Strijdgebieden in trek bij Europese jihadisten
In het grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan opereren al jaren verschillende jihadistische groeperingen die een voortdurende dreiging vormen voor westerse en daarmee ook Nederlandse belangen. Hun slagkracht wordt mede bepaald door de speelruimte die ze krijgen van de overheden in de regio. Het grootschalige militaire offensief dat het Pakistaanse leger eind april 2009 tegen de Pakistaanse Taliban in de Swat-regio startte, is nog steeds gaande en in de Tribale Gebieden is er al enkele maanden sprake van bombardementen. Door het offensief en de bombardementen is de druk op de Pakistaanse Taliban en kern al Qa’ida verder toegenomen. In Swat is in relatief korte tijd een deel van de Taliban uitgeschakeld en een ander deel is gevlucht of heeft zich teruggetrokken.
In Somalië, een ander jihadistisch strijdgebied, zoekt Al Shabaab, de belangrijkste Somalische jihadistische groepering, aansluiting bij de doelstellingen van het internationale jihadisme. Kern al Qa’ida ziet Al Shabaab als het ‘zuidelijke front van de internationale jihad’. Er is ook een gestage toename van het aantal jihadisten uit het Westen (die al dan niet van Somalische origine zijn) dat afreist naar Somalië voor training of de jihadistische strijd. Bekend is dat in de Verenigde Staten en mogelijk ook in Denemarken ondersteuningsnetwerken actief zijn, die jongeren rekruteren voor en faciliteren bij de jihadgang naar Somalië. Dat Somalië een aantrekkingskracht heeft op westerlingen, lijkt ook te gelden voor personen uit Nederland. Op 24 juli 2009 werden in Kenia vier jonge mannen aan de grens met Somalië aangehouden. Zij zouden op weg zijn geweest naar een jihadistisch trainingskamp. De Nationale Recherche is een onderzoek gestart. Het viertal wordt verdacht van deelname aan een terroristische organisatie en het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Inmiddels zijn de jongeren vrijgelaten. Het Landelijk Parket wacht op meer informatie van de Keniaanse autoriteiten.
Zorgelijk zijn de aanwijzingen dat een kleine groep in Somalië getrainde westerlingen de opdracht heeft gekregen de jihad in het Westen voort te zetten. De opdracht zou afkomstig zijn van de leiding van Al Shabaab en/of personen die met al Qa'ida in verband worden gebracht.
Een voortdurende dreiging is de jihadistische groepering ‘Al Qa’ida in de Islamitische Maghreb’ (AQIM). Deze groepering is vooral actief in Algerije en ontplooit daarnaast activiteiten in het grensgebied van Algerije, Mauritanië, Mali en Niger. Sinds kort hebben ontvoeringen van westerlingen een structurele plaats ingenomen binnen de werkwijze van AQIM. Ook stelt deze groepering nu politiek getinte eisen in ruil voor vrijlating van gegijzelden. Door het structurele karakter van de ontvoeringen door AQIM lijkt de veiligheid van westerlingen in de regio verder onder druk te staan. AQIM deinst er verder sinds kort niet meer voor terug om haar gijzelaars om te brengen als haar eisen niet worden ingewilligd. De organisatie heeft recent een Brit gedood nadat de Britse overheid niet inging op haar eis een in het Verenigd Koninkrijk gevangen Palestijnse radicale prediker vrij te laten.
Ook in andere delen van de wereld waar de jihad zich kan manifesteren, blijft een dreiging van ontvoering van westerlingen, en daarmee ook Nederlanders, bestaan. Zo is het aantal ontvoeringen in Afghanistan gedurende de afgelopen rapportageperiode toegenomen. Die dreiging tegen en soms gerichte aanslagen op medewerkers van non-gouvernementele en internationale organisaties in jihadistische strijdgebieden zorgen ervoor dat het werk van hulporganisaties ernstig wordt bemoeilijkt en soms moet worden gestaakt. Verder lijken jihadistische organisaties zich in hun propaganda sterker tegen christelijke zendingsactiviteiten en invloeden te gaan richten.
Uit onderzoek van de AIVD blijkt dat de groei van de salafistische stroming in Nederland stagneert, dit komt mede door de groeiende weerstand van moslims in Nederland tegen de anti-integratieve boodschap van de salafistische centra. Ook orthodoxe moslims lijken zich in toenemende mate af te keren van het salafisme. Daarbij speelt een rol dat sommige predikers in de ogen van de gelovigen de leer die zij verkondigen onvoldoende toepassen in hun persoonlijke leven, de puriteinse levensstijl grote persoonlijke offers vergt en de beperkte ruimte voor zelfstandig denken leiden ertoe dat orthodoxe moslims de beweging verlaten.