Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Arib over een gebrek aan opvangplaatsen voor slachtoffers van loverboys

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ-K-U-2955269

26 oktober 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie, de Staatssecretaris van Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over een gebrek aan opvangplaatsen voor slachtoffers van loverboys (2009Z15042).

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitspraak van de nationaal rapporteur mensenhandel,
die het betreurt dat “er binnen de zogeheten geïndiceerde jeugdzorg onvoldoende aandacht is voor en visie op methodiek en ontwikkeling om deze slachtoffers
“echt goed” te kunnen behandelen”? 1) Deelt u die mening? Zo ja, wat gaat u doen om er voor te zorgen dat er wel voldoende aandacht komt? Zo nee,
waaruit blijkt dat er wel voldoende aandacht is voor deze slachtoffers?

Antwoord 1
De landelijk rapporteur mensenhandel stelt dat er in Nederland te weinig opvangplaatsen zijn voor meisjes die het slachtoffer zijn van pooierboys.
Er zijn in ons land diverse meldpunten en ambulante hulpverleningsprojecten voor pooierboyproblematiek. Hier wordt geen opvang, maar wel op de problematiek gerichte hulp verleend. Indien hiertoe aanleiding is worden de meisjes aangemeld bij bureau jeugdzorg.
In de jeugdzorg zijn er hulpverleningsprogramma’s die erop zijn gericht meisjes die gevoelig zijn voor pooierboys meer weerbaar te maken. Deze worden in de reguliere jeugdzorg aangeboden. Als geslotenheid nodig is om te voorkomen dat de jongere zich aan de zorg onttrekt of daaraan zal worden onttrokken, dan kan de jongere in de gesloten jeugdzorg worden opgenomen.

Vraag 2
Is er inderdaad maar “één - geheime - plek in ons land waar slachtoffers van loverboys professionele gespecialiseerde opvang krijgen”? Zo ja, deelt u de mening dat dit er te weinig zijn? Hoeveel opvangplaatsen zouden er moeten komen? Zo nee, hoeveel van genoemde opvangplaatsen zijn er dan wel?

Antwoord 2
De jeugdzorg kent geen specifieke plekken voor meisjes die het slachtoffer zijn van pooierboys. Dat laat onverlet dat zowel in de open als de gesloten jeugdzorg capaciteit beschikbaar is voor deze doelgroep. Daarbij hebben urgente plaatsingen voorrang. In de open jeugdzorg kan, als dat nodig is, gebruik gemaakt worden van ongeveer 30 plaatsen waarbij de verblijfplaats geheim blijft.
In de gesloten jeugdzorginstellingen wordt voor iedere individuele jongere bezien wat zijn of haar problematiek is en welke behandeling daar het best bij past.
Dit geldt ook voor meisjes die slachtoffer zijn van pooierboys. Daarnaast is er één categorale vrouwenopvangvoorziening voor slachtoffers van pooierboys, namelijk Asja van Fier Fryslân.

Vraag 3
Deelt u de mening van de nationaal rapporteur mensenhandel dat vanwege de scheiding tussen de strafrechtelijk en civielrechtelijk geplaatste groep er een tekort aan capaciteit voor deze laatste groep kan ontstaan omdat instellingen voor gesloten jeugdzorg geen opvangplicht hebben? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat loverboyslachtoffers op deze manier tussen wal en schip raken?
Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3
Ik deel deze mening van de nationaal rapporteur mensenhandel niet. Want er geldt een algemene acceptatieplicht voor instellingen voor gesloten jeugdzorg binnen een zorgregio. Alle kinderen met een machtiging gesloten jeugdzorg in een zorgregio moeten dus door de instellingen in die regio worden opgevangen. Voor alle partijen, zowel bij Jeugd en Gezin als bij Justitie, staat het belang van het kind centraal. Daarom wil ik graag verwijzen naar de collegiale samenwerking tussen mijn departement en Justitie waarbij we elkaar weten te vinden als er tijdelijke capaciteit nodig is.

1) EO-radioprogramma Dit is de Dag; ANP-bericht, 21 augustus 2009