Nederland beëindigt ontwikkelingsrelatie met zeven landen
Nederland beëindigt de ontwikkelingsrelatie met Bosnië-Herzegovina, Eritrea, Sri Lanka, Albanië, Armenië, Kaapverdië en Macedonië. Dat staat in een brief aan de Kamer over een evaluatie naar het beëindigen en omvormen van ontwikkelingsrelaties die minister Koenders vandaag naar de kamer stuurde.
“Ontwikkelingssamenwerking is niet oneindig. In sommige landen is ontwikkelingssamenwerking niet meer nodig. Daarom is er ook een categorie 'transitielanden'. De Nederlandse regering richt zich alleen op de landen die effectieve hulp het meest nodig hebben. Andere landen zijn niet meer afhankelijk van hulp en kunnen bredere relaties aangaan. Ik werk op dit punt nauw samen met staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken”, aldus Koenders (Ontwikkelingssamenwerking).
De evaluatie is een gezamenlijke inspanning van Noorwegen, Denemarken, Zweden, en Nederland. Doel van de evaluatie is om lering te trekken uit eerdere situaties waarin de vier landen ontwikkelingsprogramma’s hebben beëindigd in landen zoals Botswana, India en Malawi.
Volgens Koenders zijn er vier redenen waarom een ontwikkelingsrelatie beëindigd kan worden:
- het land bereikt een middeninkomenstatus
- effectieve hulp is niet langer mogelijk vanwege de lokale politieke verhoudingen
- vanwege de veiligheidssituatie of
- andere donoren kunnen effectiever bijdragen aan de ontwikkeling van het land
Koenders geeft in zijn reactie het belang aan van politieke ontwikkelingssamenwerking: “Taboes moeten bespreekbaar worden gemaakt zoals corruptie, de positie van vrouwen, vluchtelingen, en abortus”. Ook geeft de minister aan dat “Nederland bij het toekennen van steun vooral kijkt naar de behoefte van het partnerland. Het Nederlands beleid is gericht op het zo effectief mogelijk inzetten van ontwikkelingsgeld, niet op het ‘kopen’ van invloed.”
In de evaluatie worden ook de exitstrategieën beschreven voor de landen waarmee Nederland de bestaande ontwikkelingsrelatie de komende jaren beëindigt. De exitstrategie voor deze zeven landen verschilt per land. Koenders: “Het gaat om maatwerk. Zo is er voor een aantal voormalige Oostbloklanden een geleidelijke omvorming van een ontwikkelingsrelatie naar een economische relatie. Maar in het geval van Eritrea gaat het om een snellere en meer eenzijdige beëindiging van de samenwerkingsrelatie vanwege de mensenrechtensituatie. Bij Kaap-Verdië hebben we als overgang gekozen voor het zorgdragen voor een nieuw partnerschap met de Europese Unie.”