Borstvoedingsbeleid
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP/ADT 2956823
betreft: borstvoedingsbeleid
Geachte voorzitter,
Tijdens de behandeling van de begroting in 2007 heeft mevrouw Wiegman een motie ingediend waarin wordt gevraagd om een verbreding van het beleid, zodanig dat het percentage kinderen dat zes maanden uitsluitend borstvoeding krijgt, verhoogd wordt van 25 naar 40 procent. Ik heb aangegeven dat eerst meer kennis nodig is over de precieze redenen waarom vrouwen stoppen met borstvoeding geven. Vervolgens heb ik ZonMw opdracht gegeven om dit onderzoek uit te laten voeren. Het Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus MC heeft het onderzoek uitgevoerd. In het overleg met uw Kamer op 23 maart over de nota voeding en gezondheid heb ik toegezegd uw Kamer over de resultaten van het onderzoek te informeren. Vervolgens gebruik ik deze brief ook om u te informeren over de certificering van instellingen met een goed borstvoedingsbeleid.
De taak van de overheid met betrekking tot borstvoedingsbeleid strekt zich uit van voorlichting tot het creëren van randvoorwaarden om moeders in de gelegenheid te stellen om borstvoeding te geven. De keuze om borstvoeding te (gaan) geven blijft uitdrukkelijk aan de (aanstaande) moeder zelf. Ik kan dan ook niet garanderen dat door (intensivering van) dit brede beleid het percentage vrouwen dat de eerste 6 maanden uitsluitend borstvoeding geeft zal toenemen van 25% naar 40%.
TNO Kwaliteit van Leven (KvL) heeft al eerder onderzoek gedaan naar de redenen waarom vrouwen stoppen met borstvoeding (KvLJPB2005.080). Uit dit onderzoek kwamen hoofdmotieven als ‘te weinig melk’ en ‘werk’. Het kwalitatieve onderzoek dat n.a.v. de motie is uitgevoerd (zie bijlage) is hierop aanvullend en komt tot de conclusie dat een combinatie van factoren (kennis, begeleiding, maatschappelijke norm, werk) in de meeste gevallen de reden is om gedeeltelijk of geheel te stoppen met borstvoeding.
Het masterplan borstvoeding met daaraan gekoppeld het platform borstvoeding en het in oprichting zijnde partnerschap borstvoeding zijn belangrijke instrumenten om in combinatie met de aanbevelingen van het onderzoek verder invulling te geven aan het brede overheidsbeleid. Het onderwerp ‘borstvoeding en werk’ wordt separaat afgestemd met het ministerie van SZW.
Ten aanzien van certificering kan ik u melden dat er gesprekken hebben plaatsgevonden met Zorgverzekeraars Nederland en Zichtbare Zorg. De daaruit verkregen informatie bevestigt dat het verbeteren van de kwaliteit van zorg en daarmee ook borstvoeding het beste gegarandeerd en gemonitord wordt als borstvoeding in een richtlijn en als indicator (binnen de kraamzorg, eerste- en tweedelijns verloskunde en ziekenhuiszorg) is/wordt opgenomen en de veldpartijen er zelf mee aan de slag gaan. Samen met de veldpartijen (platform borstvoeding) werkt TNO Kwaliteit van Leven momenteel al aan de multidisciplinaire richtlijn. Door aan te haken bij de Zichtbare Zorg projecten Verloskunde en Ziekenhuiszorg wordt samen gewerkt aan het vastleggen van borstvoeding als indicator voor kwaliteit van zorg.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink