Antwoord op Kamervragen over onderzoek commissie-Davids
De minister-president heeft vragen beantwoord van Tweede Kamerlid Pechtold (D66) over de vertraging van het onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij de inval in Irak.
Graag bied ik u hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Pechtold (D66) over de vertraging van het onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij de Irakoorlog.
Deze vragen werden mij toegezonden op 4 september 2009, nr. 2009Z15741.
DE MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
1.
Wat is uw reactie op de vertraging van de rapportage van de commissie-Davids ten aanzien van de Nederlandse betrokkenheid bij de Irakoorlog in 2003? 1)
Antwoord:
Ik heb er kennis van genomen.
2.
Zijn er contacten geweest tussen de commissie-Davids en één van de vier betrokken ministeries over een mogelijk en uiteindelijk feitelijk uitstel? Zo ja, wanneer en op welk ambtelijk niveau hebben deze contacten plaatsgevonden, wat is er besproken, en welke afspraken zijn er gemaakt?
Antwoord:
De heer Davids heeft mij onlangs telefonisch benaderd over een mogelijk later verschijnen van het rapport van zijn commissie.
3.
Bent u bereid de commissie-Davids te verzoeken om zo spoedig mogelijk de Kamer een uitgebreide toelichting te verschaffen over haar beweegredenen om uit te stellen en over het tijdpad dat zij momenteel voor zich ziet richting de uiteindelijke rapportagedatum? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De heer Davids heeft mij inmiddels laten weten mij terzake een brief te zullen sturen. Ik zal uw Kamer een afschrift van deze brief doen toekomen wanneer deze is ontvangen.
4.
Binnen welke termijn voldoet het kabinet aan informatieverzoeken van de commissie-Davids? Kunt u de Kamer een overzicht sturen met de verzoeken, eventueel genummerd en onherkenbaar gemaakt, van de commissie, met de data waarop u aan de respectievelijke verzoeken heeft voldaan?
Antwoord:
Aan informatieverzoeken van de commissie-Davids wordt zo snel als mogelijk voldaan.
5.
Bent u van mening dat eventuele interferentie van de rapportage met de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2010 onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Naar het oordeel van de regering prevaleert de noodzaak dat de commissie in onafhankelijkheid en met alle zorgvuldigheid zijn werkzaamheden kan uitoefenen en onthoudt de regering zich van een waarde oordeel inzake het tijdstip van publicatie van de bevindingen van de commissie.
1) de Volkskrant, 2 september 2009: "Onderzoek Irak loopt vertraging op".
NOS, 2 september 2009: "Irak-onderzoek maanden vertraagd"