Rapport flitskrediet
de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk: FM/2009/ 1787U
Betreft: Flitskrediet
Geachte voorzitter,
Flitskredieten vragen al geruime tijd aandacht. Flitskredieten zijn kredieten met een korte looptijd (doorgaans minder dan een maand). Veel van deze kredieten kunnen per internet of zelfs per sms aangevraagd worden. Sinds een aantal jaren worden deze kredieten ook in Nederland aangeboden. Het parlement maar ook de media volgt de afgelopen jaren de ontwikkelingen op de Nederlandse markt voor flitskredieten op de voet.
Het kabinet heeft in relatie tot flitskredieten al aangekondigd een maximumkredietvergoeding[1] te willen toepassen op deze kredieten.[2] Daarbij is aangegeven dat eerst een onafhankelijk onderzoeksbureau onderzoek zou doen naar de opbrengsten- en kostenopbouw van flitskredieten om tot een zorgvuldige vaststelling van het percentage te komen. Naar aanleiding hiervan is door onderzoeksbureau Research voor beleid onderzoek gedaan naar (de aanbieders van) flitskrediet. Dit onderzoek bied ik u bijgevoegd aan.
In deze brief wordt eerst toegelicht welke regelgeving nu van toepassing is op flitskredieten en andere consumptieve kredieten. Vervolgens worden de gevolgen van de richtlijn consumentenkrediet voor flitskredieten toegelicht en worden de hoofdpunten uit het onderzoek van Research voor beleid weergegeven. Tot slot gaat de conclusie in op de toepassing van de maximumkredietvergoeding op flitskredieten.
Regelgeving (flits)kredieten
Flitskredieten vallen op dit moment niet onder het financiële toezicht van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Van oudsher kent de wetgeving op het gebied van kredieten een uitzondering voor kredieten die binnen drie maanden moeten worden afgelost. Deze uitzondering was zelfs al onderdeel van Wet op het afbetalingsstelsel 1961. De doelstelling van deze grens was om kortdurend betalingsuitstel, zoals dat werd verleend door detailhandel en zelfstandig beroepsbeoefenaren buiten de regels te laten vallen.
Voor kredieten die wel onder de Wft vallen, geldt een aantal regels. Doelstelling van die regels is het voorkomen van overkreditering. Dit word ten eerste gewaarborgd door te zorgen dat de inhoud en gevolgen van deze producten voor de consument transparant zijn. De consument kan dan goed geïnformeerd een beslissing nemen over het al dan niet nemen van een krediet gegeven zijn persoonlijke wensen en situatie. Op dit punt gelden bijvoorbeeld regels voor kredietreclame en regels voor de inhoud van de kredietovereenkomst. Ten tweede zijn er regels met betrekking tot consumptief krediet in het kader van de bescherming van consumenten. Voorbeelden hiervan zijn de eis dat een aanbieder de kredietwaardigheid van een consument moet toetsen, maar ook de eis dat de aanbieder geen kredietvergoeding mag vragen die hoger is dan de maximumkredietvergoeding. De maximale kredietvergoeding per jaar voor kredieten die wel onder de Wft vallen is de wettelijke rente plus 12% (dus sinds 1 juli 2009 16% in totaal). Boven die 16% mogen geen rente of kosten in rekening worden gebracht. Het maakt dus niet uit onder welke naam rente of kosten in rekening worden gebracht, ook bijvoorbeeld behandelkosten vallen onder dit maximum. Ook wordt er geen onderscheid gemaakt tussen verschillende kredieten qua omvang of duur: dezelfde maximumkredietvergoeding geldt voor alle consumptieve kredieten die onder de Wft vallen.
Richtlijn consumentenkrediet
Per 11 juni 2010 moet de richtlijn consumentenkrediet[3] zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving. Het wetsvoorstel zal binnenkort ter advisering aan de Raad van State worden voorgelegd. Deze implementatie betekent voor flitskredieten dat zij onder dezelfde regels zullen vallen als andere kredieten.[4]
De richtlijn consumentenkrediet bevat regels die betrekking hebben op de relatie tussen de aanbieder van krediet en de consument. Het betreft onder andere regels inzake kredietreclame, informatieverstrekking, de beoordeling van de kredietwaardigheid en de inhoud van de kredietovereenkomst. Alle kredieten (dus ook flitskredieten) die onder de werkingssfeer van de (geïmplementeerde) richtlijn vallen moeten met ingang van 11 juni 2010 aan deze voorwaarden voldoen.
Door de richtlijn consumentenkrediet moeten aanbieders van flitskrediet hun leningen dus sowieso flink transparanter maken. Zo moeten ze bijvoorbeeld vóór het aangaan van het krediet het (vaak forse) jaarlijkse kostenpercentage inzichtelijk maken. Ook krijgen ze meer verplichtingen zoals het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets.
De richtlijn consumentenkrediet laat de lidstaten echter de ruimte om al dan niet een maximumkredietvergoeding toe te passen. Zoals aangegeven kent Nederland al een maximumkredietvergoeding. Het onderzoek van Research voor beleid is bedoeld om tot een zorgvuldige vaststelling van de maximumkredietvergoeding voor kredieten korter dan één maand te komen.
Onderzoek ‘Onderbouwing van een maximale vergoeding voor flitskrediet’
Het onderzoek van Research voor beleid biedt onder andere een internationaal perspectief op flitskredieten. In landen als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk maar ook Scandinavische en Oost-Europese landen bestaat het fenomeen flitskrediet (of pay-day-loan) namelijk al langer. In een aantal van die landen zijn roodstandmogelijkheden en reguliere leningen moeilijk te krijgen. In de andere landen waar flitskredieten voorkomen, bestaan ook zorgen over de effecten van dergelijke kredietverlening. De tendens is ook in die landen dat de bescherming van de consument steeds meer prioriteit krijgt boven de commerciële belangen van aanbieders.
In Nederland worden op jaarbasis circa 25 000 flitskredieten verstrekt. De totale leensom op jaarbasis bedraagt ongeveer 6 miljoen euro, met een gemiddelde leensom van 230 € per krediet. De gemiddelde looptijd bedraagt 24 dagen. Gemiddeld zijn de aanvragers tussen de 25 en 40 jaar. Richting het onderzoeksbureau hebben de kredietverstrekkers aangegeven dat de aanvragers zeer divers zijn. Wel is daarbij bekend dat veel aanvragen komen uit postcodegebieden met minder hoge kredietwaardigheidscores. De meeste aanbieders geven pas weer een flitskrediet wanneer het vorige flitskrediet is afgelost. Vanwege het bestaan van meerdere aanbieders op de Nederlandse markt, is het echter wel mogelijk om een krediet bij de ene aanbieder af te lossen met een krediet bij een andere aanbieder.
Verder gaat het onderzoek van Research voor beleid vooral in op de kosten- en opbrengstenstructuur van de aanbieders van flitskredieten op de Nederlandse markt. In de zomer van 2007 begaf de eerste aanbieder zich op de Nederlandse markt, sindsdien zijn er nog vijf aanbieders bijgekomen. De kosten van de verschillende aanbieders zijn op dit moment verhoudingsgewijs erg hoog. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de opstartfase waarin de meeste bedrijven zich nog bevinden.
Research voor beleid heeft verschillende scenario’s bekeken voor de toepassing van een maximale kredietvergoeding op de flitskredieten die op dit moment op de Nederlandse markt worden aangeboden. Belangrijke conclusie daaruit is dat de huidige kostenstructuur van de aanbieders op de Nederlandse markt het naar alle waarschijnlijkheid niet rendabel mogelijk maakt om de jaarlijkse maximumkredietvergoeding toe te passen en op dezelfde manier hun huidige producten te blijven aanbieden. Een andere belangrijke conclusie ziet op de kredietvergoeding die de huidige aanbieders zouden moeten mogen vragen om in ieder geval break-even te bereiken. Daarvoor is onderzocht welke kredietvergoeding toegepast zou moeten worden om de huidige gemiddelde aanbieder van flitskrediet in Nederland op langere termijn (na de startfase waarin de bedrijven zich nu bevinden) break-even te laten bereiken. Break-even wordt pas bereikt wanneer per gemiddeld krediet (met een looptijd van enkele weken) 16% vergoeding in rekening gebracht zou kunnen worden.
De 16% voor een krediet van enkele weken, is op jaarbasis een kredietvergoeding van bijna 600%. Wanneer er dus voor gekozen zou worden om te werken met verschillende maximale kredietvergoedingen voor kredieten met verschillende looptijden en het commerciële belang van de huidige aanbieders op de flitskredietenmarkt prioriteit zou krijgen, zou bij kredieten met een looptijd tot één maand een jaarlijkse maximale kredietvergoeding van circa 600% moeten gelden (en zelfs dan zal een deel van de aanbieders volgens het onderzoek verlies leiden). Daarbij is ook relevant dat één percentage maximumkredietvergoeding voor consumenten en toezichthouder het meest transparant is.
Conclusie
Aanbieders van flitskredieten geven aan dat hun clientèle divers is. Het is echter zeer aannemelijk dat een belangrijk deel van de consumenten die nu gebruik maken van flitskrediet dat doet omdat er niet op een andere manier een krediet kan worden verkregen (bijvoorbeeld doordat roodstandmogelijkheden zijn uitgeput). Hoewel de omvang van flitskredieten te klein is om alleen door een flitskrediet problematische schulden te veroorzaken, kan flitskrediet juist in schrijnende gevallen de problematiek wel flink verergeren. Ik streef er daarom naar om met ingang van 11 juni 2010 alle consumptieve kredieten en dus ook flitskredieten onder de maximumkredietvergoeding van 12% plus wettelijke rente (sinds 1 juli 2009 4%) te laten vallen. In de afweging tussen bescherming van (financieel kwetsbare) consumenten en het belang van een vrije markt voor dergelijke producten, heeft mijns inziens het belang van de consument voorrang. Hierbij is ook van belang dat er in Nederland alternatieven zijn voor dergelijke leningen in de vorm van roodstandfaciliteiten waarop de maximale kredietvergoeding ook van toepassing wordt (en waar die nu ook al wordt toegepast). Het zou hoogst merkwaardig zijn als kwetsbare consumenten die in een dusdanige financiële situatie zitten dat ze hun gehele roodstandfaciliteit benutten tegen maximaal 16% kredietvergoeding per jaar, daarna zouden zijn aangewezen op flitskrediet tegen bijna 600% kredietvergoeding per jaar.
Dit betekent uiteraard niet dat flitskredieten niet meer mogen worden aangeboden op de Nederlandse markt. Wel betekent dit dat bedrijven die flitskredieten willen aanbieden op de Nederlandse markt hun producten en bedrijfsvoering zullen moeten aanpassen aan de straks geldende regels.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos
[1] Voor het verstrekken van consumptief krediet met een looptijd vanaf drie maanden mag in Nederland maximaal een vergoeding van 12% plus de wettelijke rente gevraagd worden.
[2] Kamerstukken II 2007-2008, 24 515, nr. 140, blz. 10.
[3] Richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L 133/66).
[4] De richtlijn biedt wel nog de mogelijkheid om kredieten met een looptijd korter dan drie maanden uit te zonderen, maar deze mogelijkheid geldt alleen voor kredieten met onbetekenende kosten en daarvan is bij flitskredieten geen sprake. Bijvoorbeeld in het geval van koop op rekening of afbetaling kan de aanbieder van deze regeling (detailhandel en zelfstandig beroepsbeoefenaren) wel gebruik maken van deze uitzondering, wanneer zij slechts onbetekenende kosten in rekening brengen.