Provincies krijgen gezag over kleinere luchthavens
De rol van de provincies in het luchthavenbeleid wordt op 1 november 2009 aanzienlijk versterkt. Dit volgt uit de wet Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) die nu van kracht is geworden. Daarin worden regionale burgerluchthavens gedecentraliseerd.
De wet sluit aan bij de wens van het kabinet om bepaalde verantwoordelijkheden bij lagere overheden te leggen; decentraal wat kan, centraal wat moet. Decentralisatie van bevoegd gezag stelt de provincie in staat haar rol als gebiedsregisseur beter waar te maken. Hierbij valt te denken aan ruimtelijke ordening, mobiliteit, regionale economie en inrichting van het landelijk gebied. Door de nieuwe regelgeving worden besluitvormingsprocedures gestroomlijnd.
De provincies worden verantwoordelijk voor de inpassing van de luchthaven in de wijdere omgeving. Zij krijgen nu de bevoegdheid om te besluiten over de ruimte die zij aan deze regionale luchthavens willen geven. De provincies kunnen dus voortaan zelf besluiten nemen. Het Rijk heeft hiervoor randvoorwaarden geformuleerd, op grond van milieu-, vliegveiligheids- en externe veiligheidsoverwegingen.
Luchthavens van nationale betekenis blijven onder het gezag van het Rijk. Dit zijn Schiphol, Lelystad, Rotterdam, Maastricht en Eelde. Dit zijn luchthavens die de internationale bereikbaarheid van Nederland verbeteren en meer specifiek die van nabijgelegen stedelijke netwerken. Voor de militaire luchthaven Eindhoven met burgermedegebruik blijft het Rijk bevoegd gezag. Als de luchthaven Twente een doorstart maakt als burgerluchthaven, dan is deze ook van nationale betekenis. Luchtvaartterreinen zoals helihavens (behalve de heliplatforms in de Noordzee) worden luchthavens van regionale betekenis en worden gedecentraliseerd.
De decentralisatie van bevoegdheden naar de provincies heeft ook consequenties voor de gemeenten. Voor burgerluchthavens van regionale betekenis overleggen gemeenten in het vervolg niet meer met het Rijk over het gebruik van de luchthaven en de ruimtelijke doorwerking maar met de provincie.
De decentralisatie van bevoegdheden aan provincies heeft geen betrekking op bevoegdheden ten aanzien van het luchtruim, de interne veiligheid en de beveiliging van luchthavens. Deze onderwerpen vereisen bij uitstek uniforme (al dan niet internationaal bepaalde) regelgeving en lenen zich daarom niet voor decentralisatie.