Bussemaker roept gemeenten op meer te doen aan welzijn
'Wethouders welzijn moeten laten zien waar ze staan en ook in financiële zin vechten voor hun portefeuille.' Dit zei staatssecretaris Bussemaker op het Wmo-congres 2009 'Welzijn Nieuwe Stijl' in Amsterdam.
Dames en heren,
Met de komst van de Wmo is er in “welzijnsland” een verfrissende wind opgestoken. En dat die nieuwe wind nog lang niet is gaan liggen, blijkt ook uit de enorme opkomst voor dit congres. Fantastisch dat we met elkaar aan de slag gaan om de kern van de Wmo –meedoen- verder concreet in te vullen.
Vandaag gaat het over welzijn. Ik wil het belang daarvan graag onderstrepen. Vooral nu, in een tijd van financiële crisis, waarbij al snel een scheiding van groepen – van actieven en inactieven – dreigt. Met daarbij isolement en uitsluiting. Juist nu moet worden ingezet op de verbindende kracht van Welzijn. Vooral omdat de prijs van de crisis niet betaald moet worden door de meest kwetsbaren in onze samenleving.
Mensen moeten zich op een waardevolle manier met elkaar kunnen verbinden. Ik noem dat de basisfunctie van het welzijnswerk. Het zelfstandig keuzes kunnen blijven maken en wederkerigheid zijn wat mij betreft daarbij de kernbegrippen. Welzijn verbindt het individu met de gemeenschap.
Maar welzijn heeft ook de opdracht om mensen te activeren, die zonder een directe benadering niet goed worden bereikt. Welzijn werkt buurtgericht. Zit in de haarvaten van het dorp of de stad. De welzijnswerker zorgt er voor dat ook de moeilijk toegankelijke jongere weer naar school gaat, of dat de eenzame alleenstaande oudere weer actief wordt in de buurt. Welzijn is daarbij een trede op de participatieladder. Waarbij de welzijnswerker de eigen kracht van mensen weet aan te boren.
Op 5 juni hielden we in Bussum het ”Yes We Care” congres, over de langdurige zorg. Daar ging het over het verbeteren van de uitvoering in de AWBZ. Vandaag gaat het over Welzijn. Maar gelukkig mag ik voor beide verantwoordelijk zijn. Dat biedt de unieke kans om die twee werelden met elkaar te verbinden.
Vanuit de Wmo maak je met elkaar de samenleving. Dat betekent ook dat je er met elkaar voor zorgt dat mensen niet onnodig in de AWBZ worden weggezet. Een goed Wmo beleid zorgt er bijvoorbeeld voor dat mensen met een beperking gewoon mee kunnen doen. De AWBZ daarentegen is niet gewoon, nee de AWBZ is “bijzonder”. Dat moet ze in haar kern ook blijven.
Ik wil de relatie tussen de Wmo en de AWBZ scherp neer zetten. Juist nu. De crisis maakt de meest kwetsbare burger nog kwetsbaarder. Juist daarom moet de AWBZ overeind blijven om de zorg te bieden die onverzekerbaar is De Wmo is vanwege haar preventieve karakter bij uitstek geschikt daar een stevige bijdrage aan te leveren. Goed welzijnsbeleid zorgt ervoor dat mensen minder snel een beroep doen op de AWBZ.
Dat vind ik een essentieel punt. Want ik wil niet dat mensen onnodig afhankelijk worden of gestigmatiseerd worden. Dat gevaar loop je door te veel voorzieningen aan te bieden in de AWBZ, net als het gevaar van de medicalisering van problemen die om een sociale oplossing vragen. Eigenlijk heel simpel: moet die eenzame man nu eens in de week individueel bezocht worden door een professional uit de AWBZ, of moet je er voor zorgen dat hij aanschuift bij de gezamenlijke maaltijd in de buurt, waar hij met de buurtgenoten in contact komt. Mijn antwoord is helder. Ik kies voor de sociale oplossing.
Dames en heren,
Ik ben optimistisch en enthousiast over waar we staan met de Wmo. Eerst dat optimisme, maar straks ook een aantal kritische kantekeningen.
In Hulst, -uitgeroepen tot de beste gemeente op gebied van het ouderenbeleid, maakt men dat beleid samen met de oudere burgers. Ouderen doen graag mee in het vrijwilligerswerk. Oud en jong gaan samen aan de slag. Juist door te investeren in welzijn kunnen ouderen in Hulst keuzes maken en bijvoorbeeld langer zelfstandig blijven wonen.
En in Enschede, leer ik dat alle uitvoeringsorganisaties met één wijkcoach werken. Die wijkcoach beslist zelfstandig hoe en wanneer in te grijpen bij narigheid. Daar wordt niet eerst vergaderd, de wijkcoach treedt direct op.
In Ermelo staat toegankelijkheid hoog in het vaandel. Daar benadrukken ze vooral het uitblinken van mensen met een beperking. Zet het talent voorop en niet de beperking, is daar het motto.
In Hengelo gaat een collectief aanbod ten principale aan het individuele vooraf. Vanuit een persoongerichte aanpak wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden van informele hulp, voordat de professioneel er aan te pas komt. In Alkmaar staat het “Oranje Huis”, waar vrouwen in de opvang op hun eigen kracht worden aangesproken, om zo snel mogelijk weerbaar in de samenleving te staan.
Ik zie hoe het welzijnswerk en de sport elkaar vinden. Weet u nog hoe het daklozenteam van Rotterdam landskampioen werd. Zou Feyenoord dat ooit nog eens evenaren?
Met een paar voorbeelden doe ik vele tekort, want er zijn nog talloze. Geen punt, want u gaat het vandaag in de 48 workshops allemaal meemaken.
De voorbeelden van zonet hebben een paar pregnante kenmerken gemeen. Door die kenmerken te benoemen, kom ik tot mijn visie op Welzijn Nieuwe Stijl. Ik sprak er over met welzijnswerkers, wethouders, gemeenteambtenaren, wetenschappers en de klanten van welzijn. Dat heeft geleid tot wat ik de”bakens’’ zou willen noemen voor de route naar Welzijn Nieuwe Stijl. Aan ons vandaag de mooie taak om die bakens met elkaar verder te verdiepen en uit te werken.
Wat zijn dan die bakens?
Welzijn nieuwe stijl is vraaggericht: Je kijkt daarbij altijd naar de vraag achter de vraag;
-Welzijn Nieuwe Stijl gaat uit van de eigen kracht van de burger en zijn omgeving;
-In Welzijn nieuwe stijl ga je als dat nodig is direct op de problemen af, in welzijn nieuwe stijl passen geen kantoorklerken of bureaucraten.Welzijn Nieuwe Stijl is niet vrijblijvend. Je benoemt de problemen, je definieert de oplossing en je bent resultaat gericht.
In Welzijn Nieuwe Stijl is er vooral ruimte voor de kennis en kunde van de professional. Hij of zij is streetwise. Dus je verstaat de taal van de straat.
Nu mijn kritische noot: Recent onderzoek uitgezet door het Fonds Collectieve Belangen uit de welzijnsbranche laat zien dat in één derde van de gemeenten “het welzijn” en de gemeente goed met elkaar aan de slag zijn. In twee derde van de gemeenten is dat dus nog niet het geval. Daar is nog veel werk te verzetten.
Uit een onderzoek van Movisie rolt als rapportcijfer voor de doorontwikkeling van de Wmo een zes.
Laat ik op dit punt helder zijn. Ik ga niet voor een zesje en ik ben ervan overtuigd u ook niet. We gaan met elkaar voor een dikke negen. De vraag is dan wel wat daarvoor moet gebeuren.
Ik wil twee punten noemen:
ten eerste de relatie tussen de gemeenten en het welzijnswerk
ten tweede de kwaliteit van het welzijnswerk.
Niet alleen uit onderzoek, maar ook uit gesprekken met wethouders en welzijnsorganisaties leer ik dat de onderlinge verhoudingen schokkend vaak slecht zijn. Juist waar samen optrekken geboden is, loopt de samenwerking slecht. Dat is dus niet goed. Verwijten over en weer zijn natuurlijk snel en gemakkelijk gemaakt, maar daar komen we geen steek verder mee.
Mijn conclusie luidt dat het allereerst nodig is om elkaars positie opnieuw helder te formuleren.
Het is de wethouder - en dus niet de welzijnsorganisatie - die zich uitspreekt over de lokale politieke doelstellingen. Het is aan de politiek om de prioriteiten te stellen. De wethouder moet durven kiezen en aangeven welke problemen opgelost moeten worden.
Je kan de waarde van welzijn vrij gemakkelijk in Euro’s uitdrukken. Op haar jubileumsymposium presenteerde de Vereniging de Zonnebloem met gepaste trots de resultaten van een onderzoek van de Erasmus Universiteit naar de economische waarde van het vrijwilligers werk in Nederland. Als je dat voorzichtig doet( je gaat uit van 5 euro per uur) kom je op 5 miljard euro. Ga je uit van een marktprijs, dan zit je al gauw op 20 miljard. En dat onderzoek gaat dus alleen over de vrijwilligers van de Zonnebloem. Ook voor de mantelzorg is op een vergelijkbare manier de economische waarde berekend. Die berekening van Bernhard van de Berg komt in zijn proefschrift uit op een bedrag van ruim vier miljard Euro.
Wethouders welzijn moeten dan wel laten zien waar ze staan en ook in financiële zin vechten voor hun portefeuille. Om de gevolgen van de pakket maatregelen AWBZ te compenseren heb ik aan gemeenten 127 miljoen euro beschikbaar gesteld. De bedoeling is dat gemeenten daarmee hun taak serieus nemen om de participatie van ouderen en gehandicapten te stimuleren, eenzaamheid te bestrijden en dagbesteding op te zetten. Ik heb laten onderzoeken hoe dat geld wordt ingezet.
De eerste resultaten laten zien dat het geld niet aan de versterking van welzijn wordt besteed. Maar eerder om bestaande tekorten te dekken. Het betrof een kleinschalig onderzoek, dus enige voorzichtigheid is geboden. Maar als het werkelijk zo is dat gemeenten de 127 miljoen gebruiken om elders in hun begroting tekorten te dekken, dan is mijn standpunt helder: Ik vind dat dit absoluut niet kan. Ik kan niet uitleggen dat geld bedoeld voor participatie besteed gaat worden aan lantaarnpalen of parkeerterreinen.
Daarom roep ik wethouders welzijn op om in hun colleges van B en W te staan voor het welzijn in hun stad. Argumenten zijn daarvoor ruim voor handen. Kijk vandaag maar goed om u heen.
Terug naar de rol van het welzijnswerk.
Als de politieke doelstellingen helder zijn, weet de professionele welzijnswerker vervolgens op basis van zijn of haar kennis en kunde wat er ingezet kan worden om het sociale probleem op te lossen. Daar gaat met andere woorden de wethouder weer niet over.
De Wmo vraagt om een nieuwe regie en netwerk-rol van de gemeente, maar even zo goed om een nieuwe rol van het welzijnswerk. Resultaatgericht, zonder te vervallen in perverse en bureaucratische meet- en afrekensystemen. Vaak kom je in het welzijnswerk niet toe aan een inhoudelijke discussie, want iedereen begint steeds maar weer over dat aanbesteden. Het aanbesteden is dan de grote boosdoener. Want dat aanbesteden zou alle relaties verstieren.
De aanbestedingsvraag wordt hoofdzakelijk gestuurd door Europese regelgeving. Maar in de kern gaat het erom hoe er inhoudsvolle, prikkelende, langdurige relaties tot stand worden gebracht. Waarbij door een samenwerkingsgerichte houding maatschappelijke problemen op een effectieve manier kunnen worden opgelost.
Samenwerkingsgericht: want het oplossen van welzijnsproblemen is geen monopolie van de klassieke welzijnsorganisatie. Er wordt samengewerkt met sportverenigingen, kerken, woningbouwcorporaties, aanbieders van zorg en noem maar op. Dat alles kan je via een subsidie vorm geven of via weloverwogen vormen van aanbesteden. Er zijn dus meerdere wegen die naar Rome leiden.
De komende maanden kom ik met een nieuwe handreiking over “Diensten door derden”. Dat wordt een handreiking, die te vergelijken is met het succesvolle boekje “Sociaal overwogen aanbesteden” over de inkoop van de hulp bij het huishouden. Dat moet de lucht klaren en de basis leggen voor open en heldere zakelijke relaties tussen de gemeente en het welzijnswerk. Dan kunnen we het daarna weer met elkaar over de inhoud hebben.
Tot zover over de relationele kant. Dan de kwaliteit van het welzijnswerk. Waar het ook door gekomen mag zijn; er is de afgelopen jaren te weinig geïnvesteerd in de kwaliteit van het welzijnswerk.
Ik ben vorig jaar een programma gestart met als titel “Beter in Meedoen”. Dat moet in 2010 zijn vruchten af gaan werpen. En op basis van de motie Wolbert, starten de komende maanden op 6 locaties Wmo-werkplaatsen. Ook daar gaat het over de kwaliteit van het welzijnswerk. Maar laat het helder zijn: ik kan en wil het niet alleen. Andere partijen zijn primair aan zet als het om de professionalisering gaat.
Ik ben blij dat de MO-groep dat ook goed erkent en met haar leden wil gaan investeren in de gewenste professionalisering. De MO groep wil dat oppakken met ander partijen, beroepsgroepen, vakbonden en gemeenten. Ik vind dat een zéér prijzenswaardig initiatief.
Ik nodig gemeenten en de VNG uit zich bij dit initiatief aan te sluiten.
Ik wil over professionalisering wel één opmerking plaatsen. Professionalisering is voor mij dus niet steeds meer opleiding. Hier geldt absoluut niet, dat des te hoger de eisen des te beter geschikt.
Het gaat in het welzijnswerk om mensen die met een gevoel van maatschappelijke betrokkenheid, streetwise zijn en de taal van de straat spreken. Dus meer praktijk dan theorie. En dan vooral de praktijk van de straat.
Dames en heren,
Over mijn eigen rol was ik nog niet expliciet. Ik geloof in de kracht van verbinden, ik geloof in de kracht van het welzijnswerk. Ik ben ervan overtuigd dat die krachten alleen op het lokale niveau echt zullen werken. De directe rol van het Rijk is beperkt.
Toch, zo blijkt uit al mijn gesprekken, verwachten partijen nadrukkelijk meer dan alleen maar een wet. Men verwacht ook dat de randvoorwaarden voor die wet op orde zijn, zoals de financiële prikkels. Dat er richting wordt gegeven. Voor de lokale invulling. Dat er inspiratie is en stimulans om de in gang gezette ontwikkelingen te versterken.
Ik geef vandaag de aanzet voor een dergelijk richtinggevend kader Het staat wat mij betreft pas in de grondverf. Er is nog veel werk aan te doen. Schuren, plamuren en vooral aflakken. Handen uit de mouwen dus. Juist omdat de gemeenteraadsverkiezingen eraan komen vind ik dat welzijn in het debat over die verkiezingen een centrale plek moet krijgen.
Op 8 april deed de VVD wat dat betreft al een poging. In een artikel in de Volkskrant veegde Mark Rutte de vloer aan met het welzijnswerk. Hij richtte wel erg makkelijk de pijlen op de buurtbarbecues. Onder de titel ‘Weg met alle subsidies die apartheid bevorderen”, zet hij alle gemeentelijke buurt iniatieven te kijk. Zijn conclusie luidt: ”Laat gemeenten mensen aan een baan helpen, zodat ze hun eigen broek kunnen ophouden en hun eigen feestjes en tv’s kunnen betalen”.
Natuurlijk heeft hij daar gelijk in. Maar wat Rutte niet goed snapt is dat het welzijnswerk daar nu juist een bijdrage aan levert. Maar de welzijnswerker richt zich niet op een eenvoudige manier van arbeidsbemiddeling voor de hoog opgeleide.
Nee, het welzijnswerk heeft het lef om te kiezen voor de jonge zwervers, de dakloze verslaafden en de slachtoffers van huiselijk geweld. Ik bedoel maar: Welzijnswerk is niet zacht, nee welzijnswerk is keihard.
Ik vind dat we met elkaar Welzijn Nieuwe Stijl neer moeten zetten. Ik draag daar ook graag financieel aan bij. Ik sluit daarom met partijen graag dezelfde deal als in de AWBZ. Als lokale partijen investeren, dan doe ik dat ook. De gezamenlijkheid moet zich dus ook financieel vertalen.
Ik heb daarvoor voor twee jaar telkens één miljoen Euro beschikbaar. En ik reken dus ook op een bijdrage van u.
Ik nodig partijen uit om een gezamenlijk programma op te zetten. Niet om weer allerlei nieuwe zaken uit te vinden, maar vooral om al die kennis die voor handen is, heel concreet in te gaan zetten. Dus niet alleen In voor Zorg, maar ook In voor Welzijn.
Kort en goed en ook tot slot: Ik geloof in de kracht van verbinden. Ik geloof in de kracht van het welzijnswerk. Ik ga, hopelijk met u allen,en route voor welzijn nieuwe stijl.
Dank u wel voor uw aandacht.