Toespraak staatssecretaris Bijleveld bij nationale conferentie van Demographic Change New Opportunities in Shrinking Europe (DCNOISE)
We hebben het allemaal wel eens meegemaakt. Een bevriende buur, vertrekt en je zegt: het wordt nooit meer hetzelfde. Dat is dan altijd overdreven, want er zal wel weer iemand anders komen waar je goed mee op kunt schieten. Maar als er nu voortdurend mensen vertrekken en er komt niemand in hun huizen wonen; als dan de buurtsuper sluit, de school samengaat met een andere school die veel verder weg is en als de voetbalvereniging te weinig leden overhoudt, dan brokkelt het wel allemaal af. Dan wordt het inderdaad nooit meer hetzelfde. Behalve……. behalve als we het zien aankomen en we ons er op voorbereiden.
Dames en heren, u weet het: er wonen straks minder mensen in Nederland dan we altijd verwacht hadden. Nog maar heel kort geleden zaten we met onze handen in het haar: waar moesten we die twintig miljoen mensen laten? Er moest een hek om elke boom, anders zou er geen stukje groen overblijven tussen de Noordzeekust en het Roergebied. Een oneindig Los Angeles: daar zouden onze kinderen komen te wonen. Dat valt dus – gelukkig - reuze mee!
En ik zeg gelukkig want - ondanks het feit dat vooral de politiek en de grote maatschappelijke organisaties hun vastgeroeste denken nog moeten aanpassen – een kleiner aantal mensen zal uiteindelijk een positief resultaat hebben. Meer ruimte, meer diversiteit, meer stad én land, meer keuzes.
Dat we het toch zien als een probleem, komt omdat nog niet iedereen in de gaten heeft wat er speelt. Bovendien hebben we allemaal het positieve van groei ingehamerd gekregen. Stilstand was achteruitgang.
Maar waar we nu voor staan, is de keuze of we de onvermijdelijke krimp in aantallen inwoners kunnen opvangen en dat gegeven ombuigen naar een betere samenleving.
Het alternatief is dat we het hulpeloos laten gebeuren en straks aankijken tegen lege huizen, dichtgetimmerde schoolgebouwen en omgevallen reclameborden voor nooit ontwikkelde bedrijventerreinen. Of het over vijf, vijftien of twintig jaar gebeurt: het valt wel degelijk te voorspellen. We kunnen er niet door verrast worden, want het zal over algemeen geleidelijk gaan; als we tenminste de waarheid onder ogen durven zien.
Er is op dit moment een aantal gebieden in Nederland waar de bevolkingsdaling een actueel is én een probleem is. U kent ze ook: Parkstad Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Noordoost Groningen.
Eerlijk verdeeld over de extremen van ons land, zou je haast zeggen. Toch is het karakter van die gebieden heel verschillend.
Maar wat ze wel delen is het feit dat de sociaaleconomische vitaliteit er onder druk staat. En dan ontstaat de situatie waarin statistieken en economische abstracties opeens persoonlijke situaties worden. Omstandigheden waarin mensen beslissingen moeten nemen over hun toekomst. Persoonlijke beslissingen die uiteindelijk weer de gemeenschap bepalen.
Als het dorp waar je altijd prettig hebt gewoond geen school voor je kinderen heeft en geen cafeetje waar je vrienden kan ontmoeten; als er in de omgeving geen baan is, dan moet je wel ergens anders naar toe. Als er voor ouderen geen ondersteuning meer is dan moeten ze wel weg.
Waar we naar toe moeten is dat de bewoners van een streek hun woonplaats waarderen, dat ze het daar waardevol vinden ongeacht het aantal mensen dat er woont. Dat er waarschijnlijk wel wat op aan te merken valt, maar dat het de plaats is waar je wilt en ook kunt wonen.
Dat mensen er banen kunnen vinden, dat er verzorging is en – in het algemeen - een vitaal sociaaleconomische klimaat.
Bevolkingskrimp is niet een van de plagen van Egypte; een straf die we lijdzaam moeten dragen. Het is ook geen tsunami, een onaangekondigde verschrikkelijke slag. Bevolkingsdaling is goed voorspelbaar en geleidelijk. Gemeenten kunnen zich in principe goed voorbereiden op de gevolgen. Sterker nog: dat mag van de gemeente verwacht worden; het is hun eigen verantwoordelijkheid. Maar bevolkingsdaling houdt zich niet aan de bestuurlijke grenzen en dan wordt de veerkracht van het hele gebied op de proef gesteld.
Bij plannen op vooral gemeentelijk niveau is het van groot belang dat er wordt samengewerkt met de buren. Regionale verschijnselen hebben echter regionale en provinciale aanpak nodig. Ook het Rijk moet meedenken. En gelukkig mogen we daarbij rekenen op denkers, experts, ervaringsdeskundigen, specialisten, vertegenwoordigers van bestuurlijke en maatschappelijke organisaties – onder anderen u dus – die allemaal inzien dat bevolkingskrimp ongekende kansen geeft om een aantal zaken beter aan te pakken. Die willen en kunnen leren van elkaar en van de ervaringen die we al opdoen.
Het zijn – laat mij dat er eerlijk bij zeggen – ook ontzettend fascinerende problemen. Hoeveel verpauperde wijken kunnen we vervangen door stadsparken, en wat doet dat met de ruimtelijke samenhang van zo’n stad? Hoeveel kinderen heb je minimaal nodig om de kwaliteit van het onderwijs nog te kunnen waarborgen? Hoe belangrijk is een levendig verenigingsleven voor een dorp, en hoever moet de overheid gaan om de inwoners te stimuleren daar in mee te doen? Hoeveel toeristische gebieden kan Nederland huisvesten? Wat is de verhouding tussen toeristen en inwoners in een bepaald gebied?
Andere zaken die we als bestuurders moeten zien op te lossen gaan over bestuurskracht en financiën. Het versterken van de bestuurskracht, van gemeenten in het bijzonder, is een van de punten waar ik me hard voor maak, en het is van extra belang in het licht van bevolkingskrimp.
Laat ik er hier nog eens op wijzen dat de gemeenten de eerste overheid zijn. En de laatste jaren hebben we er voor gezorgd dat de gemeenten veel meer ruimte, bevoegdheden en instrumenten hebben gekregen om die verantwoordelijkheid ook goed te kunnen nemen.
Als we kijken naar bevolkingskrimp dan is het essentieel dat gemeenten hun taak en rol goed oppakken, gebruikmakend van alle middelen die ze in handen hebben. Krimpgemeenten moeten voldoende bestuurskracht tonen door samen te werken met alle partijen die óók een verantwoordelijkheid hebben om de vitaliteit in een regio te behouden. Denk daarbij aan woningbouwcorporaties, zorginstellingen, schoolbesturen, maar ook bedrijven en natuurlijk: ook de inwoners zelf!
Als die bestuurskracht niet wordt getoond, dan is herindeling niet meteen het alternatief, integendeel. Maar wel dat de samenwerking van de grond moet komen. Als de gemeenten er onderling niet uitkomen, dan zie ik een rol voor de provincie om de regionale samenwerking stimuleren en erop toe te zien dat in zowel gemeentelijke als regionale plannen voldoende rekening wordt gehouden met de demografische prognoses.
En dan de financiën. Vroeger zagen gemeenten mogelijkheden om de toekomstige groei nu te gelde te maken. In krimpgebieden, waar de vraag naar grond en huizen daalt, zal dat minder worden. Omdat grondexploitatie een van de grotere inkomstenbronnen voor gemeenten is, moeten gemeenten er serieus rekening mee houden in hun meerjarenramingen. Dit jaar nog zal ik onderzoek laten doen naar de financiële aspecten van grondexploitaties, ook als er sprake is van bevolkingsdaling. Er zijn nog geen indicaties dat de algemene uitkering uit het Gemeentefonds - een andere belangrijke inkomstenbron voor gemeenten - onvoldoende zou meebewegen met de demografische ontwikkelingen. Ik laat dat ieder jaar onderzoeken, en zal dat ook komend jaar weer doen.
De inkomsten die gemeenten hebben uit specifieke uitkeringen en de algemene uitkering uit het Gemeentefonds lijken nog voldoende aan te sluiten op de demografische ontwikkelingen. Of de kostensystematiek van specifieke uitkeringen tot financiële knelpunten in krimpgemeenten leidt, is nog onduidelijk. Maar als daar meer duidelijkheid over ontstaat, zal ik uiteraard alles doen om eventuele knelpunten weg te nemen.
Dames en heren, u heeft hopelijk gemerkt dat er sinds de start van DC NOISE verleden jaar, veel is gebeurd. Het onderwerp staat op de agenda op plaatselijk, regionaal en landelijk niveau.
Afgelopen februari is het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling opgericht om kennis te delen en samenwerking te bevorderen. Daaraan neemt ook DC NOISE deel, naast nog ruim 200 andere leden afkomstig van gemeenten, provincies, Rijk, kennisinstellingen, corporaties en schoolbesturen.
In juni was er een bestuurdersconferentie om ook daar het bewustzijn aan te scherpen. Ik was verheugd over de massale opkomst van lokale en provinciale bestuurders.
En samen met minister Van der Laan heb ik het topteam – Jan Mans en Hans Dijkstal – ingesteld om ons over de drie frontregio’s – u weet wel: Zeeuws-Vlaanderen, Noordoost-Groningen en Parkstad Limburg – te adviseren. Over aan paar dagen zal het advies aan Parkstad Limburg worden aangeboden en die aan Groningen en Zeeland volgen kort daarna. Deze regio’s krijgen nu een zetje in de rug in hun aanpak van de krimpproblematiek.
Het onderwerp – ik zei het al – staat op de agenda, maar nog niet overal en bovendien wordt het niet overal als een nieuwe kans ervaren. En dat maakt een enorm verschil. Is iets een ernstig probleem of zien we juist een gelegenheid om oude problemen uit de weg te ruimen. Dat is niet een kwestie van een halfleeg of een halfvol glas. Het gaat hier om een heel ander servies.
En daarmee kom ik op het Actieplan dat zeer binnenkort zal verschijnen. Het zal opnieuw aandacht vragen voor de actualiteit en onvermijdelijkheid van het probleem, maar het zal verder vooral een interbestuurlijk actieplan zijn. Het zal alle overheden tonen wat kan en zal gebeuren op dit gebied. Daarbij is een van de uitgangspunten van het plan al in de praktijk gebracht. Voor een succesvolle aanpak is samenwerking noodzakelijk. En juist dit plan is het product van zo een intensieve samenwerking. Het plan zal ook reageren op de aanbevelingen van het Top team.
En dan als laatste iets over u zelf. U gaat zich bezig houden met drie pilots die u ook in het actieplan als issues zult terugvinden. Als eerste de pilot innovatieve woonvormen. Er is een goede samenwerking tussen de Regio Twente, de corporaties hier en de zorgaanbieders. Begin dit jaar is er al een inventarisatie gemaakt van alle innovatieve woonvormen.
Dan is er de pilot demografische veranderingen, hoger opgeleiden en de arbeidsmarkt. Van groot belang! Ik had het al over de noodzaak voor sociaaleconomische vitaliteit en daarin is een academische component onontbeerlijk. Ook voor het bedrijfsleven en dat is hier dan ook bij betrokken.
En als laatste de pilot monitoring. Ik heb al gezegd dat bevolkingskrimp geen tsunami is maar een voorspelbaar fenomeen. Dan moeten we het er wel over eens zijn dat we allemaal hetzelfde meten, en we moeten in elk geval voorkomen dat noodzakelijk stappen worden gehinderd door strijd over interpretaties.
Dames en heren, we spreken over krimp, maar toch denk ik niet dat hier volgend jaar minder geïnteresseerden zullen zitten. Krimp is een groei-industrie. Er is meer aandacht voor nodig en die komt er ook.
En zolang wij allemaal ons beste geven, zal het ook tot iets moois leiden. Laten we de ruimte goed besteden.