Enquêterecht verandert voor aandeelhouder van grote NV en BV
Minister Hirsch Ballin van Justitie wijzigt de criteria voor toegang van aandeelhouders en certificaathouders van naamloze en beperkte vennootschappen (NV’s en BV’s) tot de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam. Er wordt straks onderscheid gemaakt tussen grote en minder grote NV’s en BV’s bij een enquêteverzoek dat kan leiden tot een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van een onderneming. Ook krijgt de rechtspersoon zelf het recht om een enquêteprocedure te starten. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van de bewindsman dat vandaag voor advies naar verschillende instanties is gestuurd. Bij de voorbereiding is onder meer gebruik gemaakt van een onderzoek naar alle jurisprudentie van de Ondernemingskamer en de Hoge Raad in enquêtezaken, en is gekeken naar het advies ‘Evenwichtig ondernemingsbestuur’ van de Sociaal-Economische Raad (SER).
Een fundamentele wijziging van het enquêterecht is niet nodig omdat de huidige regeling voldoet. De mogelijkheid van de Ondernemingskamer om snel en effectief op te treden bij geschillen rondom rechtspersonen, één van de meest in het oog springende ontwikkelingen in het enquêterecht, voorziet in een belangrijke maatschappelijke behoefte.
Niet iedere belanghebbende kan direct naar de Ondernemingskamer stappen om een geschil in de onderneming te beslechten. Het belang van aandeelhouders en certificaathouders moet in een redelijke verhouding staan tot de gevolgen van een enquête, die voor de vennootschap ingrijpend kunnen zijn. De rechter kan bijvoorbeeld onmiddellijke voorzieningen treffen door besluiten terug te draaien of tijdelijke bestuurders benoemen. Daarom moet de omvang van het belang een enquête rechtvaardigen en worden dus eisen gesteld aan het indienen van een enquêteverzoek.
Op dit moment moeten aandeelhouders en certificaathouders 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen voordat zij naar de rechter kunnen stappen om wanbeleid aan de kaak te stellen. Zij kunnen dat ook als de nominale waarde van hun aandelen of certificaten ten minste euro 225.000 bedraagt.
Straks geldt voor NV’s en BV’s met een geplaatst kapitaal van euro 22,5 miljoen of meer dat aandeelhouders en certificaathouders minimaal 1% kapitaal moeten vertegenwoordigen voor toegang tot de Ondernemingskamer. Dat geldt ook wanneer hun aandeelhoudersbelang een beurswaarde heeft van ten minste euro 20 miljoen. Voor deze nieuwe, zwaardere criteria is gekozen omdat de huidige regeling onevenwichtig is. Een relatief klein aandelenbelang geeft nu bij grote vennootschappen toegang tot de enquêteprocedure. Dit staat op gespannen voet met het uitgangspunt dat er voldoende substantieel belang moet zijn voor een beroep op de rechter. Voor vennootschappen met een geplaatst kapitaal onder de euro 22,5 miljoen veranderen de regels niet. De voorgestelde grenzen sluiten aan bij het SER-advies ‘Evenwichtig ondernemingsbestuur’.
Ook is de aanbeveling van de SER overgenomen op het onderdeel van de positie van de rechtspersoon. De vennootschap - vertegenwoordigd door haar bestuur - kan nu niet zelf een enquête aanvragen om het beleid en de gang van zaken van de onderneming door de rechter te laten toetsen. Het wetsvoorstel maakt dat mogelijk. Een rechtspersoon kan belang hebben bij een oordeel van de Ondernemingskamer over bijvoorbeeld het gedrag van de meerderheid van de algemene vergadering als het belang van de vennootschap wordt geschaad. Zo kan sprake zijn van een patstelling tussen bestuur en de algemene vergadering over een besluit dat de werkgelegenheid raakt. In een dergelijk geval kan een beslissing van de rechter uitkomst bieden. Voor de ondernemingsraad blijft alles bij het oude. Hij krijgt geen zelfstandig recht op enquête. De werknemers hebben al toegang via de vakbonden.
Verder stelt de bewindsman hogere eisen aan de motivering van de besluiten van de Ondernemingskamer. In de wet komt te staan dat rechters de belangen van allen die bij de vennootschap zijn betrokken moeten afwegen als een onmiddellijke voorziening in verband met de situatie bij de onderneming noodzakelijk is. Ook moet de Ondernemingskamer binnen een redelijke termijn beslissen over een enquêteonderzoek nadat de voorziening is getroffen. Het voorstel van de SER om een enquêteprocedure in twee instanties in het leven te roepen is niet overgenomen. Dat haalt de snelheid uit de enquêteprocedure. De ondernemingskamer moet soms een ordemaatregel kunnen nemen. Hoger beroep door een aandeelhouder of de vennootschap zal de rechtsgang vertragen.
Daarnaast beperkt het wetsvoorstel het aansprakelijkheidsrisico van onderzoekers en tijdelijke bestuurders of commissarissen die op verzoek van de rechter aan de slag zijn gegaan bij de vennootschap. Nieuw is dat de kosten van verweer tegen aansprakelijkheid door de onderneming worden betaald. De regeling raakt niet het geval dat de onderzoeker ernstige fouten heeft gemaakt. Gebeurt dat wel, dan vergoedt de onderneming die kosten niet. Verder zijn de onderzoekers verplicht het conceptverslag voor te leggen aan de personen die in het verslag worden genoemd. Als er fouten in staan, kan dat mensen in een verkeerd daglicht plaatsen. Dit voorstel versterkt hoor en wederhoor tijdens de onderzoeksfase.