Brief inzake initiatiefnota Een Nieuwe Nationale Investeringsbank

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk: AFEP/ 2009 / 458

Betreft: Nieuwe Nationale Investeringsbank

Geachte voorzitter,

In deze brief geeft het kabinet een reactie op de initiatiefnota Een Nieuwe Nationale Investeringsbank (ingediend door de SP). Zoals op 23 september verzocht door de vaste commissie van Financiën ga ik in deze brief ook in op het DNB kwartaalbericht waarin wordt gerapporteerd over de acceptatiecriteria van banken. Hiertoe vang ik aan met het beeld van de markt voor zakelijke kredietverlening, waarna ik het kabinetsbeleid zal toelichten. Tot slot zal ik ingaan op de vraag in hoeverre een NIB hierbij past.

Zakelijke kredietverlening

DNB publiceert met regelmaat statistieken over de kredietverlening aan bedrijven in Nederland en onderhoudt een enquête waarmee zij de acceptatiecriteria van banken in beeld brengt. Het Ministerie van Economische Zaken heeft daarbij onderzoeksbureau EIM de opdracht gegeven financiering van grote bedrijven en het MKB in beeld te brengen. Over de uitkomsten van deze enquêtes wordt uw kamer frequent geïnformeerd[1].

Uit de meest recente DNB statistieken blijkt dat de groei van de kredietverlening door banken aan bedrijven afneemt. Op jaarbasis loopt de groei terug van het recordniveau van 15,8% in juli 2008 naar 3,8% in augustus 2009. Op maandbasis is de groei de laatste maanden volatiel, waarbij in juli en augustus enkele minnen werd gemeten die volgde op enkele plussen in de voorgaande maanden. DNB beschrijft dat banken in meerderheid hun acceptatiecriteria blijven aanscherpen. Waar in het laatste kwartaal van vorig jaar 100% van ondervraagde banken aangaf de kredietvoorwaarden aan te scherpen, betrof dit in het eerste kwartaal van 2009 80%. In het tweede kwartaal 2009 scherpten 60% van de banken hun acceptatiecriteria aan.

Hieruit blijkt dat banken voorzichtiger zijn geworden. Dit hangt samen met de balanspositie van banken en met het feit dat zij grotere risico’s zien met betrekking tot de ontwikkelingen bij bedrijven en onderpand. Scherpere acceptatiecriteria betekenen dat het gemiddeld genomen voor bedrijven moeilijker is om nieuw krediet te verkrijgen. Bedrijven moeten bijvoorbeeld beter of meer onderpand overleggen, hogere toeslagen betalen, strengere controles ondergaan, meer informatie verstrekken e.d. Tegelijkertijd staat ook de behoefte aan nieuw krediet onder druk, omdat bedrijven door de verslechterde conjunctuur minder financiering nodig hebben voor bijvoorbeeld investeringen. De vraag naar krediet hangt daarbij af van de prijs van bancair krediet ten opzichte van alternatieve financieringskanalen, zoals aandelenemissies en direct lenen op de kapitaalmarkt.

Kabinetsbeleid

Het kabinet deelt de visie van DNB dat de hoeveelheid nieuwe kredietverstrekking afhangt van vraag- en aanbodfactoren. DNB geeft in het kwartaalbericht aan dat het niet opmerkelijk is dat de mate waarin de kredietverlening aan bedrijven groeit al enige tijd vertraagt en dat deze vertraging zich verder zal voortzetten. Knelpunten in de sfeer van kredietverlening zijn door het kabinet al in een vroegtijdig stadium onderkend. Via regelingen van het Ministerie van Economische Zaken wordt de zakelijke kredietverlening ondersteund en gestimuleerd. Zo is begin dit jaar bijvoorbeeld de regeling Garantie-Ondernemingsfinanciering (GO) in het leven geroepen. Leningen door banken aan bedrijven onder deze regeling worden voor 50% gegarandeerd. Dit vermindert het individuele (concentratie)risico voor de bank, vermindert het kapitaalbeslag van een lening en biedt zo ruimte voor meer kredietverlening. Met de beantwoording van motie Ten Hoopen/Gesthuizen (18 september 2009) is dit pakket in belangrijke mate uitgebreid.

  • Het maximumbedrag voor een krediet waarvoor een onderneming een garantie kan ontvangen via de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) is verhoogd van euro50 naar euro150 miljoen.
  • De maximumgarantie op nieuw aan te trekken eigen vermogen binnen de groeifaciliteit verhoogd naar euro25 miljoen. Hiermee wordt het aantrekken van risicodragend vermogen vergemakkelijkt.
  • De GO en de eerder verruimde borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) zijn verlengd en zullen nu gelden tot eind 2010

De initiatiefnota benoemt twee bezwaren van de huidige regelingen. Ten eerste zijn ze volgens de initiatiefnota niet effectief, omdat banken voor bijvoorbeeld de GO-regeling nog steeds zelf kapitaal moeten aanhouden. Ten tweede wordt het instrumentarium als te complex beoordeelt. Een nieuw op te richten Staatsbank zou daarom een additionele bijdrage op het gebied van kredietverlening kunnen spelen.

Het kabinet deelt deze bezwaren niet. Het klopt dat banken inderdaad zelf kapitaal moeten aanhouden voor kredieten verstrekt onder de GO-faciliteit. Dat banken zelf participeren in de lening en bijvoorbeeld niet alleen uitvoerder zijn van een overheidskredietfaciliteit is cruciaal voor de risicoselectie. De garantie zorgt er wel voor dat met een beperktere balanscapaciteit meer krediet kan worden verstrekt. In zoverre sluit de regeling aan op de in de initiatiefnota gesignaleerde problematiek. Voor wat betreft het gebruik heeft uw kamer een brief van de Minister en Staatssecretaris van EZ ontvangen waarin de benutting van de EZ regelingen wordt weergegeven[2]. Hieruit blijkt dat deze toeneemt en met name starters veel gebruik maken van bijvoorbeeld de verruimingen in de BMKB. Het gebruik kan echter beter. Het kabinet voert overleg met de betrokken banken om de bekendheid met het instrumentarium en het gebruik te vergroten. Het feit dat regelingen verruimd en verlengd zijn maken benutting sowieso aantrekkelijker. Het kabinet houdt op dit vlak de vinger aan de pols.

Een nieuwe investeringsbank

De initiatiefnota bepleit een nieuwe Nationale Investeringsbank (NIB), vanwege positieve ervaringen in het verleden met de Herstelbank en ‘oude’ NIB. Een nieuwe NIB is volgens de nota simpel, doet niet aan verliesfinanciering, kijkt naar “in de kern gezonde bedrijven” die goed worden geleid, en moet daarbij letten op bonussen en het algemeen belang voor de Nederlandse economie. De leningnemer moet kunnen aantonen dat hij niet voldoende krediet bij een commerciële bank kan krijgen en moet activiteiten binnen Nederland ontplooien. Voor het al dan niet verstrekken van de lening zou moeten worden gekeken naar a. bijdrage aan de Nederlandse economie, b. bijdrage aan werkgelegenheid, c. bijdrage aan specifieke kennis/infrastructuur, d. indirecte sectorale belang (bedrijf binnen sector en sector binnen NL). Deze punten worden in het voorstel afgewogen door een werkcommissie. Om fiasco’s als de disproportionele overheidsbijdrage aan de RSV werf in de jaren zeventig te voorkomen moet de werkcommissie unaniem zijn over de te verstrekken lening. De initiatiefnota legt uiteindelijk beslisrechten bij de politiek. De Staat is in het voorstel de enige aandeelhouder en legt € 120 mln in, zodat - uitgaande van een kapitaalratio van 8% - voor € 1,5 mld aan leningen of risicodragend kapitaal kan worden verstrekt.

De vorming van een Staatsbank lijkt aantrekkelijk om een autonome bijdrage aan de kredietverlening te kunnen leveren. Een dergelijke Staatsbank is echter een forse – permanente - aanslag op het gelijke speelveld nationaal en internationaal. Het is bovendien de vraag of het oprichten van een permanente institutie als een Staatsbank een geëigend middel is om eventueel tijdelijk onderaanbod van krediet te ondervangen. Dit staat op gespannen voet met de tijdelijk verruimde Europese staatssteunkaders.

De budgettaire risico’s van een Staatsbank zoals beoogd zijn groot. Daarbij geldt dat indien meer additioneel aan de markt wordt geopereerd deze risico’s toenemen. Doordat de overheid in het voorstel via de BF-regeling garanties zou verstrekken op door de NIB verstrekte leningen staat de overheid niet voor het eigen vermogen van € 120 miljoen, maar voor (bijna) het volledige balanstotaal (in het voorstel € 1,5 miljard) aan de lat (afhankelijk van de benodigde kapitaalratio en het garantiepercentage). Een werkcommissie die kredietaanvragen beoordeelt aan de hand van de geopperde criteria is daarbij niet transparant: dit impliceert dat buiten een helder politiek mandaat wordt besloten over subsidies.

Juist de huidige regelingen zijn erop gericht dat iedere bank (binnenlands- en buitenlands) ervan kan profiteren. De budgettaire risico’s worden voor de Staat beperkt door aan te sluiten bij de bestaande beoordeling- en monitoringsprocessen van de bank, waarbij het belang van de participerende bank aansluit bij het belang van de overheid en de uitvoeringskosten voor de overheid beperkt zijn. Het plafond van de GO-regeling is net zo groot als de gesuggereerde balansgrootte van een nieuwe NIB. De huidige regelingen zijn bovendien snel in te voeren en uit te faseren, waar de oprichting van een nieuwe NIB veel tijd in beslag zou nemen. Het kabinet streeft dus met dezelfde capaciteit de kredietverlening in Nederland te stimuleren. Kijkend naar de opwaartse trend in gebruik van de EZ-regelingen, naar de eerder aangekondigde verruiming en verlenging, in combinatie met bovengenoemde bezwaren en grote entry- en exitkosten van een eventuele Staatsbank acht het kabinet een tijdelijke crisispakket zoals dat wordt uitgerold een beter alternatief dan de heroprichting van een nationale investeringsbank.

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

Wouter Bos

De minister van Economische Zaken,

Maria J.A. van der Hoeven

[1] Zie kamerstukken II 2009 -2010 , 31371 –nr 88 (januari 2009), nr 182 (mei 2009), nr 231 (juni 2009).
[2] Kamerstukken II, 31 371, nr. 252 (september 2009).