Antwoorden op kamervragen van Agema en Fritsma over het bericht dat kritiek op de islam kan leiden tot minder orgaandonaties door moslims

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT-K-U 2965187 4 november 2009
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Agema en Fritsma (PVV) over het bericht dat kritiek op de islam kan leiden tot minder orgaandonaties door moslims (Ingezonden 19 oktober).

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Agema en Fritsma over het bericht dat kritiek op de islam kan leiden tot minder orgaandonaties door moslims (Ingezonden 19 oktober).

Vraag 1

Waarom hebt u op vraag 2 en 3 andere antwoorden gegeven dan de twee concrete vragen die wij stelden?

Vraag 2

Deelt u de mening dat doordat u niet klip en klaar stelt dat het ronduit verwerpelijk is om te suggereren dat kritiek op de islam door niet-moslims kan leiden tot een afnemende bereidheid van moslims om orgaandonor te worden, u de verdenking op laat dat u dat helemaal niet verwerpelijk vindt? Hoe gaat u dit beeld herstellen?

Als de heer Mohammed Ghaly meldt dat een aantal moslims afziet van orgaandonatie vanwege het feit dat men zich, gegeven de kritiek op hun gemeenschap, maar moeilijk met behoeftigen in Nederland kan vereenzelvigen, dan betreur ik dat zeer. Het gegeven dat men het kennelijk zo ervaart kan ik bezwaarlijk ontkennen. In die zin moet ik mij daarbij neerleggen, hoezeer ik die opvatting ook betreur.
Uiteraard besef ik dat een dergelijke uitkomst niet de bedoeling is van degenen die scherp of soms zeer scherp aan de wind varen in het integratiedebat. Om die reden zou ik de orgaandonatie dan ook liever niet willen belasten met de vraagstukken die spelen bij de integratiediscussie. Dat verklaart ook de door u geconstateerde terughoudendheid bij de beantwoording van uw eerdere vragen.