Toespraak van minister mr. J.P.H. Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het jubileumcongres van de AWNV op donderdag 1 oktober 2009 in Rotterdam
Dames en heren,
meneer van Asseldonk,
Dank voor dit boek. Ik heb al veel boeken gekregen; zwartboeken, witboeken, botsboeken, wetboeken. Dit is geloof ik mijn eerste officiële stripboek. Wel moet ik bekennen dat ik in mijn vorige functie de albums van de ‘rechter’ van de schrijver kreeg. Ik ben mij er pijnlijk van bewust dat dit stripboek niet voor mij, maar voor de minister-president was bedoeld. Het spijt hem hier niet te kunnen zijn, maar de Tweede Kamer riep en dan hebben wij te gaan. Hij heeft mij gevraagd om hem hier te vervangen. Ziet u maar hoe verkeerd de media het hebben als ze zeggen dat mijn collega Verhagen klaar staat om de minister-president te vervangen…
Ik behoor vermoedelijk tot de eerste generatie die met stripverhalen is opgegroeid. De klassieken hoefden wij niet te lezen, want wij hadden de ‘classics’. De vaderlandse geschiedenis lazen we in stripvorm, de Bijbelse geschiedenis, en de geschiedenissen van Kuifje, Suske en Wiske, en vele anderen. Asterix heb ik als dagelijkse strip in de krant gelezen; een Franse dan wel te verstaan. Onze ouders wanhoopten of wij ooit nog een boek zouden lezen, zoals wij wanhopen of onze kinderen überhaupt nog ooit iets lezen in plaats van naar de tv te kijken. Wij overwegen dan ook de overheidsstukken in stripvorm uit te geven.
Balkenende in stripvorm.
Het voorliggende stripverhaal behandelt de geschiedenis van het sociaal overleg en de waarde van vertrouwen tussen werkgevers en werknemers. Het is mij vreemd te moede hier vandaag daarover te spreken, na de wijze waarop het overleg over de AOW in de SER gisteren is geklapt. Een stripschrijver zou het niet hebben durven te verzinnen; de beelden gisteravond op tv en de minister van SZW die vandaag over het belang van het vertrouwen tussen werkgevers en werknemers spreekt. Toch is dat de essentie van vertrouwen; hoe gaan we verder na een mislukking. Ik had twee toespraken voorbereid; één voor als de SER eruit zou zijn en één in geval van mislukking. Ik heb beide weggegooid. Het stripverhaal laat zien wat er gebeurd als overleg en conflict persoonlijk worden, dan wint niemand.
Maar laat ik het nu niet treuren over de AOW, maar beginnen met de AWV. De Algemeene Werkgevers Vereeniging Nederland viert haar 90ste verjaardag en dat is een felicitatie waard. Nog tien jaren te gaan en dan kan het koninklijk worden; het zal interessant zijn of de drie jaren dat de AWVN gedurende de bezetting was opgeheven, dan mogen meetellen, want anders bent u vandaag maar 87 jaar oud.
De ontstaansgeschiedenis wordt in het stripboek dat ik juist ontving, bondig in beeld gebracht. De Zaanse Werkgevers Vereeniging, de voorloper van Algemeene Werkgevers Vereeniging ontstond in de sociale onrust eind 1918, begin 1919 die het gevolg was van de oproep van Troelstra tot revolutie. Die revolutie is er gekomen, zij het op Nederlandse wijze in de vorm van een stroomversnelling in de wetgeving. In het geboortejaar van de Algemeene Werkgevers Vereeniging krijgt Nederland een Arbeidswet, een Invaliditeits- en Ouderdomswet. De achturige werkweek wordt geregeld en het begin van een algemene pensioenvoorziening en van de Hoge Raad voor de Arbeid, de voorloper van de SER. U ziet alle ingrediënten waren er al.
Ik ben nog even nagegaan of mijn verre voorganger op het ministerie van Arbeid, minister (Piet) Aalberse, die deze wetgeving heeft gewrocht, zich bewust was van de oprichting van uw verre voorganger, de Zaansche Werkgevers Vereeniging. Op 20 juni 1919 schrijft hij daar niet over in zijn dagboek. Hij had ander nieuws: “Heden besloot de Tweede Kamer om reeds woensdag 2 juli a.s. met de behandeling van de Arbeidswet een aanvang te maken.” Hij had het wetsontwerp twee maanden eerder ingediend. Hij had hard gewerkt om de klus vóór 1 mei te klaren. ‘Een krachtig agitatiemiddel was zóó den rooden broeders uit handen geslagen!’, noteert Aalberse.
De eerste minister van Arbeid noteert in zijn dagboek dat de nieuwe wet de beste arbeidswet van Europa zou worden. Met een achturendag, een vrije zaterdagmiddag en een 45-urige werkweek voor fabrieken, werkplaatsen en kantoren. Het wetsontwerp werd in juli door de Tweede Kamer aangenomen. Na de aanvaarding stonden de sociaaldemocraten op en zongen de achturenmarsch, waarop de rechterzijde repliceerde met het Wilhelmus. Kom daar nu nog eens om; koorzang in de Tweede Kamer, nu trommelen ze alleen nog maar op hun bankjes en fluiten daar soms tussendoor.
De geboorte van de Zaansche Werkgevers Vereeniging is minister Aalberse destijds mogelijk ontgaan. Dat gebeurt vaker met geboortes; de buitenwereld ziet het pas als er iets uit groeit. Aalberse schreef in 1919 ook niet over de oprichting van Fokker en ook niet over de geboorte van Joop den Uyl.
Het ontstaan van de AWVN is interessant, maar haar toekomst interessanter. U viert uw jubileum ook niet alleen met een terugblik in stripvorm, maar met een vooruitblik; daar eindigt de strip mee: met het beeld van een opgaande zon boven een bedrijf en de vraag naar hoe de samenleving eruit zal zien na de kredietcrisis, wat uitmondt in de hoop/het vertrouwen op nog eens 90 jaren poldermodel. Uiteraard zie je meteen dat het om een fantasie gaat, want er lopen alleen jonge medewerkers door de bedrijven in de strip. De toekomst is juist aan de oudere werknemers, de gehandicapte en deeltijdwerkers.
Laten we ons niets wijs maken, de toekomst is er in het afgelopen jaar heel anders uit gaan zien. Plotseling zitten we in een crisis die zijn weerga niet vindt sinds de jaren dertig. We ruziën nu over de vraag waarom het niet voorzien werd, wie de schuld draagt en waarom er geen visie is op de crisis en daarna. Vragen die onbeantwoordbaar zijn want het is de eigenaard van een crisis dat men deze niet voorziet en dat men niet weet hoe het afloopt; daarom is het een crisis. Dat is geen probleem, maar een mogelijkheid; crises zijn de korte perioden in de geschiedenis, waarin men de bakens fundamenteel kan verzetten. Maar dan moet men die kans wel grijpen en niet naarstig aan het bestaande vasthouden en als verlamd bij de pakken neer gaan zitten vanwege de omvang van de problemen.
Want de crisis is weliswaar ongekend sinds de jaren dertig, maar tegelijk zijn vergelijkingen met de depressie van de jaren dertig misplaatst. We zijn namelijk ook onnoemelijk rijker dan toen en hebben veel meer veerkracht; financieel, economisch en sociaal. Vergis u niet; ook dat schept eigen problemen. In alle tijden moet men in een economische crisis de tering naar de nieuwe nering zetten; probleem van de huidige tijd is dat bedrijven en particulierren door de crisis niet alleen minder inkomen hebben, maar vaak ook hogere lasten. Men kan minder hypotheekrente aftrekken, leningen moeten worden afbetaald terwijl het krediet schaarser is, daarom lopen de lasten op, dalen de inkomsten enz. Dat zijn de eigentijds verschijningsvormen van de crisis.
Met de figuren in de strip vragen wij ons af hoe de samenleving er na de kredietcrisis uit zal zien en welke problemen er op zullen duiken. Maar de periode na de crisis is niet iets wat over ons komt, maar die mede gevolg is van de beslissingen en ontwikkelingen die we nu in gang zetten. Vandaar de heroverweging van de overheid. Dat is niet besluitvorming door ambtenaren, maar verantwoord zorgen dat je de juiste voorstellen op tafel hebt als je besluit.
Vertrouwen is een sleutel bij die besluitvorming; vertrouwen in de toekomst, vertrouwen in de mensen die moeten beslissen, vertrouwen in de maatschappelijke mechanismen – de markt, de instituties en de overheid – maar bovenal ook vertrouwen in elkaar en in de samenleving, vertrouwen om er met elkaar uit te komen; ook werkgevers en werknemers.
Vertrouwen is een woord met schakeringen. De Engelsen onderscheiden trust en confidence. Bij confidence moet u denken aan consumentenvertrouwen of vertrouwen in de toekomst. Dat vertrouwen is essentieel voor economisch herstel; voor bestedingen en investeringen. Ik was gisteren in een winkelcentrum waar het bijna leeg was; het consumentenvertrouwen is negatief, de consumptie is gekrompen. Consumenten houden de hand op de knip. Besparingen lopen op, want het geld is er wel. De koopkracht is dit jaar over de hele linie gestegen. Onzekerheid over de toekomst is slecht voor het vertrouwen van consumenten en producenten en remt daarmee economisch herstel. Keynes zei al: ‘If we expect large changes but are very uncertain as to what precise form these changes will take, then our confidence will be weak.’
Trust is wat anders; trust is het vertrouwen dat mensen in elkaar hebben, in de politiek, in de overheid. Trust is het vertrouwen in de integriteit van een ander. Trust betekent in de praktijk dat men kan rekenen op – dat men uitgaat van elkaars betrouwbaarheid; een woord een woord. Want let wel, de keerzijde van vertrouwen is betrouwbaarheid; dat begint bij mijzelf. U bent gelokt met Balkenende als spreker en u krijgt Donner. Ik ben mij bewust van mijn ondermijnende rol. Ik zou zeggen: geld terug aan het eind van de zitting, of tenminste een stripboek.
Trust is essentieel om een economie te laten draaien. Het leven zou onleefbaar en onbetaalbaar worden als we iedere afspraak juridisch zouden moeten bevestigen of verzekeren. Zonder wederzijds vertrouwen kunnen mensen niet samen werken en niet samen leven. Vertrouwen werkt welvaartbevorderend. Betrouwbaarheid loont. Dat hebben Nederlandse ondernemers altijd al geweten. Adam Smith schreef al: ‘Of all the nations in Europe, the Dutch, the most commercial, are the most faithfull to their word.’
Vertrouwen heeft bijna iets van een wondermiddel. Het werkt als het verstevigende cement en als versoepelende smeerolie in de samenleving. We leven in vrijheid, maar trust en confidence maken die vrijheid leefbaar. Vertrouwen stelt ons in staat om betrekkingen met anderen aan te gaan en daar op te kunnen bouwen. Iedere vorm van samenleving, of het nu het gezin is of de Europese Unie, impliceert dat men op elkaar is aangewezen en dat vergt vertrouwen in elkaar. Autonomie en wederzijdse afhankelijkheid vereisen vertrouwen, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid is een ander woord voor vrijheid.
Nederland is - gelukkig - een high-trust society. Het vertrouwen dat mensen in elkaar hebben is nog altijd vertrouwenwekkend hoog. Daarom is het verontrustend dat het vertrouwen van mensen in de instituties waarop onze samenleving berust thans lijkt te worden aangetast; niet alleen in overheid en politiek, maar ook in de markt, in vrij verkeer in een open samenleving. Ondanks alle vertrouwen in elkaar, zijn we daardoor niet zo zeker of we er met elkaar uit zullen komen. We hebben in negentig jaar tijd optimisme over vooruitgang ingeruild voor pessimisme over neergang. Onze overgrootouders zwoegden een leven lang opdat hun kinderen het beter zouden hebben; zij wisten dat het anders niet beter gaan. Onze ouders zwoegden om het beter te krijgen, want zij vertrouwden dat het hun kinderen beter zou gaan. Wij zwoegen een leven lang om onze kinderen hetzelfde te bieden; want wij vrezen dat alles minder wordt. We wantrouwen een maatschappelijk bestel dat ons ongekende gezondheid, welvaart en mogelijkheden heeft gebracht. Dat is niet zo eenvoudig terug te draaien. ‘Vertrouwen komt te voet, maar gaat te paard.’
Dat vraagt dus om een aanhoudende inzet om aan het herstel van vertrouwen te werken. Dat is nodig. We staan voor fundamentele veranderingen die we met elkaar aan moeten pakken. En dan heb ik het niet eens over de gevolgen van de financiële en economische crisis waarin we verzeild zijn geraakt, maar over de fundamentele ontwikkelingen die zich op langere termijn voltrekken. En dan doel ik op de verschuivingen in de wereldeconomie en de vergrijzing van onze bevolking; op de schaarste aan water en energie; op de noodzaak om de sociale cohesie te versterken en de economie duurzaam te maken. De aanpak van die ontwikkelingen vraagt om vertrouwen in elkaar en vertrouwen in de toekomst. Een gemeenschappelijke aanpak. Eendracht. Dat vergt echt niet dat we over alles gelijkgestemd zijn. Het vraagt wel om de bereidheid om samen te werken en elkaar niet te vuur en te zwaard te bestrijden. De essentie van samenleven is niet dat we allemaal min of meer gelijk worden, maar dat we in verscheidenheid vreedzaam en vruchtbaar samen kunnen werken.
Vertrouwen is een voorwaarde voor sociale samenhang en essentieel voor economische vooruitgang.
Zonder elkaar kunnen we niet, maar met elkaar is er wel macht nodig om onze onderlinge verhoudingen te ordenen en in vrede samen te kunnen leven. Er zijn in onze samenleving steeds minder zaken die we geheel op eigen kracht kunnen. Dat betekent dat we zijn aangewezen op samenwerking met een of meerdere anderen en dat betekent dus ook dat we mechanismen nodig hebben om ons met elkaar te verzoenen, te verenigen, en, als we er samen niet uitkomen, om knopen door te hakken. Die macht is onvermijdelijk, omdat er altijd conflicten zijn die moeten worden beslecht, altijd regels nodig zijn over wat we van elkaar mogen verwachten, en er altijd gemeenschappelijke taken zijn die op kosten van allen moeten worden uitgevoerd. Zonder overheidsmacht gaat het gewoon niet.
Dat betekent, om terug te keren naar de actualiteit, dat de overheid er op enig moment niet aan ontkomt om knopen door te hakken. De overheid stelt burgers en bedrijven, werknemers en werkgevers, in staat zelf hun verantwoordelijkheid te nemen, maar uiteindelijk kan er een moment komen dat het onvermijdelijk is dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt. Dat is geen dreigement, dat is geen dwingelandij, daarmee doet de overheid gewoon wat de overheid moet doen. Dat er van tijd tot tijd knopen moeten worden doorgehakt is niet bewijs van de mislukking van overleg en vertrouwen, maar het is een noodzakelijke voorwaarde voor het succes daarvan. Zonder dat vermogen om knopen door te hakken blijven we hangen in alle geschillen en verschillen van inzicht waar we niet uitkomen. Dat ondermijnt op den duur het vertrouwen om er met elkaar uit te komen.
Daarom betreur ik het dat partijen er gisteren in de SER niet uit zijn gekomen. Het zou winst geweest zijn als dat wel het geval zou zijn geweest. Maar ik zie het allerminst als mislukking van het poldermodel of het polderen. Dat is en blijft een kracht. Maar het poldermodel kan alleen werken, als partijen de mogelijkheid hebben om te zetten: ‘wij komen er niet uit, beslist u maar.’ Daarom dacht ik toen ik vanochtend Trouw in handen kreeg even: ach nu heeft toch niet ook Trouw het geloof verloren. Want ze openden met een grote kop: ‘ontpolderen onvermijdelijk.’ Maar gelukkig: het artikel ging over de Westerschelde.
Het is jammer, dat er geen overeenstemming is, maar het duidelijk wat er nu gebeurt. Het is nog te vroeg om daar nu meer over te zeggen. De ministerraad komt morgen bijeen en ik zou het vertrouwen van mijn collega’s beschamen als ik hier al op een kabinetsbesluit vooruit zou lopen…
Dat doet niet af aan het belang van trust en confidence in de polder. Dat moet zo snel mogelijk bevestigd worden, in ons aller belang. Daarom rond ik af met een woord van waardering voor de jubilerende AWVN. Ooit opgericht om tegenwicht te bieden aan de opkomend vakbonden, draagt de vereniging nu bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De AWVN levert daarmee al decennia een gewichtige bijdrage aan een stabiel sociaal klimaat. Ik hoop en verwacht dat de vereniging daarmee door zal blijven gaan. Dat lijkt nu harder nodig dan ooit.
Ik heb er alle vertrouwen in dat u goed werkgeverschap altijd hoog en de loonontwikkeling voorlopig laag zal houden…
Ik eindig bij de tekening waar het stripboek over de geschiedenis van AWVN mee eindigt: een opgaande zon en een optimistische boodschap. Er zijn misschien mensen die het in de huidige situatie passender hadden gevonden om te eindigen met een tekening van een ondergaande zon. Zo’n tekening waarmee de stripverhalen van Lucky Luke eindigen: een eenzame cowboy die de duisternis in rijdt en zingt: ‘I’m a poor lonesome cowboy and a long way from home…’
Ik zal niet zeggen dat dat gevoel mij nooit bekruipt in de politiek. Waar ben je aan begonnen… Maar toch kijk ik liever naar de laatste tekening van dit stripverhaal: een opkomende zon, de optimistische zin dat werkgevers en werknemers samen wel weer een uitweg uit de problemen zullen vinden en als laatste boodschap: op naar de volgende 90 jaar poldermodel!
Daar spreekt vertrouwen in de toekomst uit. Maar het is als bij een stripverhaal; of de zon opgaat of ondergaat, zie je nooit aan het plaatje zelf, maar kun je alleen afleiden uit het volgende plaatje. Daar wacht ik op, op het vervolg.