Koenders scherpt Afrika-beleid aan
Minister Koenders gaat meer investeren in economische ontwikkeling in Afrika. Dat staat te lezen in een brief die Koenders naar de Tweede Kamer heeft gestuurd ter voorbereiding van het debat over de Afrika-evaluatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking (IOB), dat morgen in de Tweede Kamer wordt gehouden.
Minister Koenders (Ontwikkelingssamenwerking) wil meer werkgelegenheid creëren in Afrika om het armoedeprobleem aan te pakken. 'We moeten gebruik maken van de vooruitgang en de economische groei in Afrika van 6% door meer mensen aan de slag te helpen en minder mensen afhankelijk te laten zijn van hulp', aldus Koenders.
In het verleden is veel aandacht besteed aan de sociale aspecten van armoede. Op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en water en sanitatie zijn belangrijke resultaten geboekt, zo blijkt uit evaluaties van het IOB. Bijna alle kinderen in Uganda en Zambia bijvoorbeeld gaan tegenwoordig naar de lagere school. Deze programma’s worden nu voor het grootste deel betaald door donoren. Dat moet veranderen, vindt Koenders. 'Meer werk en inkomen leidt tot hogere belastingopbrengsten en vormt de basis voor een duurzame financiering van het onderwijs- en gezondheidszorgstelsel.' Economische groei alleen is echter niet genoeg. Er moet ook aandacht besteed worden aan de verdeling van de economische groei, waarbij er speciaal aandacht besteed wordt aan de inkomenssituatie van vrouwen, landrechten en micro-krediet, aldus Koenders. Volgens de minister moet daarbij een scherpere armoedefocus in het beleid komen.
Koenders heeft het afgelopen jaar een aantal maatregelen genomen op economisch gebied, zoals het wijzigen van een investeringsregeling voor het Nederlands bedrijfsleven in ontwikkelingslanden (ORIO) en extra investeringen in de landbouwsector, duurzame energie en steun aan financiele instellingen. Er gaat momenteel 15% van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking naar de private sector.
Koenders is optimistisch over de kwaliteit van het openbaar bestuur in Afrika, die mede door ontwikkelingssamenwerking is verbeterd. Dat blijkt ook uit de Mo Ibrahim-index, die onlangs is gepubliceerd. Uit deze index blijkt dat in tweederde van de Afrikaanse landen er vooruitgang is geboekt op o.a. het gebied van democratisering en strijd tegen corruptie. 'Als we erin slagen democratisering in dienst te stellen van ontwikkeling, dan is een betere dienstverlening van de overheid aan de burgerbevolking verzekerd', aldus Koenders. Ontwikkelingslanden moeten daarbij zelf voortrekkersrol spelen door grotere openheid te verschaffen over de besteding van hulpgelden. En als er sprake is van corruptie, aarzelt Koenders niet om sanctiemaatregelen te nemen. Zo werd onlangs de betaling van een volgende tranche begrotingssteun aan Tanzania opgeschort nadat twee grote corruptiezaken aan het licht waren gekomen. De minister is voorstander van een zakelijke benadering van ontwikkelingssamenwerking.
Het IOB had in haar evaluatie kritiek op het geven van directe steun aan de begroting van ontwikkelingslanden. Koenders zegt in zijn brief aan de Kamer dat begrotingssteun nooit de enige vorm van hulp kan zijn aan een Afrikaans land, maar dat het wel vaak tot uitstekende resultaten leidt. Hij wijst erop dat er slechts 4% van de totale budget van Ontwikkelingssamenwerking aan begrotingssteun wordt uitgegeven. Daarbij wordt directe steun gegeven aan sectoren als onderwijs en gezondsheidszorg, waarbij beter resultaten te meten zijn en grotere betrokkenheid van de doelgroep gewaarborgd is. De minister bemoeit zich persoonlijk met de besluitvorming inzake het geven van begrotingssteun.
Koenders is het niet eens met de kritiek van de IOB over bestedingsdruk. Elk jaar wordt een zorgvuldige uitgavenplanning gemaakt, gebaseerd op meerjarige verplichtingen die zijn aangegaan met ontwikkelingslanden. Maar er zijn factoren, zoals jaarlijkse schuldkwijtscheldingen en de bijdrage aan de opvang van asielzoekers, die het lastig maken om de precieze omvang van de begroting vast te stellen. In deze tijd van economische crisis is het van groot belang dat het niveau van de hulp op 0,8% gehandhaafd blijft. Ontwikkelingslanden zijn een motor van de wereldeconomie. Dat moet zo blijven, dat is ook in Nederlands belang, aldus Koenders.