Brief aan de Tweede Kamer over AIVD onderzoek naar schending staatsgeheimen
In navolging van de regeling van werkzaamheden d.d. 13 oktober jl. informeer ik u over het onderzoek van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) ten gevolge van een publicatie van het dagblad De Telegraaf op 28 maart 2009. Op basis van de inhoud van de publicatie, die sterke gelijkenis vertoonde met een Stg. geheim gerubriceerde interne AIVD notitie, ontstond direct het ernstige vermoeden dat er sprake was van een lek bij de AIVD. Het betrof daarbij hoog gerubriceerde staatsgeheime informatie. Naar aanleiding hiervan heeft de AIVD een onderzoek uitgevoerd.
Gelet op de reactie van uw Kamer naar aanleiding van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam inzake het onderhavige onderzoek en de belangen die terzake aan de orde zijn, hecht ik er ten zeerste aan om met de Kamer stil te staan bij deze uitzonderlijke situatie. Bedacht dient wel te worden dat er op dit moment nog diverse aan de zaak gerelateerde juridische procedures lopen. Gegeven deze beperking verzeker ik u dat ik de grootst mogelijke openheid van zaken zal betrachten. Over die aspecten waarover ik geen openheid kan bieden heb ik meerdere keren met uw Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten gesproken.
Ik zal in deze brief stilstaan bij de kaders waarbinnen de AIVD bijzondere bevoegdheden kan inzetten. In het bijzonder zal ik daarbij aandacht besteden aan deze kaders daar waar het journalisten betreft, op de afwegingen die in het onderzoek door mij zijn gemaakt en op het verloop van het onderzoek zelf. Tot slot wordt ingegaan op het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 13 oktober jl.