Toespraak van staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens de jaarlijkse uitreiking van de Blik op Werk keurmerken op 23 september 2009 in Den Haag, uitgesproken door DG Participatie en Inkomenswaarborg, J. Hilgersom
Dames en heren,
Allereerst wil ik Blik op Werk – de organisator van deze dag - hartelijk te danken voor de uitnodiging om hier te komen spreken. Ik moet zeggen dat u wel enig risico durft te nemen. In deze tijd een vertegenwoordiger van het rijk uitnodigen op wat eigenlijk een feestje moet worden.
Want ondanks het feestelijke tintje ontkom ik er één week na Prinsjesdag niet aan in te gaan op de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd op het terrein van re-integratie.
Indachtig de spreuk ‘eerst het zuur en dan het zoet’, wil ik daarmee maar meteen beginnen.
Het is geen makkelijke tijd. We zitten in de grootste economische crisis sinds de jaren dertig. Van iedereen wordt een bijdrage gevraagd om de pijn van de crisis zoveel mogelijk te verzachten. Er moeten moeilijke keuzes worden gemaakt. Enerzijds om de begroting zoveel mogelijk in evenwicht te houden. Anderzijds om investeringen in kwetsbare groepen te ondersteunen. Om mensen te helpen die het zonder steuntje in de rug nu helemáál niet redden.
We investeren heel nadrukkelijk in participatie. Ik noem het Stimuleringspakket Arbeidsmarkt. Ik noem de convenanten die met 24 regio’s zijn afgesloten om de oplopende jeugdwerkloosheid te bestrijden. Later vandaag worden nog een aantal van deze convenanten ondertekend. Voor participatie trekken we veel geld uit.
Maar tegelijkertijd moet er door tegenvallers ook worden bezuinigd. Op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat het in 2010 om 430 miljoen euro. Het jaar erop om 835 miljoen euro. Daarbij is de vraag aan de orde geweest waar dat kan. Zonder de crisis te verergeren. Zonder dat nog meer bedrijven omvallen en mensen werkloos worden.
Ook het participatiebudget kan daarbij niet worden ontzien. In 2010 willen we daarop bij gemeenten en UWV samen 75 miljoen euro ombuigen. In 2011 gaat het om 159 miljoen euro. Dat zijn grote bedragen. Dat ontken ik niet. Maar ik vind die keuze goed verdedigbaar. In 2010 is voor re-integratie bij UWV en gemeenten in totaal altijd nog ruim 1,8 miljard euro beschikbaar. En in 2011 ruim 1,75 miljard euro. Dat zijn toch nog steeds heel forse bedragen!
Bovendien gaat de bezuiniging in 2010 en 2011 niet ten koste van het geld dat nu al feitelijk aan re-integratie wordt uitgegeven. De bezuiniging zit bij gemeenten op het geld dat aan het eind van het jaar overblijft en doorschuift naar het jaar erop. Dat romen we af. Bij het UWV gaat het om een korting op een toegezegde verhoging van het budget. Die verhoging was het gevolg van de oplopende werkloosheid. Een selectieve inzet van re-integratiemiddelen is nu extra belangrijk. Langdurige werkloosheid wordt in een recessie vooral veroorzaakt doordat er te weinig banen zijn. Niet zozeer door persoonlijke belemmeringen. Dat moet ook gevolgen hebben voor het gebruik van re-integratiemiddelen.
Selectieve inzet kan door meer maatwerk toe te passen bij re-integratie. De Raad voor Werk en Inkomen stelde deze zomer in het advies ‘Diagnose bij re-integratie: Analyse en aanbevelingen’ letterlijk dat een adequate diagnose het mogelijk maakt om re-integratietrajecten effectiever in te zetten. Dit leidt, ik citeer nog steeds, tot een beter resultaat en kostenbeheersing. In mijn woorden: er is geld te besparen als je nauwkeurig vaststelt hoe je iemand het beste aan de slag kunt helpen. Ik breng het advies nog maar eens onder uw aandacht.
Re-integratie is belangrijk, maar belangrijker is nog dat mensen aan het werk blíjven. Daarom wordt er in scholing geïnvesteerd. In 2009 is 8 miljoen uitgetrokken en in 2010 nog eens 25 miljoen voor ervaringscertificaten en ervaringsprofielen. Zo krijgen werkgevers een goed beeld van de kwaliteiten en potentie van hun mensen. En werknemers verbeteren hun kansen op de arbeidsmarkt.
Het kabinet heeft ook besloten een scholingsbonus in te voeren. Werkgevers die iemand aannemen die elders zijn baan dreigt te verliezen, kunnen de bonus ontvangen. Dan heb je het over een bedrag van maximaal 2.500 €.
Verder heeft het kabinet in het crisisakkoord besloten tot een wederzijdse scholingsplicht. Hiermee willen we dat werkgevers en werknemers minder vrijblijvend omgaan met scholing. Op dit moment werken we het voorstel voor een wederzijdse scholingsplicht verder uit.
Een landelijk dekkend netwerk van mobiliteitscentra brengt alle partijen binnen het regionale netwerk van werk, scholing en inkomen bijeen. Vraag en aanbod worden zo sneller op elkaar afgestemd. Met het doel werkloosheid te voorkomen. Geïntegreerde dienstverlening wordt versterkt door de samenwerking tussen UWV en gemeenten op de werkpleinen verder uit te bouwen.
U ziet, we doen veel om mensen aan de slag te helpen en te houden.
En dan nu het keurmerk. Vandaag krijgen 42 bedrijven het Blik op Werk keurmerk en 19 bedrijven het keurmerk Inburgeren. Re-integratiebedrijven, arbodiensten, trainings- en opleidingsinstituten. “Het keurmerk is een garantie dat die bedrijven kwaliteit leveren. Aan werkgevers, werknemers, werkzoekenden gemeenten en UWV. Zij komen afspraken na en hebben tevreden klanten.” Dat zijn niet mijn woorden, dat staat op de internetsite van Blik op Werk.
Wat wel mijn woorden zijn: dit keurmerk levert een belangrijke bijdrage aan een kwalitatief betere dienstverlening. Dat is uitstekend want daar schortte het in het verleden nogal eens aan, met name in de re-integratiebranche. Bedrijven met het keurmerk moeten die dienstverlening hoog in het vaandel hebben staan.
Re-integratie in Nederland is nog volop in ontwikkeling. Dat is een goede zaak. De markt zal zich altijd moeten blijven aanpassen aan veranderde omstandigheden. Een crisis of hoogconjunctuur vergt een andere aanpak. Maar ook veranderde inzichten, andere regelgeving, vraagt om voortdurend inspelen op nieuwe omstandigheden.Een gezonde marktwerking is noodzakelijk als je als sector wilt vernieuwen. Dat is in deze tijd nodig. Maatwerk en het selectief inzetten van trajecten zijn belangrijk. Een groei van gespecialiseerde aanbieders op de markt die hierop inspelen, is de trend.
Ik weet dat de Stichting Blik op Werk er veel aan gelegen is dat het keurmerk verplicht wordt gesteld. Het zou dan een soort toelatingsexamen worden. Vanuit uw standpunt begrijp ik dat wel. Maar zoals minister Donner en staatssecretaris Klijnsma eerder deze zomer in de discussie hierover met de Tweede Kamer al aangaven moet dit keurmerk toch vooral blijven wat het nu is: een initiatief van de branche zelf.
Daaraan ontleent het keurmerk namelijk juist zijn kracht. Een keurmerk ván de branche, gedragen dóór de branche. Geen kwaliteitsmerk dat van boven af, uit dat vaak verre Den Haag, is opgelegd. Dit zou toetreding tot de markt en de benodigde innovatie belemmeren. Het transparant maken van de kwaliteit van de dienstverlening is een zaak van opdrachtgever en opdrachtnemer samen. Of het nu gaat om re-integratie, arbodienstverlening of scholing. Daar hoort ook maatwerk bij. Dat moet aan de markt, aan u, worden overgelaten. Daar moet de overheid niet tussen gaan zitten.
Dames en heren ik ga afronden. Het kabinet ziet zich genoodzaakt bezuinigen door te voeren, en dat nooit een leuke boodschap. Tegelijkertijd investeert het kabinet ook gericht om de crisis te bestrijden. Het gezamenlijk optrekken daarbij om te zorgen dat zoveel mogelijk mensen weer aan werk geholpen worden of gaan participeren in de samenleving is van essentieel belang. We hebben elkaar daarbij hard nodig.
Ik realiseer me dat u, Blik Op Werk, belangrijk werk doet. Op het gebied van re-integratie, arbeidsomstandigheden, scholing en training. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Ik ben daarom blij dat vandaag opnieuw een aantal bedrijven het Blik op Werk keurmerk heeft weten te verwerven. Ik feliciteer u daarmee van harte. Zowel de bedrijven afzonderlijk als de branches waarin zij actief zijn als geheel.
Dank u wel.