Pensioenpremies in 2010 blijven gebaseerd op huidige maximumrendement
Pensioenfondsen mogen bij hun beslissing over de pensioenpremie in 2010 uitgaan van hetzelfde maximaal verwachte rendement op hun beleggingen als in de afgelopen drie jaar. Voor de jaren na 2010 wordt dit later bekeken. Dat schrijft minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer.
Eerder dit jaar vroeg Donner de commissie paramaters, onder voorzitterschap van professor Don, advies over de maximum waarden voor de verwachte rendementen waarmee pensioenfondsen vanaf 2010 mogen rekenen. De commissie was hierover verdeeld. Het rendement waarmee de pensioenfondsen mogen rekenen bepaalt de verwachtte ontwikkeling van het fonds. Op basis daarvan moeten de pensioenfondsen afwegen of zij de hoogte van premies of hun pensioenbeleid (zoals de indexatie) aanpassen.
Uit het advies blijkt dat een deel van de commissie adviseert het maximum voor het verwachte rendement op aandelen met zo’n 1,5 procentpunt te verlagen. De voorzitter en de vertegenwoordigers van het Centraal Plan Bureau en De Nederlandsche Bank zijn van mening dat de rendementen die de pensioenfondsen in het verleden hebben gehaald deels veroorzaakt zijn door meevallers die niet representatief zijn voor de toekomst. Daarom zou het aandelenrendement met zo’n 1,5 procent moeten worden verlaagd. Als hiertoe zou worden besloten kan dat leiden tot een totale premiestijging voor werkgevers en werknemers van 1,9 miljard euro. Hogere premies vergroten de kans dat indexatieverwachtingen waargemaakt kunnen worden.
Een ander deel van de commissie adviseert pensioenfondsen te laten rekenen met een aandelenrendement dat zo’n 0,25 procentpunt lager ligt dan het huidige rendement. Deze leden, vertegenwoordigers van de Stichting van de Arbeid, zijn van mening dat wel naar het historische gemiddelde rendement kan worden gekeken. Overigens tekenen ze daarbij aan dat pensioenfondsen zich ervan bewust moeten zijn dat toekomstige rendementen fors kúnnen afwijken van dat historische gemiddelde. Als tot een daling van 0,25 procentpunt zou worden besloten kan dat leiden tot een premiestijging voor werkgevers en werknemers van 0,6 miljard euro.
De commissie was het wel eens over minimale verwachtte loon- en prijsstijgingen en het maximale verwachtte rendement op obligaties. Ook vindt de commissie dat pensioenfondsen rekening moeten houden met forse afwijkingen van het verwachtte rendement.