Continuïteit in de jeugdzorg

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJJ/5622561/09

7 oktober 2009
Continuïteit in de jeugdzorg

Geachte voorzitter,

In zijn brief van 10 april 2009 vraagt dhr. Braaksma aandacht voor voor de ontbrekende continuïteit in gezinsbegeleiding wanneer deze begeleiding plaats vindt vanuit zowel het vrijwillige kader als het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling. Dit probleem is niet nieuw, en een gevolg van onder andere het beleid met betrekking tot de Bureau Jeugdzorg dat geen andere dan in de Wet op de jeugdzorg verankerde taken mag vervullen.

Dit gegeven was aanleiding voor de in oktober 2003 door de Tweede Kamer aangenomen motie (TK 2003-2004, 29 200 VI, nr. 45) waarin werd verzocht de gedachte uit te werken dat een gezinsvoogdijwerker, omwille van de continuïteit van de hulp in een gezin, ook mogelijkheden krijgt om hulp te verlenen, indien met andere kinderen uit datzelfde gezin problemen ontstaan, c.q. dat een gezinsvoogdwerker de hulp aan een gezin op vrijwillige basis kan voort¬zetten, bijvoorbeeld als gezinscoach.

In de brief van 26 januari 2006 (TK 2005-2006, 29 815, nr. 47) heeft de minister van Justitie aangegeven het met de Tweede Kamer eens te zijn dat het goed is de gevraagde continuïteit in gezinsbegeleidingen mogelijk te maken. Over de weg waarlangs die continuïteit het beste bereikt kan worden, is nog overleg gaande. Over de resultaten hiervan wordt U in de eerste helft van 2010 geïnformeerd. Een en ander zal onderdeel uitmaken van het kabinetsstandpunt toekomstig stelsel jeugdzorg.

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet