap!
Daar zal dan ook het accent op moeten liggen. Ik voeg daar nog een dimensie aan toe en dat is de participatie van mensen zelf. Uit een recente enquête van het bureau Trendbox bleek dat 82% van de ondervraagde mensen een eigen verantwoordelijkheid ziet in de aanpak van misdaad en overlast. 86% vindt dat ze te weinig wordt betrokken bij die aanpak.
Willen we toe naar een merkbare veiligheid dan ligt hier in mijn ogen een open kans. We kunnen mensen directer aanspreken op hun eigen rol en verantwoordelijkheid. Dat gaan we doen op landelijk niveau. Op 23 november start een landelijke campagne met als slogan: ‘Meer veiligheid op straat. Heb je zelf in de hand.’ Met deze campagne doen we een beroep op iedereen die getuige is van geweld tegen medewerkers met een publieke taak en van agressie tijdens de jaarwisseling. De campagne maakt mensen bewust van wat ze zelf kunnen doen.
Die boodschap is echter alleen geloofwaardig als de gemeente, de politie en andere werkgevers in de publieke sector ook duidelijk maken wat ze zélf doen aan deze problemen. Want we kunnen en moeten mensen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid.
Maar daarbij mag niet het beeld ontstaan, dat we zelf onze verantwoordelijkheid ontlopen. Zorg daarom voor zichtbaarheid in de dagelijkse uitvoering. “Werk in uitvoering”; het thema van dit congres is geen toeval, daar ligt de sleutel voor meer veiligheid.
Ik rond af. In veel opzichten gaat het dankzij uw inzet met veiligheid de goede kant op. De inzet voor 2010 moet volgens mij tweeledig zijn:
- een forse schep er bovenop bij het tegengaan van overlast en verloedering
- zorgen dat we de uitvoering en de resultaten daarvan beter zichtbaar te maken,
Met die inzet moet het ons lukken ervoor te zorgen dat niet alleen de statistieken de goede kant op gaan, maar dat mensen zich ook daadwerkelijk veiliger gaan voelen. Laten we ons daarvoor gezamenlijk inzetten.