Rijk en gemeenten: extra inzet op Marokkaans-Nederlandse risicojongeren
Vier ministeries, 22 gemeenten en de VNG gaan nauwer samenwerken om de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse jongeren in overlast, criminaliteit, schooluitval en werkloosheid te verminderen. Gisteren tekenden daartoe de ministers Van der Laan (WWI), Rouvoet (Jeugd en Gezin),Ter Horst (BZK)en Hirsch Ballin (Justitie)samen met 22 burgemeesters en de VNG in Utrecht een intentieverklaring. De bestuurders zetten in op een trendbreuk.
Marokkaans-Nederlandse risicojongeren zijn niet als enigen betrokken bij overlast en criminaliteit, maar zijn wel overmatig betrokken. Dat rechtvaardigt bijzondere inzet boven op wat de gemeenten al doen aan de problematiek.
'In de gemeenten en wijken gebeurt al heel veel op het gebied van Marokkaans-Nederlandse risicojongeren,' zeggen de betrokken bestuurders. 'We gaan niet opnieuw beginnen. Wel zoeken we de samenwerking om de slimme en praktische oplossingen die de gemeenten al hebben bedacht, en die werken op straat, met elkaar te delen. De problematiek is hardnekkig en ingewikkeld. Door kennis te delen hoeven gemeenten niet zelf het wiel uit te vinden.'
Met het ondertekenen van de intentieverklaring geven rijk en gemeenten prioriteit aan de aanpak van de Marokkaans-Nederlands risicojongeren, waarbij extra capaciteit en middelen worden vrijgemaakt. De aanpak laat zich samenvatten als 'grenzen stellen en perspectief bieden'. Voorop staat dat tegen criminaliteit en overlast hard moet worden opgetreden. Het rijk en de gemeenten nemen grenzenstellende maatregelen tegen acute overlast en criminaliteit. Deze zijn verbonden met perspectief biedende en meer structurele maatregelen op het terrein van preventieve gezinsaanpak, jeugd, zorg, school en werk. Het rijk voorziet de gemeenten waar nodig van middelen en instrumenten zoals wet- en regelgeving en de eigen expertise. De VNG ondersteunt de gemeenten en neemt bestuurlijk en ambtelijk deel aan het samenwerkingsverband.
Iedere gemeente blijft zelf verantwoordelijk voor de aanpak van Marokkaans-Nederlandse risicojongeren, ook Utrecht. Naast het boeken van resultaten, spreken de gemeenten en het rijk af dat zij de kennis over de effectiviteit van de aanpakken verdiepen en bundelen. Hiermee willen zij steeds meer inzicht verwerven in de problemen en welke oplossingen het beste werken.