Opening van de Academische Pabo in Leiden
Dames en heren,
Mooi om in dit prachtig vernieuwde en net heropende Academiegebouw mijn openingswoorden te mogen uitspreken.
Een omgeving die geschiedenis ademt.
-In dit gebouw werd vanaf 1581 het geestelijke verruild voor het wereldlijke: van godshuis werd het een tempel voor kennisoverdracht op het hoogste niveau.
-Een plek ook waar generaties hoogleraren hun oratie hielden, waar al eeuwenlang promovendi aan de tand worden gevoeld, Waar mensen als Nelson Mandela een eredoctoraat ontvingen.
-Waar de legendarische professor Cleveringa een lans brak voor zijn joodse collega's
-En vanwaar jaarlijks de Leidse hoogleraren hun mars naar de Pieterskerk starten om het Academisch jaar officieel te openen.
Vandáág markeren we op deze gewijde plek een nieuwe historische gebeurtenis: de 'academische opleiding voor leraren basisonderwijs Leiden' ziet vandaag officieel het licht. De vijftig kersverse studenten hier in de zaal (!) worden als eerste opgeleid tot leraar basisonderwijs met straks ook een wetenschappelijke bachelor pedagogische wetenschappen op zak.
Die vruchtbare samenwerking tussen universiteit en hogescholen in Leiden én Rotterdam vind ik fantastisch: innovatie van onderop.
Opnieuw neemt het hoger onderwijs daarmee zèlf de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van ons Nederlandse onderwijs te verbeteren. En daar ben ik bijzonder blij mee.
want dat is een prachtige aanvulling op alles wat het Kabinet inzet om het Nederlandse onderwijs een niveau hoger te tillen.
We kunnen het niet vaak genoeg zeggen - de kwaliteit van de leraar is cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs. We besteden alle aandacht aan verbetering van de kwaliteit van het lerarencorps en aan de omstandigheden waarin zij hun belangrijke werk moeten doen.
En we hebben een aantal cruciale initiatieven genomen om de kwaliteit van de leraar en van de lerarenopleiding te versterken. Met de nota Krachtig Meesterschap.
We steken extra geld in de verbetering van de bestaande lerarenopleidingen, we zoeken naar manieren om via de opleiding het beroep van leraar aantrekkelijker te maken én we proberen het slapend vermogen onder de academici voor het onderwijs beter te verzilveren.
Het aantal universitair geschoolde leraren neemt de komende jaren af, vanwege een grote groep oudere docenten die met pensioen gaat. En daar staat, als we niets doen nauwelijks nieuwe instroom tegenover. Van de dertigduizend afgestudeerde academici kiezen er slechts 600 voor het onderwijs. Dit tegenover een kwart van de hbo-ers.
De animo die er is voor de academische pabo's, heeft ons geleerd dat er nog veel jonge mensen zijn die interesse hebben voor een lerarenopleiding en voor het leraarschap. En dat we moeten zoeken naar maatgerichte, intellectueel uitdagende opleidingen om deze nieuwe bron aan te boren.
Voor het VO hebben we daarom de educatieve minor geïntroduceerd, die ook dit jaar van start gaat. Ook hier in Leiden. En we zijn ook bezig met Eerst de klas, dat talentvolle academici die na hun studie het bedrijfsleven in willen, de eerste twee jaar opleidt tot leraar. Samen met de universitaire pabo's - hier, in Leiden, in Utrecht en in enkele andere steden - gaat dat hopelijk op termijn een boost aan intellectuele hoogvliegers onder de meesters en juffen op alle Nederlandse scholen (VO en PO) opleveren.
Daarmee doen we niets af aan de geboren leraar met een HBO-opleiding. Maar de ervaring leert wel dat academici in het onderwijs iets extra's kunnen meebrengen. Een van mijn medewerkers sprak laatst directeur Ed Boom, van de Torenuil in IJsselsteijn over zijn ervaringen met academische stagiairs uit Utrecht. Hij vertelde me: 'ze schakelen sneller, en denken ook inhoudelijk mee, naast het praktische werk dat ze verrichten.'
Zo had hij een stagiair die door een onderzoek een wezenlijke bijdrage leverde aan de invulling van actief burgerschap in het onderwijsprogramma van deze school. En hij zei ook dat deze leraren een nieuwe dynamiek meebrengen, waarmee ze ook andere leraren in de school inspireren.
Kortom, zo stelde hij: 'Als ze allemaal zo zijn, dan maak ik me geen zorgen meer over de toekomst van het onderwijs.'
Overigens vroeg deze schooldirecteur zich wel af of we deze nieuwe leraren voldoende vast kunnen houden. Dat brengt mij op het volgende. Met de maatregelen uit het Actieplan en mijn kwaliteitsagenda Krachtig meesterschap kunnen we ook een bijdrage leveren aan modernisering van het leraarschap én aan modern personeelsbeleid op scholen.
We moeten meer dan nu op een moderne wijze tegen het vak van leraar aankijken. Je kiest voor het leraarschap; aan het begin van je carrière, of later (denk aan zij-instromers). Een baan in het onderwijs kan een fase in je loopbaan zijn. Niet een willekeurig baantje, maar een betekenisvolle stap, waar je je hele leven plezier van hebt. Bij zo'n professioneel beroep en bij modern personeelsbeleid horen natuurlijk ook functionerings- en beoordelingsgesprekken en zaken als intercollegiale toetsing, waarvoor onlangs een aantal jonge academici in de Volkskrant pleitte. Ze troffen dat nog te weinig aan in hun eigen scholen.
Daarmee zijn de studenten die bij u afstuderen straks ook een uitdaging voor het management van de Nederlandse basisscholen. Krijgen ze straks voldoende kansen hun onderzoekende rol te spelen, en een bijdrage aan het beleid te leveren? Worden hun constructieve ideeën over het management gehoord? En worden ze financieel ook voldoende gewaardeerd?
Dat zijn in mijn ogen zeker punten van aandacht.
Voor ik afrond nog iets over de specifieke opleiding hier in Leiden en Rotterdam.
U bent hier niet de eerste in Nederland, maar toch een beetje pionier. Want u heeft gekozen voor de combinatie van Pabo met pedagogiek, in plaats van onderwijskunde. Daarmee speelt u in op de toenemende behoefte aan passend onderwijs voor het toenemende aantal zorgleerlingen. Ik ben heel benieuwd wat dat aan meerwaarde gaat opleveren.
Verder hoop ik dat u zoveel mogelijk profiteert van de ervaringen in Utrecht. Naast alle lof voor die opleiding waren er zeker nog punten van aandacht. Zo vielen er in het eerste jaar relatief veel studenten uit, en er schreven zich nauwelijks mannelijke studenten in. Een goede voorlichting aan het begin en gerichte doelgroepencommunicatie is dus essentieel. Denk ook hier over na, en wees alert.
En dat lijkt me een mooi moment om af te ronden. We gaan een taart aansnijden die de samenwerking tussen het hoger beroepsonderwijs en de universiteit bezegelt. En laten we die taart ook beschouwen als feestelijk startpunt van vijftig jonge mensen die aan het begin staan van een pittige, maar heel mooie opleiding.
Straks gaan jullie je krachtig meesterschap voor de klassen in tal van Nederlandse basisscholen bewijzen. Heel veel succes daarmee.
Daarmee wens ik de academische Pabo in Leiden een heel geslaagde toekomst toe!