Rouvoet houdt provincies aan wegwerken wachtlijsten
Na een gestage daling eind vorig en begin dit jaar, blijkt uit de stand van 1 juli dat de wachtlijsten voor de provinciale jeugdzorg weer zijn gestegen. Minister Rouvoet laat in reactie daarop de verantwoordelijke provincies weten dat hij hen houdt aan de afspraak dat de wachtlijsten op 1 januari 2010 zijn weggewerkt. Het niet realiseren van deze afspraak vindt hij niet acceptabel. De minister schrijft dit vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Vorig jaar heeft minister Rouvoet met de provincies en grootstedelijke regio’s prestatieafspraken gemaakt over het wegwerken van de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg. Deze overeenkomst kwam erop neer dat gegeven de verwachte landelijke groei van de zorgvraag, er met de beschikbaar gestelde middelen eind 2009 geen jeugdigen langer dan 9 weken hoeven te wachten op hulpverlening.
Naast eigen geld dat de provincies hiervoor uittrokken, liet minister Rouvoet de prestatieafspraken vergezeld gaan van een extra financiële injectie van 115 miljoen euro. Hiermee stelde hij de provincies in staat om de wachtlijsten weg te werken en een groei van de zorgvraag (tot 8,4% over 2009) op te vangen.
Na de aanvankelijke daling geven in veel provincies de wachtlijsten op de peildatum 1 juli - die betrekking heeft op het tweede kwartaal van 2009 - weer een stijging te zien. Terwijl een forse daling nodig is om op schema te blijven. Minister Rouvoet maakt zich grote zorgen over de voortgang van de afspraken en ontbiedt volgende week de gedeputeerden van de provincies waar de wachtlijsten zijn toegenomen voor een individueel bestuurlijk overleg. Ook met de provincies waar de daling onvoldoende lijkt om de afspraken te kunnen realiseren, treedt hij in overleg.
De minister wil uitleg over de oorzaken van de stijging en inzicht in de acties die tot nu toe zijn ondernomen. Ook verlangt hij van provincies een prognose voor de stand eind 2009 en inzicht in de aanpak die provincies kiezen om de prestatieafspraken alsnog te realiseren. Hoewel hij het nadrukkelijk ziet als het uiterste middel, geeft Rouvoet in een brief aan de Tweede Kamer aan niet te zullen aarzelen om desnoods bij provincies in te grijpen door middel van een ‘aanwijzing’. Dit houdt in dat de minister aan een provincie een bestuurlijke opdracht geeft om de afgesproken prestaties te realiseren.