Beantwoording Kamervragen controversiële wapens
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum 3 september 2009
Betreft FM09-1581 Beantwoording kamervragen controversiële wapens
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden op vragen van de leden Kalma en Tang (beiden PvdA) over investeringen van financiële instellingen in wapenproducenten en wapenexport (nr. 2009Z113249, 2 juli 2009), voorts mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden op vragen van de leden Ortega-Martijn en Cramer (beiden ChristenUnie) over het bericht dat Nederlandse banken nog steeds investeren in bedrijven die clustermunitie produceren (nr. 2009Z13250, 2 juli 2009) en tenslotte de antwoorden op vragen van het lid van Velzen (SP) over investeringen van banken en pensioenfondsen in wapenproductie (nr. 2009Z13681, 9 juli 2009).
Hoogachtend,
De minister van Financiën,
Wouter Bos
Antwoorden van de ministers van Financiën en van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken op de vragen van de leden Kalma en Tang (beiden PvdA) over investeringen van financiële instellingen in wapenproducenten en wapenexport, kenmerk 2009Z113249 (Ingezonden 2 juli 2009)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het praktijkonderzoek ‘Banken en wapens: de praktijk’ van Amnesty International, FNV, Milieudefensie, Oxfam Novib en IKV Pax Christi?
Antwoord vraag 1
Ja.
Vraag 2
Bent u van mening dat het onwenselijk is dat financiële instellingen investeren in producenten van controversiële wapens of in bedrijven die zich bezighouden met controversiële wapenhandel?
Antwoord vraag 2
Het kabinet juicht toe dat ondernemingen, waaronder banken, een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid voelen en daaraan concrete invulling geven . Het kabinet wil hierin echter niet zover gaan als de organisaties die betrokken zijn bij de totstandkoming van het praktijkonderzoek “Banken en wapens: de praktijk”. Deze organisaties zijn van opvatting dat iedere investering in een onderneming die op enigerlei wijze is betrokken bij de productie van of de handel in (onderdelen van) de door hen als controversieel aangeduide wapens van de hand moet worden gewezen. Het kabinet is van mening dat het al dan niet investeren in de desbetreffende ondernemingen die opereren binnen de kaders van de wet in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid van de financiële instellingen is. Die dienen een eigen afweging te maken en daarover transparant te communiceren met hun stakeholders. Wij juichen het toe als transparantie over de afweging leidt tot verantwoording over de gemaakte keuze.
Vraag 3
Strekt de door u in veel gelegenheden aangehaalde maatschappelijke functie van banken ook tot het ontwikkelen en uitvoeren van beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en investeren?
Antwoord vraag 3
Het kabinet wenst dat alle ondernemingen maatschappelijk verantwoord ondernemen. Op welke wijze ondernemingen, waaronder banken, hun bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid invullen, is in de eerste plaats aan de ondernemingen zelf. Of zij voor deze keuze erkenning van de samenleving krijgen dient te blijken uit een open dialoog met hun stakeholders
Vraag 4
Kunt u een reactie geven op de aanbevelingen uit het rapport? Welke van deze aanbevelingen bent u bereid onder de aandacht te brengen van de financiële sector, in het bijzonder bij de in het onderzoek betrokken instellingen?
Antwoord vraag 4
Van banken mag worden verwacht dat zij hun bedrijf op een maatschappelijk verantwoorde wijze uitoefenen. Een belangrijk element van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is dat een onderneming bereid is tot een serieuze dialoog met zijn stakeholders. De organisaties die betrokken zijn bij het praktijkonderzoek “Banken en wapens: de praktijk” zijn zodanige stakeholders. Het kabinet ziet het praktijkonderzoek dan ook als een belangrijke bijdrage van de organisatie voor die dialoog. Verschillende Nederlandse banken hebben in hun reactie op het praktijkonderzoek uitdrukkelijk aangegeven dat zij over dit onderwerp graag het gesprek willen aangaan met de bij de “Eerlijke Bankwijzer” betrokken maatschappelijke organisaties om zo tot werkbare oplossingen te komen. Het kabinet juicht dit toe. Of, en zo ja, op welke wijze banken uitvoering willen geven aan de aanbevelingen uit het rapport is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de financiële onderneming zelf.
Vraag 5
Bent u van mening dat er sprake is van incoherentie wanneer met overheidsgeld ondersteunde financiële instellingen investeren in bedrijven die betrokken zijn bij controversiële wapens of controversiële wapenhandel die vanwege overheidsbeleid of internationale afspraken en verdragen worden afgewezen?
Antwoord vraag 5
Deze kwestie is – zolang er geen sprake is van illegale activiteiten- een onderwerp van dialoog met de stakeholders, die de overheid toejuicht. Afgezien van de wens tot het voeren van een open dialoog, geeft het onderzoek op het punt van investeringen in de wapenhandel de overheid geen aanleiding om in deze dialoog zelf een specifiek standpunt in te nemen. Daarnaast is het kabinet niet van plan op dit punt andere eisen te stellen aan banken omdat ze wel of niet zijn ondersteund met overheidsgeld. Bijzondere eisen zouden ook haaks staan op de door de Kamer breed gesteunde motie om het aandeelhouderschap in de financiële instellingen op afstand te plaatsen om politieke inmenging te voorkomen (motie-Weekers-De Nerée tot Babberich-Tang, Kamerstukken II, 31965, nr. 7).
Vraag 6
Bent u van mening dat duurzaamheidaspecten ten opzichte van het beleggingsbeleid van banken opgenomen moeten worden in het door u voorgestelde bankiersexamen?
Antwoord vraag 6
Zoals ik hiervoor reeds heb aangegeven juicht het kabinet toe dat ondernemingen, waaronder banken, een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid voelen en daaraan concrete invulling geven. Het bankiersexamen is momenteel in ontwikkeling. Hierin zullen kennisaspecten in ieder geval een rol spelen. Ook zullen vermoedelijk ethiek-aspecten aan de orde komen.
Vraag 7
Bent u van mening dat financiële instellingen volledig en genoeg rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen en investeren, gelet op het feit dat geen van de onderzochte instellingen een mvo-beleid heeft voor haar beleggingen?
Antwoord vraag 7
Voor een oordeel over de vorm en mate waarin onder meer financiële instellingen rapporteren over MVO verwijs ik naar de Transparantiebenchmark die jaarlijks in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken wordt uitgevoerd. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft uw Kamer over de Transparantiebenchmark 2008 geïnformeerd bij brief van 29 januari 2008 (kamerstukken II, 26485, nr. 64). Uit de internationale vergelijking blijkt dat Nederlandse bedrijven wat betreft transparantie over MVO volop meedoen, maar nog beter kunnen. Dat geldt onder andere voor de financiële sector. Omdat MVO geen statisch gegeven is, wordt jaarlijks bekeken of de criteria voor de Transparantiebenchmark aangepast moeten worden. Overigens heeft het merendeel van de onderzochte instellingen wel degelijk een MVO beleid voor duurzaam beleggen.
Vraag 8
Ziet u een discrepantie tussen de mvo-praktijk en het voorgestane beleid van rapporterende financiële instellingen, onder andere gelet op het feit dat de Transparantiebenchmark 2008 constateert dat financiële instellingen hoog scoren?
Antwoord vraag 8
Nee, transparantie is heel belangrijk, maar het is niet hetzelfde als maatschappelijk verantwoord ondernemen. Transparantie over resultaten en beleid en dialoog met stakeholders zijn essentiële elementen in het MVO-proces. Transparantie als zodanig is slechts het begin van een traject dat via dialoog bedrijven sturing kan geven op weg naar MVO.
Vraag 9
Op welke manier wordt in het SER-initiatief ketentransparantie rekening gehouden met het risico op discrepanties tussen mvo-beleid en de mvo-praktijk bij de betrokken ondernemingen?
Antwoord vraag 9
Naar aanleiding van de SER Verklaring inzake Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) van december 2008 zal een speciale SER commissie een jaarlijkse voortgangsrapportage opstellen. Deze zal niet alleen ingaan op rapportage van ondernemingen over hun internationaal MVO-beleid (via de Transparantiebenchmark), maar ook op gesignaleerde good practices en knelpunten. Dit laatste zal vooral op sector- en brancheniveau worden bekeken. Daarnaast kunnen in de SER commissie individuele gevallen van vermeende schendingen van het door de SER geformuleerde normatieve kader uit de Verklaring IMVO worden besproken. Deze meldingen dienen te worden ingebracht door de ondernemers- of werknemersleden, of de kroonleden van de commissie IMVO. Meldingen die onder het mandaat van het Nationaal Contactpunt voor de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (NCP) vallen, zullen door het NCP worden behandeld. Mede hierom is de voorzitter van het NCP als adviserend lid toegetreden tot de genoemde commissie.
Vraag 10
Wanneer u spreekt over Nederlandse bedrijven als koplopers op het gebied van mvo, doelt u dan op de mate van mvo-transparantie of de manier waarop mvo in de praktijk wordt gebracht? Indien het laatste het geval is, op welke informatie baseert u zich hierbij?
Antwoord vraag 10
Het gaat daarbij zowel om transparantie als om resultaten. Onder de bedrijven die hoog scoren in de Transparantiebenchmark zijn er meerdere die naar mijn overtuiging ook internationaal als koplopers op het vlak van transparantie kunnen worden beschouwd. Daarnaast heeft Nederland ook op het vlak van resultaten veel duurzame koplopers. Zo werden in 2008 Unilever (food & beverages), TNT (industrial goods & services) en KLM/Air France (travel & leisure) aangemerkt als zgn. Super Sector Leaders van de Dow Jones Sustainability Index en werd DSM in september 2008 in de duurzaamheidsindex 'FTSE4Good' genoemd onder de toonaangevende bedrijven in de chemische sector. In 2007 noemde Dow Jones AKZO Nobel het meest duurzame chemieconcern ter wereld, een predikaat dat DSM het jaar daarvoor ontving. Dow Jones beschouwde TNT in 2007 als het meest duurzame bedrijf, ongeacht sector. Hiernaast zijn onder de partners van MVO Nederland vele internationale duurzame koplopers, zoals bijvoorbeeld Triodos Bank die in juni van dit jaar nog is verkozen tot de duurzaamste bank ter wereld tijdens de jaarlijkse International Sustainable Banking Conference in Londen.
Vraag 11
Kan alle in het jaarverslag dan wel in een apart verslag gepubliceerde sociale en milieu-informatie worden aangemerkt als niet-financiële prestatie-indicator in de zin van artikel 2:391 lid 1 BW? Zo nee, hoe wordt het onderscheid bepaald? Zo ja, wat is het juridische regime dat van toepassing is op kennelijk onjuiste of onvolledige informatie die wel als niet-financiële prestatie-indicatoren in de zin van artikel 2:391 lid 1 BW kan worden aangemerkt?
Antwoord vraag 11
Ingevolge artikel 2:391, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek geldt dat niet-financiële prestatie-indicatoren in het jaarverslag opgenomen dienen te worden indien dit noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de rechtspersoon en groepsmaatschappijen. Hierbij worden milieu- en personeelsaangelegenheden met name als voorbeelden genoemd. Aan welke niet-financiële prestatie-indicatoren aandacht zal moeten worden besteed, is afhankelijk van de specifieke onderneming. Gedacht kan worden aan concurrentieregels, wijzigingen in regelgeving die voor het functioneren van de onderneming ingrijpende gevolgen hebben, of internationale ontwikkelingen waaronder de onderneming te lijden heeft of waarvan ze juist profiteert. Wanneer een onderneming sociale en milieu-informatie in het jaarverslag heeft gepubliceerd, kan deze informatie in beginsel worden aangemerkt als niet-financiële prestatie-indicator in de zin van artikel 2:391, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek
Voorzover, met inachtneming van het vorenstaande, het jaarverslag niet hiermee in overeenstemming is, kan een belanghebbende vorderen dat het verslag alsnog wordt ingericht volgens de door de rechter te geven aanwijzingen (artikel 2:447 e.v. BW). Ook geldt dat voorzover in het jaarverslag een misleidende voorstelling van de toestand van de vennootschap wordt gegeven en dit aan de bestuurder te wijten is, de bestuurders ingevolge het Burgerlijk Wetboek door derden hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schade die zij als gevolg hiervan hebben geleden (artikel 2:139 BW).
Antwoorden van de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van Financiën op de vragen van de leden Ortega-Martijn en Cramer (beiden ChristenUnie) over het bericht dat Nederlandse banken nog steeds investeren in bedrijven die clustermunitie produceren, kenmerk 2009Z13250 (Ingezonden 2 juli 2009)
Vraag 1
Kent u het bericht “Nederlandse banken investeren in foute wapenbedrijven”? 1)
Antwoord vraag 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Eerlijke Bankwijzer, het initiatief dat sinds 2007 een vergelijking maakt van het beleid en de financieringspraktijk van banken?
Antwoord vragen 2
Het kabinet juicht toe dat private partijen, waaronder banken, hun maatschappelijke positie nadrukkelijk betrekken bij de uitvoering van hun bedrijf. Vanuit dat perspectief bezien, ligt het voor de hand dat die partijen in een serieuze dialoog treden met hun stakeholders wanneer zij concrete invulling geven aan hun beleid inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Het voorliggende praktijkonderzoek zie ik dan ook als een duidelijke oproep van enkele stakeholders, te weten de bij het praktijkonderzoek betrokken organisaties, om die dialoog aan te gaan . Verder zie ik het praktijkonderzoek als een oproep aan de banken om hun cliënten inzicht te geven in hun (eventuele) investeringen via beleggingsfondsen in de defensie-industrie. Indien op dit punt transparantie wordt geboden, kunnen de cliënten een meer bewuste beleggingskeuze maken.
Vraag 3
Wat vindt u van de bevinding dat zes grote Nederlandse banken nog steeds investeren in controversiële wapenhandel, waaronder clustermunitie?
Antwoord vraag 3
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat hier met name sprake is van investeringen via beleggingsfondsen en niet om beleggingen voor rekening en risico van de banken. Verschillende Nederlandse banken hebben het initiatief genomen tot het (op)schonen van de beleggingsfondsen die zij juridisch beheren zodat via die fondsen niet of niet meer wordt geïnvesteerd in ondernemingen die clustermunitie of anti-personeelsmijnen produceren of daarmee handelen.
Aan één van de bedrijven die volgens de onderzoekers is betrokken bij controversiële wapenhandel is door een internationaal consortium van banken een algemene kredietfaciliteit verstrekt waarbij de daarbij betrokken Nederlandse bank geen voorbehoud kon afdwingen ten aanzien van het gebruik van de verstrekte gelden. Overigens is van die faciliteit nog geen gebruik gemaakt.
Vraag 4
Verbindt u voorwaarden aan banken die staatssteun hebben ontvangen of onder directe invloed van de Rijksoverheid staan en gerelateerd worden aan controversiële wapenhandel? Zo ja, welke voorwaarden stelt u aan deze banken? Zo nee, bent u daartoe bereid?
Antwoord vraag 4
Deze kwestie is – zolang er geen sprake is van illegale activiteiten- een onderwerp van dialoog met de stakeholders, die de overheid toejuicht. Afgezien van de wens tot het voeren van een open dialoog, geeft het onderzoek op het punt van investeringen in de wapenhandel de overheid geen aanleiding om in deze dialoog zelf een specifiek standpunt in te nemen. Daarnaast is het kabinet niet van plan op dit punt andere eisen te stellen aan banken omdat ze wel of niet zijn ondersteund met overheidsgeld. Bijzondere eisen zouden ook haaks staan op de door de Kamer breed gesteunde motie om het aandeelhouderschap in de financiële instellingen op afstand te plaatsen om politieke inmenging te voorkomen (motie-Weekers-De Nerée tot Babberich-Tang, Kamerstukken II, 31965, nr. 7).
Antwoorden van de minister van Financiën op de vragen van het lid Van Velzen (SP) over investeringen van banken en pensioenfondsen in wapenproductie, kenmerk 2009Z13681 (Ingezonden 9 juli 2009)
Vraag 1
Deelt u de mening dat het tijd wordt om het investeren in controversiële wapens te verbieden? Zo ja, wanneer gaat u dit samen met uw collega-bewindspersonen regelen? Zo neen, waarom niet.
Antwoord vraag 1
In antwoord op eerdere vragen heb ik uw Kamer meegedeeld dat het kabinet eraan hecht private partijen, waaronder banken, de gelegenheid te geven hun verantwoordelijkheid te nemen door niet langer te investeren ondernemingen die clustermunitie en anti-personeelsmijnen, produceren . Overigens stellen verschillende Nederlandse banken in hun reactie op het praktijkonderzoek uitdrukkelijk dat zij niet betrokken willen zijn bij de productie van controversiële wapens en dat zij ieder verzoek voor financiering van – de productie van of handel in – clustermunitie zullen afwijzen . Daarbij geven deze banken aan dat zij over dit onderwerp graag het gesprek willen aangaan met de bij de “Eerlijke Bankwijzer” betrokken maatschappelijke organisaties om zo tot werkbare oplossingen te komen.
Vraag 2
Wat is uw mening over het gestelde in de kwartaalupdate 1) van de Eerlijke bankwijze dat “ING van de 12 onderzochte banken het meest in foute bedrijven investeert, ook met eigen geld. De bank investeert zowel in bedrijven die controversiële wapens maken, als in bedrijven die zich schuldig maken aan controversiële wapenhandel. ING is de enige bank die ook met eigen spaargeld in beide investeert. Tot welke actie zet dit u aan?
Antwoord vraag 2
Wat betreft de investeringen van ING met “eigen” geld in ondernemingen die betrokken zouden zijn bij de productie of handel met controversiële wapens wordt het volgende opgemerkt. ING investeert blijkens het onderzoeksrapport met “eigen” geld in de twee grootste bouwers ter wereld van vliegtuigen voor de burgerluchtvaart. Vanwege hun expertise in de lucht- en ruimtevaart zijn deze ondernemingen betrokken bij de officiële kernwapenprogramma’s van respectievelijk de Amerikaanse en Franse overheid . De betrokkenheid van ING bij deze ondernemingen ligt bij het civiele luchtvaartprogramma van deze ondernemingen. Zoals ING in haar gezamenlijke reactie met enkele andere banken op het onderzoeksrapport aangeeft, wijst de bank ieder verzoek voor de financiering van clustermunitie of kernwapens af .
Vraag 3
Bent u bereid uw zeggenschap binnen ING te laten gelden en eisen te stellen over de naleving van het wapenbeleid dat de bank zegt te hanteren?
Antwoord vraag 3
Deze kwestie is – zolang er geen sprake is van illegale activiteiten- een onderwerp van dialoog met de stakeholders, die de overheid toejuicht. Afgezien van de wens tot het voeren van een open dialoog, geeft het onderzoek op het punt van investeringen in de wapenhandel de overheid geen aanleiding om in deze dialoog zelf een specifiek standpunt in te nemen. Daarnaast is het kabinet niet van plan op dit punt andere eisen te stellen aan banken omdat ze wel of niet zijn ondersteund met overheidsgeld. Bijzondere eisen zouden ook haaks staan op de door de Kamer breed gesteunde motie om het aandeelhouderschap in de financiële instellingen op afstand te plaatsen om politieke inmenging te voorkomen (motie-Weekers-De Nerée tot Babberich-Tang, Kamerstukken II, 31965, nr. 7).
Vraag 4
Bent u bereid het investeren in clustermunitie door Nederlandse banken en pensioenfondsen te verbieden nu uit de kwartaalupdate 1) van de Eerlijke Bankwijzer blijkt dat zes grote banken, waaronder ING, investeren in wapenbedrijven die clustermunitie maken?
Antwoord op vraag 4
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 5
Waarom kan ABN Amro (dat in overheidshanden is) wel afstand doen van investeringen in controversiële wapens terwijl ING (dat gered is met overheidsgeld en waar twee commissarissen door de overheid zijn geplaatst) geen afstand doet van zulke investeringen? Gaat u de twee overheidscommissarissen opdragen om zich binnen ING sterk te maken om investeringen in controversiële wapens onmogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 5
ABN Amro en ING laten zich niet goed vergelijken omdat de eerstgenoemde bank niet langer een uitgebreide portefeuille van internationale leningactiviteiten heeft en geen internationale vermogensbeheerder meer is. Voorts constateer ik dat ING in haar reactie op het praktijkonderzoek uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij de internationale afspraken omtrent wapenhandel respecteert en dat financiering van de productie of handel met controversiële wapens niet aan de orde is . Ik zie dan ook geen aanleiding dit onderwerp te bespreken met de door de Staat aanbevolen commissarissen, met wie ik overigens geen gezagsverhouding heb.
Vraag 6
Wat is uw mening over de uitspraken van Farah Karimi, namens de initiatiefnemers van de Eerlijke Bankwijzer: “Het goede nieuws is dat veel banken hun beleid hebben aangescherpt en zich er aan houden. Het slechte nieuws is dat een aantal banken mooie sier maakt met beleid op papier, maar gewoon doorgaat met de foute praktijken. De banken vinden dat hun beleid niet hoeft te gelden voor hun beleggingsfondsen. Wij denken niet dat de onderdrukte bevolking in Birma, of slachtoffers van clusterbommen erg onder de indruk zijn van deze drogredenering”? Bent u bereid om met uw gezag de Nederlandse banken aan te sporen om voor hun beleggingsfondsen hetzelfde beleid te hanteren als voor hun bankonderneming? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 6
Het is in de eerste plaats aan een bank zelf of deze zijn beleid inzake duurzaam en verantwoord beleggen van toepassing verklaart op de door hem in juridische zin beheerde beleggingsfondsen. Enkele banken hebben reeds het initiatief genomen om hun beleggingsfondsen - voor zover dat mogelijk is - op te schonen zodat via die fondsen niet (meer) wordt geïnvesteerd in ondernemingen die bijvoorbeeld clustermunitie of antipersoneelsmijnen produceren. Voor zover banken industriefondsen beheren die investeren in de defensie-industrie mag van hen worden verlangd dat zij daarover jegens hun cliënten transparant zijn dan wel dat zij de beleggingsportefeuilles van de cliënten die hebben aangegeven niet te willen beleggen in de defensie-industrie daarop screenen.
Vraag 7
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de ervaringen in België waar inmiddels ruim twee jaar uitvoering gegeven wordt aan een wet die bepaalt, dat niet in zaken waarvoor geldt dat er internationale afspraken voor beëindiging zijn, wordt belegd, zeker gezien uw uitspraken 2) in de Kamer op 20 maart 2007: “Ik herhaal mijn toezegging dat wij graag de inhoud van de Belgische wet en de ervaringen met de Belgische wet volgen, bestuderen en op een gepast moment met de Kamer daarover zullen overleggen. Overigens is het goed dat dit debat niet alleen zal gaan over pensioenfondsen maar over elke financiële instelling of beleggingsinstelling. Voor zover wij begrijpen staat dit nu ook in de Belgische wet”? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 7
Bij mijn brief van 10 september 2008 (kenmerk: FM/2008/2129M) heb ik uw Kamer uitvoerig geïnformeerd over de inhoud en reikwijdte van het sinds 26 april 2007 in België geldende verbod op - kort samengevat - het investeren in ondernemingen die antipersoneelsmijnen of submunitie produceren of verhandelen. In de brief heb ik onder meer opgemerkt dat het verbod pas daadwerkelijk toepassing kan vinden nadat de Belgische (federale) overheid een zogenoemde zwarte lijst van ondernemingen heeft opgesteld en gepubliceerd. Pas dan is voor derden, waaronder banken en pensioenfondsen, duidelijk in welke ondernemingen zij niet (meer) mogen financieren omdat die ondernemingen antipersoneelsmijnen of submunitie produceren of verhandelen of hebben geproduceerd en verhandeld. De hiervoor bedoelde lijst diende uiterlijk op 1 mei 2008 te worden gepubliceerd. Tot op heden heeft die publicatie niet plaatsgevonden. Een onderzoek instellen naar de ervaringen in België acht ik derhalve niet opportuun.