Voortgangsrapportage Innovatieplatform

De minister-president heeft de Tweede Kamer, mede namens de ministers van EZ en OCW, een brief gestuurd over de voortgang van het Innovatieplatform (IP). Het tweede IP is gestart in april 2007.

Het afgelopen jaar heeft het IP belangrijke analyses en adviezen opgeleverd om de concurrentiekracht en kennisintensiteit van Nederland te versterken. Vorig najaar heeft het IP nog kunnen vaststellen dat Nederland als het gaat om concurrentiekracht op de goede weg zit. Vanuit de 13e positie op de Global Competitiveness Index in 2002 is Nederland nu opgeklommen naar plaats 8. Tegelijkertijd is Nederland in het najaar geconfronteerd met de wereldwijde economische neergang. Het IP heeft, naar aanleiding van het verzoek van de Tweede Kamer aan het kabinet, in beeld gebracht hoe Nederland 'sterker uit de storm' kan komen.

De actuele economische situatie brengt het IP tot een pleidooi om positie te kiezen in een snel veranderende wereldeconomie en bedrijfsleven en wetenschap verder te versterken. Het IP houdt het bedrijfsleven en kabinet voor om investeringen in kennis en innovatie en andere maatregelen ter bevordering van een hoogwaardige kenniseconomie vast te houden.

In deze brief zal ik achtereenvolgende ingaan op:

  • De resultaten van IP-projecten inclusief de kabinetsreacties en vervolgacties hierop.
  • De IP-agenda voor de komende periode.

In de bijlagen vindt u de resultaten van het afgelopen jaar:

  • Nederland in de wereld. Connecting global ambitions (1 oktober 2008).
  • 'Analysis of the Netherlands' private R&D position (8 oktober 2008)
  • Valorisatieagenda: Kennis moet circuleren (3 december 2008)
  • Voortgang Sleutelgebieden en tussentijdse evaluatie Sleutelgebieden-aanpak (21 januari 2009)
  • Nederland in de versnelling. De 2e jaarlijkse foto van de Kennisinvesteringsagenda (KIA) 2006 - 2016 (27 februari 2009).
  • Sterker uit de storm. Investeren in mensen en kennis om beter uit de crisis te komen (12 maart 2009).
  • Advies Internationale Scholen (3 juni 2009)
  • Advies Slimmer Werken (3 juni 2009)
  • Advies Aantrekken 50 buitenlandse bedrijven

Sinds de vorige voortgangsrapportage is het IP zes maal bijeengekomen. Daarnaast heeft het IP op 3 december 2008 een groot evenement georganiseerd in Rotterdam. Onder de 2500 bezoekers van 'Boven het Maaiveld' waren veel jongeren en ondernemers. Het evenement was georganiseerd rondom ondernemerschap, kennis en duurzaamheid, met innovatie als rode draad.

Veel deelnemers benadrukten, ook in de context van de financiële crisis, het belang van innovatie en duurzaamheid. Boven het Maaiveld werd georganiseerd samen met Science Alliance, TNO, OCNL, Rabobank en Enviu.

1.1 IP Crisisadvies: 'Sterker uit de storm'

De zware recessie waarin ons land terecht is gekomen, is vaak onderwerp van gesprek geweest in het IP of in bijeenkomsten van het IP met ondernemers, wetenschappers en anderen. Nederland is als export- en handelsland extra gevoelig voor de internationale conjunctuur. Met een relatief grote financiële sector is Nederland hard getroffen door de gevolgen van de internationale kredietcrisis. Het IP heeft gewezen op het risico van kaalslag van onze toch al kwetsbare kennisbasis. Een studie van het IP toont aan dat bijna 40% van de private R&D bij bedrijven zit met een voor de kredietcrisis kwetsbare financiële basis, onder andere als gevolg van een relatief hoge financiering met vreemd vermogen en daaraan gekoppelde hoge rentelasten. Dit zet extra druk op de kasstroom en daarmee ook op de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. Veel R&D-faciliteiten zitten door historische keuzes in Nederland. De crisis kan voor bedrijven ook aanleiding zijn tot structurele aanpassingen in hun mondiale R&D-vestigingsbeleid. Dit is voor Nederland zowel een kans als een bedreiging, afhankelijk van de mate waarin wij in staat zijn om ten opzichte van andere landen een gunstig vestigingsklimaat voor onderzoek en ontwikkeling te creëren.

Dit is de kern van de analyse die het IP op 12 maart 2009 naar het kabinet zond. Het IP verbond aan deze analyse een pleidooi met een aantal aanbevelingen, onder de titel 'Sterker uit de storm': kies voor sterke sectoren en een structurele versterking van de kennisinfrastructuur en doe dat met praktische maatregelen.
Op korte termijn, zo adviseerde het IP, moet het kabinet onorthodoxe maatregelen nemen, zoals het tijdelijk inzetten van private kenniswerkers voor onderzoek op het terrein van sleutelgebieden en voor maatschappelijke innovaties.

Om beter uit de recessie te komen moet Nederland volgens het IP juist nu investeren in kennis en onderwijs en in grote projecten als wind op zee. Het IP adviseert de WBSO uit te breiden en op korte termijn 50 significante internationale bedrijfsactiviteiten naar Nederland te halen. Het IP pleit daarnaast voor een investeringsimpuls van 2 miljard euro in kennis, innovatie en grote innovatieve projecten.

Kabinetsreactie 'Sterker uit de storm'

De financiële crisis en de terugval van de wereldhandel raken Nederland hard als gevolg van onze omvangrijke financiële sector en het open karakter van de economie. Dat stelt ons voor een imposante opgave, ook wat betreft de overheidsfinanciën. Het kabinet houdt vast aan uitvoering van het beleidsprogramma uit en bezuinigt hier niet op. Daarnaast heeft het kabinet op 25 maart naar aanleiding van de economische crisis het aanvullend beleidsakkoord bij 'Samen leven, samen werken' naar buiten gebracht. Hierin worden maatregelen aangekondigd die de effecten van de crisis op de korte termijn dempen en eraan bijdragen dat Nederland straks sterk uit de crisis kan komen. Het pakket is een evenwichtige mix om enerzijds de overheidsfinanciën op de lange termijn gezond te houden en anderzijds op korte termijn een impuls te geven aan de reële economie. Hierbij is een budget van euro 580 mln. uitgetrokken voor kennis en innovatie. Het kabinet wil met deze maatregelen -in lijn met de analyse van het IP- voorkomen dat de crisis dusdanige schade toebrengt aan ons kennis- en innovatiesysteem dat we daarvan nog jaren last ondervinden. Door dalende omzetten en de moeizame kredietmarkt staan de innovatie-investeringen van bedrijven onder druk. Dit kan ten koste gaan van de internationaal toonaangevende clusters van kennis en bedrijvigheid op gebieden als high tech systemen, water, voeding en chemie. Als R&D capaciteit eenmaal is afgebroken, zal het immers veel moeite kosten om deze opnieuw op te bouwen. De maatregelen sluiten goed aan op het advies van het Innovatieplatform, zoals:

  1. WBSO: het kabinet heeft voor de WBSO (Wet Bevordering Speur en Ontwikkeling) extra budget beschikbaar gesteld. Zowel in 2009 als in 2010 komt er euro 150 mln extra bij. Deze tijdelijke uitbreiding verlaagt de loonkosten van R&D personeel voor zowel MKB als grote bedrijven. Hiermee wordt investeren in R&D aantrekkelijker gemaakt en kan voorkomen worden dat bedrijven bezuinigen op hun onderzoek en ontwikkeling. De maatregel betreft een ophoging van de percentages van de eerste en tweede schijf en een verhoging van het plafond.
  2. Detachering kenniswerkers: bezuinigingen van bedrijven op innovatie gaan veelal ten koste van hooggekwalificeerde mensen (onderzoekers). Kenniswerkers die worden ontslagen kunnen voorgoed verloren gaan voor de kennisintensieve bedrijvigheid. Het kabinet trekt euro 180 mln uit om voor het detacheren van onderzoekers van bedrijven bij kennisinstellingen voor een periode van anderhalf jaar. De onderzoekers worden ingezet op economische sleutelgebieden of maatschappelijke thema's. De loonkosten van deze onderzoekers worden grotendeels vergoed door de overheid; de kennisinstellingen krijgen een vergoeding voor de kosten die zij maken en een extra vergoeding wanneer zij post docs bij deze projecten betrekken.
  3. High Tech Topprojecten: Het kabinet stelt euro 100 mln beschikbaar voor innovatieprojecten die zijn gericht op onderzoek in hightech sectoren waarin Nederland een onderscheidende internationale positie heeft zoals nanoelektronica en embedded systemen, en automotive. Deze sectoren hebben met een enorme vraaguitval te maken. Omzetverliezen van 40 procent zijn voor bedrijven in deze sector geen uitzondering. De maatregel geeft een éénmalige impuls aan strategische R&D-projecten op het gebied van High Tech Systemen.
  4. Wind op Zee/uitbreiding SDE: de financiering van de SDE wordt mogelijk verruimd door een opslag op de elektriciteitstarieven, waarbij rekening zal worden gehouden met koopkrachteffecten en budgettaire beheersbaarheid. Daarnaast is een budget van euro 2,4 mld uitgetrokken voor 500MW windenergie op zee extra.
  5. Duurzaamheid: het kabinet stelt voor diverse duurzaamheidinitiatieven middelen beschikbaar, zoals euro 60 mln. voor duurzaam ondernemen (waaronder euro 20 mln. voor de elektrische auto en euro 10 mln voor het programma milieu en technologie), de duurzame agrarische sector en euro 320 mln. voor energiebesparing woningen.

Daarnaast worden middelen voor kredietverstrekking verruimd en is er euro 75 mln. gereserveerd voor het MKB. Ook investeert het kabinet extra in onderwijs: er wordt euro165 mln. in schoolgebouwen gestoken en euro 250 mln. gaat naar het middelbaar beroepsonderwijs, mede bestemd om de verwachte leerlingenpiek op te vangen. Er is extra geld beschikbaar voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid en om versneld monumenten en schoolgebouwen op te knappen.

De crisis dwingt ook tot nadenken over de lange termijn agenda voor een welvarende, duurzame en schokbestendige economie. Onderwijs, kennis en innovatie zijn hierbij fundamenten. In dit licht zal het kabinet de Kamer met Prinsjesdag nader informeren over haar voornemen de ontwikkeling van onderwijs, kennis en innovatie, in een nader te bepalen tijdpad, naar tenminste het niveau van het OESO-gemiddelde te brengen.

1.2 De Kennisinvesteringsagenda

1.2.1 De tweede KIA-foto

In 2006 heeft het eerste IP de Kennisinvesteringsagenda (KIA) gepresenteerd. De KIA is de agenda die aangeeft hoe Nederland in 2016 kan gaan behoren tot de top 5 van Europese kenniseconomieën. De KIA is in 2006 ondertekend door 20 organisaties. Het tweede IP heeft de KIA overgenomen als een belangrijke pijler van zijn werk en laat jaarlijks een 'KIA-foto' opstellen. Op 27 februari is de tweede KIA-foto gepresenteerd. De hoofdboodschap van de KIA-foto 2009 is dat Nederland in de versnelling moet. De foto laat zien dat Nederland, ondanks de vele goede initiatieven, de aansluiting met de kopgroep van landen in de kenniseconomie dreigt te verliezen. Van de 26 indicatoren scoren 6 op koers, vereisen er 11 aandacht en zijn 9 niet op koers. Zowel publieke als private kennisinvesteringen blijven achter; onze Kennisinvesteringsquote staat met 7,6% lager dan de meer dan 10% procent van de Scandinavische landen. De crisis versterkt de urgentie van de KIA: juist nu moet er extra in kennis worden geïnvesteerd.

De KIA-foto is dit jaar ondertekend door een brede KIA-coalitie: de 20 originele ondertekenaars plus zes nieuwe deelnemers.[1] De signalen die volgen uit de KIA zijn hiermee breed gedragen in de samenleving. De KIA-foto bevat dit jaar ook een Kennisbegroting: een horizontale doorloop van de Rijksbegroting om inzichtelijk te maken hoeveel geld er wordt besteed aan onderwijs, kennis en innovatie.

Op basis van de foto van 2009 is een aantal aanbevelingen gedaan:

  • Houd geplande kennisinvesteringen en bestaande R&D overeind
  • Zet in op talentontwikkeling over de volle breedte
  • Zet met industriepolitiek gericht in op sleutelgebieden en innovatieregio's
  • De overheid heeft een rol als aanjager van (maatschappelijke) innovatie
  • Kom met een jaarlijkse integrale kennisbegroting bij de miljoenennota (vanaf 2009)

Daarnaast wil de KIA-coalitie ook zelf verantwoordelijkheid nemen voor het verder brengen van een aantal thema's:

  • Een doorbraak realiseren op Leven Lang Leren
  • Professionalisering en kwaliteit van het onderwijs
  • Versterken samenwerking kennisinstellingen en bedrijfsleven (Kennis, Kunde, Kassa)

Kabinetsreactie KIA foto

Het kabinet acht het van groot belang dat een brede maatschappelijke coalitie, georganiseerd door het Innovatieplatform, zich inzet voor het beleid rond innovatie en de ontwikkeling en benutting van kennis. Het is goed dat daarbij niet alleen naar de overheid wordt gekeken, maar dat de KIA-partijen op belangrijke punten als Leven Lang Leren, Professionalisering en kwaliteit van het onderwijs en de versterking van samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven gezamenlijk actie zullen ondernemen.

Het kabinet heeft met zijn beleidsprogramma in 2007 stevig ingezet op onderwijs, kennis en innovatie. Het kabinet volgt daarbij het middenpad van de KIA, zoals vorig jaar in een brief aan de TK (TK 27406, nr. 123) is beschreven. De realisatie van de beleidsdoelen van het beleidsprogramma voor innovatie liggen op koers volgens de 'delivery' methodiek van het kabinet (TK 31951, nr.1). Maar investeringen in kennis en innovatie leveren niet op korte termijn zichtbare rendementen. Dat de beelden van de KIA-foto's 2008 en 2009 niet veel van elkaar afwijken is dan ook niet verwonderlijk.

Het KIA-investeringspad naar 2016 volgt een opgaande lijn. Het volgen van die lijn vergt dus zowel publiek als privaat verdere intensivering van investeringen.

Publieke en private investeringen in kennis en innovatie dragen bij aan een blijvende versterking van de economische structuur. Juist in deze tijd van tegenwind kunnen kennis en innovatie ons helpen het hoofd te bieden aan de maatschappelijke uitdagingen waar ons land voor staat.

De financiële crisis en de economische recessie maken het volgen van dit pad in de komende jaren niet gemakkelijker, maar wel des te urgenter.

Kennis en innovatie vormen dan ook een belangrijk deel van het aanvullend beleidsakkoord. In dat kader streeft het kabinet ernaar om de ontwikkeling van onderwijs, kennis en innovatie in een nader te bepalen tijdspad naar tenminste het OESO gemiddelde te brengen. De exacte ambities en consequenties worden momenteel uitgewerkt. Met Prinsjesdag wordt u hierover nader geïnformeerd.

Het kabinet onderschrijft de lijn van de KIA-foto dat nu in de eerste plaats continuïteit en consistentie zijn geboden. In goede samenwerking werken de verschillende departementen er aan om door middel van innovatie tegelijkertijd de economie te versterken en maatschappelijke vraagstukken op te lossen. De Kennisinvesteringsagenda van het IP is en blijft daarbij een belangrijke bron van inspiratie.

[Het kabinet zal met Prinsjesdag in de brief over de OESO-ambitie ingaan op het IP advies van de kennisbegroting en een internationaal vergelijkend overzicht geven van de publieke en private uitgaven aan onderwijs, kennis en innovatie, in samenhang met de prestaties.]

1.2.2. Valorisatie

Kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden zijn de afgelopen jaren volop met valorisatie aan de slag gegaan. Het IP heeft samen met de projectdirectie Kennis&Innovatie een volgende stap gezet. Op 3 december 2008 hebben 15 organisaties hun handtekening gezet onder de zogeheten Valorisatie-agenda: Ministerie van Economische Zaken, ministerie van OCW, ministerie van LNV, ministerie van VWS, VNO-NCW, MKB-NL, NFU, VSNU, HBO-Raad, NWO, KNAW, TNO, Associatie van GTI's, DLO en STW. De ondertekenaars zetten hun schouders onder twaalf concrete acties en doelstellingen om kennis sneller geschikt te maken voor producten, diensten, processen en nieuwe bedrijvigheid.

Het kabinet is één van de ondertekenaars en trekt hier in 2009 euro 20 mln. voor uit en is bereid om voor 2010 en 2011 zo mogelijk samen met partijen verder te investeren. Tot de acties behoren het bevorderen van een ondernemende cultuur aan kennisinstellingen en het verankeren van ondernemerschap in het onderwijs. Ook willen de partijen de bijdragen aan valorisatie gerelateerde activiteiten uit laten groeien tot 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen. Daarmee zal Nederland in dit opzicht internationaal tot de koplopers behoren. Bedrijven en maatschappelijke organisaties worden uitgedaagd mee te investeren. De overheid en kennisinstellingen zijn bereid om onder meer de volgende maatregelen in het kennissysteem te realiseren om kennis beschikbaar en geschikt te maken voor gebruik: MKB- servicepunten bij kennisinstellingen, ondernemerschapscentra, incubatoren, seed funds en valorisatie competentiecentra. De Kennisinstellingen gaan medewerkers waarderen en belonen die bijdragen aan de valorisatiedoelstellingen van de instelling. Uitwisseling en mobiliteit van studenten en medewerkers met bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden wordt bevorderd. Omgekeerd gaan bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties meer samenwerken met kennisinstellingen. De overheid bevordert dat bestaande regelingen voor R&D-samenwerking vereenvoudigd worden tot een transparant, gemakkelijk toegankelijk en vraaggestuurd instrumentarium.

Het akkoord met deze agenda is gepresenteerd op 3 december 2008. De uitvoering van de agenda wordt door de ondertekenaars ter hand genomen. Een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenaars zal de voorgang van de valorisatieagenda monitoren en laten evalueren. Deze commissie kan ook met nieuwe voorstellen komen om valorisatie te bevorderen.

1.2.3 Private R&D

Het IP werkt aan verhoging van de private R&D in Nederland. Deze ligt met 1,03 % van het BNP (2007) onder de Lissabondoelstelling van 2%. Het IP heeft deze achterblijvende R&D ook geadresseerd in zijn contacten met bedrijven. Op 3 oktober heeft een expertmeeting plaatsgevonden over dit onderwerp onder leiding van de IP-leden Alexander Rinnooy Kan en Gerard Kleisterlee. Aanwezig waren onderzoeksdirecteuren van de bedrijven die in Nederland het meest in R&D investeren en enkele topeconomen. Consensus werd gevonden op de analyse dat een deel van de Nederlandse achterstand te wijten is aan de sectorstructuur (veel diensten, weinig hightech industrie), maar tevens dat Nederland - wanneer voor de sectorstructuur wordt gecorrigeerd - nog altijd fors achterloopt in het van aantrekken van buitenlandse onderzoekslaboratoria. Nederland kan aantrekkelijker worden als er meer kenniswerkers, meer World-class kennisinstellingen en aantrekkelijker innovatieregio's komen. Deze conclusies sluiten aan bij de ambities waar in andere projecten van IP, zoals het aantrekken van buitenlandse bedrijven en PhD's, aan wordt gewerkt.

1.3. Nederland in de Wereld

1.3.1 Connecting global ambitions

Op 24 april 2008 publiceerde het IP het werkdocument 'Nederland in de Wereld - versterken van de concurrentiekracht voor de toekomst van Nederland'. Daarna heeft het IP met vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheid, kennisinstellingen en werknemersorganisaties over de conclusies, aanbevelingen en acties van het rapport gesproken. Op 1 oktober 2008 heeft het IP, gebruik makend van al deze reacties, het rapport 'Nederland in de wereld. Connecting global ambitions' uitgebracht.

De analyse van het IP is dat Nederland internationaal gezien nog steeds een hoge welvaart en productiviteit heeft, maar dat de bereikte welvaartspositie niet gegarandeerd is. Nieuwe trends vragen om aanscherping van de veranderagenda van de afgelopen jaren. Het IP vindt dat de productiviteit per Nederlander omhoog kan en dat bedrijven winstgevender moeten worden en sneller moeten kunnen groeien. De dynamiek van onze economie moet omhoog waarbij een lange termijn transitie richting duurzaamheid essentieel is. Innovatie, ondernemerschap, arbeidsmarktflexibiliteit, onderwijs en publieke sector moeten beter. Bestaande bedrijven kunnen gemiddeld een procentpunt per jaar productiever worden en er moeten meer en sneller groeiende, nieuwe ondernemingen komen. De basis wordt gevormd door concurrerende sleutelgebieden, stevige en stijgende publieke en private kennisinvesteringen en excellente kennisclusters.

Het IP stelt dat Nederland zijn positie als 'Portal to Europe' meer kan profileren en te gelde kan maken. Nederland kan voor internationaal opererende bedrijven de plek zijn waar hun globale ambities dichterbij komen. Nederland zal nog meer dan nu gebruik moeten maken van zijn internationale oriëntatie en open economie.

Het IP formuleert in 'Nederland in de wereld' een serieuze veranderagenda met concrete doelen en acties, bijvoorbeeld ten aanzien van het aantrekken van (Europese) hoofdkantoren van de Fortune 500 bedrijven, evaluatie en versterking van sleutelgebieden, adviseren van 10.000 bedrijven gericht op productiviteitsverhoging, versterken van de groei van potentievolle MKB-bedrijven en het realiseren van grote beeldbepalende projecten. Een land met vertrouwen in eigen prestaties zal gemakkelijker de globale wereld tegemoet treden.

Deze visie werd uitgebracht op 1 oktober 2008. In de maanden daarna is de recessie in Nederland in volle hevigheid ingeslagen. Voor het IP versterkt de recessie juist deze analyse. Bedrijven zullen sneller hun activiteiten kritisch tegen het licht houden, waar nodig sluiten of verplaatsen en daardoor nog scherper kijken naar vestigingscondities en menselijk kapitaal. De crisis moet worden gebruikt om de structuur van de Nederlandse economie te verbeteren en de aansluiting met de kopgroep van landen tot stand te brengen. Daarom pleit het Innovatieplatform ook voor een meer expliciete, vernieuwende duurzame industriepolitiek van de overheid en het aantrekken van meer internationale bedrijfsactiviteit.

Het IP heeft zijn visie sinds 1 oktober veelvuldig uitgedragen, bijvoorbeeld op zijn event van 3 december 2008. Daarnaast heeft het IP deze agenda vertaald in concrete acties die hieronder worden toegelicht.

1.3.2 1000 PhD's

Wanneer Nederland haar doelstellingen op het gebied van een kenniseconomie wil realiseren is een structurele verhoging nodig in aantallen kenniswerkers. De wereld van de wetenschap ondergaat grote veranderingen. Internationalisering betekent dat toptalent gemakkelijker over de wereld gaat en steeds meer buiten Nederland gevonden moet worden. Om de beste onderzoekstalenten voor de Nederlandse wetenschap te werven moet het net breder worden uitgegooid. Een grotere keuze voor de invulling van bestaande vacatures betekent per saldo betere mensen en wetenschap van hogere kwaliteit, naast het toptalent dat uit eigen land komt. Het IP heeft als doel geformuleerd om 1000 promovendi aan te trekken uit het buitenland.

Andere Europese landen hebben recentelijk ook ambitieuze initiatieven genomen waardoor de concurrentie op promovendi uit landen als India en China toeneemt.

Het IP wil met het aantrekken van 1000 PhD's zowel kwalitatief als kwantitatief een impuls geven aan het Nederlandse wetenschappelijk systeem en het bedrijfsleven. Op 21 januari 2009 heeft een IP-Taskforce onder leiding van Robbert Dijkgraaf de volgende aanbevelingen gedaan.

  1. Verstevig de presentatie van de Nederlandse wetenschap in het buitenland, o.a. via Science Attachés in aangewezen targetlanden.
  2. Breng samenhang in de internationale contacten van de kennisinstellingen in de vorm van een back office in Nederland waar best practices tussen kennisinstellingen worden uitgewisseld.
  3. Maak de knelpunten in de regelgeving en de monitoring van niet-EU promovendi zichtbaar.
  4. Spreek op bestuurlijk niveau partijen aan zodat huisvesting en sociale inbedding worden verbeterd.
  5. Verbeter de kwaliteit en begeleiding van opleidingsprogramma's.
  6. Beloon goed gestructureerde promotieopleidingen die bewezen hebben adequate begeleiding te kunnen bieden met extra posities. Sluit daarbij aan bij de wetenschappelijke sterktes van Nederland.
  7. Betrek het bedrijfsleven sterker bij promotieopleidingen en maak met partijen duidelijke afspraken om gepromoveerden door te laten stromen naar posities in de industrie.

Voor het realiseren van de kwantitatieve ambities moet Nederland beter op de kaart gezet worden als onderzoeksland en moeten meer promotieplaatsen gecreëerd worden.

Het kabinet heeft een aantal van de aanbevelingen overgenomen en zal de voorgenomen acties uit de pilot uitvoeren. Het wil in deze tijden van crisis geen 1000 PhD's uit het buitenland aantrekken, als het tegelijkertijd alles op alles moet zetten om kenniswerkers voor Nederland te behouden. Wel vindt het kabinet het verstandig, met het oog op de toekomst, om de banden met opkomende landen verder te verstevigen. Dus zal de minister van OCW, in overleg met de ministers van BZ en EZ, de vertegenwoordiging van het Nederlandse wetenschappelijk onderzoek bij de ambassade in China uitbreiden. Door middel van deze Science Attaché kan de Nederlandse wetenschap meer met één stem spreken in China en werken aan de selectie van de beste Chinese onderzoekers voor het vervullen van chronische vacatures. In Nederland zullen KNAW en NWO, in nauwe samenwerking met de universiteiten en kennisinstituten, de profilering van het Nederlandse onderzoek ter hand nemen, bestaande vacatures in kaart brengen en verder inventariseren welke organisaties de pilot willen meefinancieren.

1.3.3 Voortgang sleutelgebieden

In 2004-2006 heeft het Innovatieplatform zes sleutelgebieden benoemd: Flowers & Food, High-tech systemen en materialen, Water, Pensioenen en sociale verzekeringen, Chemie en Creatieve industrie. Sleutelgebieden kunnen zich meten met de top van de wereld, onderscheiden zich door hoogwaardige kennis en technologie, beschikken over zelforganiserend vermogen en leveren nu en naar verwachting in de toekomst een belangrijke bijdrage aan de concurrentiekracht van de Nederlandse economie. De sleutelgebieden vormen de basis van het programmatische innovatiebeleid van de Minister van Economische Zaken. Afgelopen jaar heeft het Innovatieplatform de voortgang van de sleutelgebiedenaanpak laten evalueren. Het doel van deze evaluatie was te beoordelen of de sleutelgebieden op de goede weg zijn om de gestelde ambities te realiseren en te bezien hoe de uitvoering van de sleutelgebiedenaanpak uitwerkt en of er aanbevelingen zijn om deze in de toekomst te verbeteren.

Hiervoor heeft het IP in samenspraak met de minister van EZ een Voortgangscommissie o.l.v Ad Scheepbouwer ingesteld om een onafhankelijk oordeel te vormen. De Voortgangscommissie is eind augustus 2008 begonnen met haar werkzaamheden en heeft op 21 januari 2009 haar rapport aangeboden aan het IP en de minister van EZ.

De belangrijkste conclusies van de voortgangscommissie zijn als volgt:

  1. De huidige aanpak sleutelgebieden is een goede. Daarom is handhaving van het beleid gewenst. Voor deze aanpak is maatwerk nodig gezien de verschillen in sectoren; sleutelgebieden en de overheid moeten samen doelen stellen waaraan ze zich committeren.
  2. Binnen veel Sleutelgebieden begint inmiddels 'trots op de eigen status' te ontstaan. Wel zou het goed zijn als de status van Sleutelgebied nog in verdergaande mate gezien wordt als een kwaliteitskeurmerk, zoals het geval is met de Europese Eureka-status. Daarom is het belangrijk dat de sleutelgebied-status exclusief blijft.
  3. Het Sleutelgebied Creatieve Industrie laat na vier jaar nog nauwelijks verbeteringen in de zelforganisatie en planvorming zien. Dit Sleutelgebied krijgt van de Voortgangscommissie een 'gele kaart' en de opdracht om begin 2010 voortgang bereikt te hebben op 1) het vergroten van de zelforganisatie binnen de subclusters en 2) de concrete uitvoering van clusterplannen.
  4. Er wordt van de Sleutelgebieden een actievere opstelling verwacht. In sommige Sleutelgebieden zijn de bedrijven en kennisinstellingen goed georganiseerd en ambitieus. Waar dat nog niet het geval is moet men zich organiseren, bijvoorbeeld via centrale regie-organen.
  5. Het Innovatieplatform moet open blijven staan voor aspirant-Sleutelgebieden. Binnen de huidige groep van 'opkomende Sleutelgebieden' ziet de Voortgangscommissie enkele kansrijke kandidaten.

Het Innovatieplatform deelt de conclusies van de commissie en wil de sleutelgebieden iedere twee jaar monitoren.

Kabinetsreactie voortgangsrapportage Sleutelgebieden

Het programmatische innovatiebeleid van het Ministerie van Economische zaken is de belangrijkste beleidsmatige vertaling van de sleutelgebiedenaanpak van het Innovatieplatform.

Inmiddels zijn er sinds 2006 9 publiek-private Innovatieprogramma's gestart op terreinen waarin Nederland kan excelleren. Deze programma's liggen op specifieke thema's voornamelijk binnen de 6 sleutelgebieden. In totaal is er voor de periode 2005-2012 euro 846 mln. beleidsbudget voor de programma's gereserveerd (indicatief; inclusief financiering uit het FES). De programma's hebben 591 deelnemers en van de verstrekte subsidies komen voor ruim 40% bij het MKB terecht. Buiten dit lopen er nog meer initiatieven op de 6 terreinen, o.a. van andere departementen, Europees, privaat of vanuit Pieken in de Delta.

Recent is ook de programmatische aanpak van EZ geëvalueerd in een midterm review. De beleidsconclusies worden u separaat toegezonden.

Het kabinet is verheugd dat de commissie Scheepbouwer tot de conclusie is gekomen dat de sleutelgebiedenaanpak in principe een verstandige aanpak is. Het kabinet wil actief verder met de sleutelgebiedenaanpak en juicht extra stappen van de sectoren op het terrein van zelforganisatie en strategievorming en agendazetting toe. 'Roadmaps' van de sleutelgebieden kunnen nuttige input zijn voor de beleidsagenda van het volgende kabinet waar het gaat om investeren in zwaartepunten en industriepolitiek.

De minister van Economische Zaken is het primaire aanspreekpunt aan kabinetszijde voor de sleutelgebiedenaanpak. Maar er zijn specifieke knelpunten of initiatieven die niet onder haar verantwoordelijkheid vallen, zoals op het terrein van regelgeving. De minister van EZ zal zich actief blijven inzetten voor meer samenhang en afstemming zowel binnen de overheid als tussen de sleutelgebieden en overheid. Hierbij wordt ook een meer strategische interdepartementale samenwerking nagestreefd. Zo zullen de betrokken departementen gezamenlijk betrokken worden bij de de roadmapvorming van de sleutelgebieden. Ook zal het kabinet in 2010 een Meerjaren InvesteringsAgenda Kennis en Innovatie presenteren met een agenda voor zwaartepunten op het snijvlak van economie, maatschappij en wetenschap.

Het kabinet is geen voorstander van een kwaliteitskeurmerk. De sleutelgebiedenaanpak geeft op strategisch niveau aan waar de kansen en sterktes in de economie zitten en is daarom een nuttig richtsnoer, maar uiteindelijke beleidsbeslissingen genomen op basis van kwalitatieve criteria zoals die van de programmatische aanpak of andere beleidskaders.

Het verkennen van 'aspirant' sleutelgebieden, zoals Life-Sciences and Health, is nuttig, maar vraagt wel om selectiviteit vanwege behoud van focus en massa en continuïteit van de beleidsinzet. Dat is -zeker in deze tijd- essentieel is voor de investeringsbereidheid van het bedrijfsleven. Het kabinet heeft dan ook euro 500 mln vanuit het FES vrijgemaakt voor de selectieve continuering van in deze kabinetsperiode aflopende succesvolle FES projecten. Het IP start in samenwerking met EZ met een verkenning naar de economische potentie van duurzame energie als sleutelgebied.

1.3.4 Paint the World Orange

Een sterkere branding draagt bij aan de concurrentiekracht van Nederland. Om Nederland als een innovatief, ondernemend en aantrekkelijk kennisland op de kaart te zetten, heeft het IP samen met de staatsecretaris van EZ de 'Paint the World Orange Contest' gestart: een prijsvraag, georganiseerd via een Europese aanbesteding van de Nederlandse overheid. Het doel van PTWO is het doen ontwikkelen van vernieuwende marketingconcepten, 'tools' en ideeën, gericht op de positionering van Nederland als mondiaal knooppunt voor kennisintensieve en internationaal samenwerkende bedrijven en talenten, met een impact die de eigen schaalgrootte ver overstijgt. Het geselecteerde concept zou binnen de Holland Brandstrategie van de overheid worden geïmplementeerd.

De 'Paint the World Orange Contest' ging van start met een openbare uitvraag. Hierop reageerden 163 inzenders. Een vakjury, bestaande uit specialisten op de gebieden van marketing, communicatie en vormgeving heeft de inzendingen nauwkeurig beoordeeld en op 3 december de hoogst geeïndigde vijf genomineerd. Deze vijf finalisten ontvingen 10.000 euro om hun idee verder uit te werken.

De uitgewerkte ideeën zijn opnieuw door de jury beoordeeld. De jury, onder leiding van Marcel Wanders, concludeerde dat de inzendingen nuttige elementen bevatten die gebruikt kunnen worden bij de reguliere brandingstrategie, maar dat zij niet voldoen aan de hoge ambitie en de verwachtingen van de jury, het IP en de staatssecretaris, zoals die ook in de toetsingscriteria van de aanbestede prijsvraag waren opgenomen. Er kon dus geen winnaar worden aangewezen, zodat de Europese aanbesteding officieel werd gestopt. Het Innovatieplatform en de staatssecretaris van EZ beraden zich momenteel op mogelijke vervolgacties in het kader van 'Paint the World Orange'.

1.3.5 Het aantrekken van 50 significante internationale ondernemingen naar Nederland

Het Innovatieplatform en het kabinet willen dat Nederland tot de internationale top 5 gaat behoren op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie. Nederland is altijd een aantrekkelijk land geweest voor buitenlandse investeerders door zijn open economie, goed opgeleide bevolking met veel talenkennis en door een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Echter, de concurrentie van andere landen in Europa (Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, België, Ierland) is sterk toegenomen in de afgelopen jaren.

Er zijn in de komende jaren veel bedrijven, vooral uit Azië (vooral uit China, India, Korea, Taiwan) die zullen globaliseren. Daarnaast moeten we ook de kansen blijven benutten die er liggen binnen meer 'traditionele' investeringslanden: VS, Japan en binnen de Europese Unie.

Zo zullen er in de komende jaren zeker 450 Aziatische bedrijven een Europese vestiging starten, bedrijven die gemiddeld een omzet van ca. euro 1 miljard hebben.

Het Innovatieplatform ziet als uitdagende maar haalbare doelstelling om in de komende 3-5 jaar 50 significante internationale bedrijven te overtuigen zich in Nederland te vestigen. Daarbij is het ook belangrijk om het vestigingsklimaat voor nieuwe en al in Nederland gevestigde bedrijven te verbeteren. Dit voorstel zal kunnen leiden tot enkele duizenden nieuwe arbeidsplaatsen.

Het IP komt met een viertal aanbevelingen, mede op basis van de inbreng en advies van meer dan 100 experts en CEO's die in de afgelopen maanden geconsulteerd zijn:

  1. Focus op een beperkt aantal sectoren en functies en geografische markten en communiceer één verhaal over de sterkten van Nederland.
  2. Verbeter de (perceptie van het) Nederlandse vestigings- en leefklimaat om bedrijven en talent aan te trekken en te behouden, door:
  3. Een gedegen en proactieve aanpak te ontwikkelen voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven, gebaseerd op diepgaande kennis van de wensen van deze bedrijven en het aanbod van geschikte locaties in Nederland;
  4. Binnen het Netherlands Foreign Investment Agency een nieuwe eenheid te formeren die de proactieve aanpak gaat uitvoeren.

Het IP heeft zich hierin laten adviseren door een High Level Group bestaande uit Hans Smits (Havenbedrijf Rotterdam), Jos Nijhuis (Schiphol Group), Peter Elverding (oud-CEO DSM), Alexander Rinnnooy Kan (IP, SER), Feike Sijbesma (IP, DSM), Gerard Kleisterlee (IP, Philips) en Wiebe Draijer (IP, McKinsey). De High Level Group heeft in kaart gebracht dat voor het realiseren van de doelstelling van 50 internationale bedrijven een bedrag van euro 10 miljoen per jaar nodig is.

Het kabinet heeft besloten voor drie jaar euro 2,5 mln per jaar uit te trekken om de voorgestelde nieuwe aanpak te volgen en te beginnen met een pilot op twee sleutelgebieden: Flowers and Food en Chemie, om daarmee 15 kennisintensieve bedrijven en buitenlandse R&D-investeringen in deze sectoren aan te trekken.

1.3.6 Sociale Innovatie: Slimmer Werken

Productiviteitsgroei is belangrijk voor de concurrentiekracht van Nederland en een belangrijke voorwaarde voor behoud en groei van welvaart en inkomens in Nederland. De laatste jaren heeft Nederland niet meer de hoge groei van de jaren negentig kunnen realiseren. Opvallend daarbij is dat het verschil in productiviteit en productiviteitsgroei tussen sectoren kleiner zijn dan tussen bedrijven binnen een sector. Dat betekent dat sommige bedrijven onder de zelfde macro-omstandigheden veel beter presteren dan andere. Het lijkt dat interne bedrijfsfactoren hier een rol spelen. Innovatie in de manieren van werken in organisaties ('Slimmer Werken') kan hier een uitkomst bieden. De potentie om met relatief eenvoudige methoden de productiviteit te verhogen en tegelijkertijd de tevredenheid van medewerkers te verbeteren is groot. Ook bij bedrijven ontstaat steeds meer behoefte om niet alleen te innoveren door middel van nieuwe machines of producten, maar ook door een andere inrichting van het werk. Er lijkt vooral potentieel te zijn bij kleine en middelgrote bedrijven.

IP en EZ zijn al enige jaren bezig om met creatieve en flexibele instrumenten als vouchers en IPC's en met gerichte intermediairs als Syntens, SenterNovem en NCSI (Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie) veel bedrijven en organisaties een innovatie impuls te geven.
Het Innovatieplatform wil de komende jaren extra aandacht geven aan het zogeheten slimmer werken en wil uiteindelijk het aantal bedrijven dat daartoe een impuls krijgt zichtbaar en beslissend vergroten. De ambitie van het IP is om samen met werkgevers, vakbonden, Syntens en SenterNovem de komende jaren 10.000 ondernemingen aan te zetten hun productiviteit te verhogen. Het IP heeft daarom onderzoek laten uitvoeren naar de kenmerken, beweegredenen en activiteiten van MKB-bedrijven die aan de slag gaan met Slimmer Werken en naar de opbrengsten daarvan. Conclusies uit dit en andere onderzoeken benadrukken het potentieel en het belang van het stimuleren van Slimmer Werken. Uit onderzoek van het EIM blijkt dat bedrijven die de afgelopen jaren sociale innovatie hebben toegepast, in twee jaar negen procentpunt méér productiviteitsgroei realiseerden.

Op zijn vergadering van 3 juni 2009 heeft het IP een advies vastgesteld om met de genoemde organisaties een start te maken op weg naar deze ambitie. De implementatie ligt nu bij het Ministerie van Economische Zaken en deze partijen. Er wordt gestart met een pilot van 1000 bedrijven die zullen worden geadviseerd en gemonitored.

1.3.7 Ondernemerschap en groeiversneller

Nederland heeft relatief weinig MKB-bedrijven die doorgroeien en tot de mondiale wereldtop gaan behoren. Het Innovatieplatform en het ministerie van EZ zijn het programma Groeiversneller gestart. Dat faciliteert minimaal 100 MKB-bedrijven om een omzetgroei van enkele miljoenen naar minimaal euro 20 mln. per jaar te realiseren, mede door internationalisering.

In januari 2009 is dit programma gestart, dat wordt uitgevoerd door het High Growth Stars Consortium (zie www.programmagroeiversneller.nl).

Het IP verkent nu de mogelijkheden om voor meer bedrijven een groeispurt mogelijk te maken. De volgende categorie bedrijven kunnen ook kleinere bedrijven zijn dan de doelgroep van de huidige Groeiversneller, die met een gerichte begeleiding geholpen kunnen worden. Deze groep bedrijven is vaak slecht in staat voldoende kapitaal en hoger opgeleide arbeidkrachten aan te trekken om (door)groei te realiseren. De rol van het IP is het bijeen brengen van de coalitie die uiteindelijk invulling aan de activiteit gaat geven. Daarnaast wil het IP door deze en andere activiteiten aandacht vragen voor het belang van ondernemerschap: Nederland heeft meer startende en sneller groeiende bedrijven nodig.

1.3.8 Versterken internationale scholen

In 'Nederland in de Wereld' formuleert het IP de ambitie het primair secundair internationaal onderwijs in Nederland in 2015 tot de top 5 te laten behoren. In de huidige globaliserende wereld is het belangrijk een aantrekkelijke vestigingsplaats te zijn voor internationale bedrijven. Voor expats behorende bij deze bedrijven is een goed onderwijssysteem voor hun kinderen van groot belang, daarnaast is een bedrijf gebaat bij een land waarvan de beroepsbevolking internationaal georiënteerd is.

Het IP heeft een analyse uitgevoerd naar de huidige positie en de kwaliteit van het internationaal onderwijs in Nederland. Hieruit blijkt het aanbod van internationale scholen (primair en secundair) zeer divers te zijn in vergelijking met andere landen. De kwaliteit van de verschillende typen internationale scholen is redelijk tot goed. Er is een aantal knelpunten, dat met betrekkelijk eenvoudige interventies verholpen kan worden. Zo is het gedifferentieerde aanbod weinig transparant en slecht zichtbaar naar de buitenwereld toe. In termen van marketing is dus veel winst te behalen. Daarnaast verschuift de focus geleidelijk van de 'klassieke' internationale school (zoals de British School of American School) naar internationalisering van het onderwijs. Steeds minder internationale bedrijven zijn bereid hun expats een hoge vergoeding te betalen voor het schoolgeld van hun kinderen. Daardoor vindt een verschuiving plaats van de dure private scholen naar Nederlandse Internationale Scholen. Ook het Tweetalig Onderwijs (TTO) is sterk in opkomst; op steeds meer Havo en VWO scholen wordt een tweetalig programma aangeboden. Het Internationaal Baccalaureaat wordt echter niet overal aangeboden, noch overal erkend als officieel curriculum. Zowel voor expat-kinderen als voor kinderen die een opleiding willen volgen in het buitenland kan dit later een belemmering vormen. Tevens doen zich vaak problemen voor met de stichting van een internationale school, in het bijzonder in termen van huisvesting. De verantwoordelijkheid ligt bij de lokale overheid, die geholpen is met handvatten om het stichten van een internationale school te vergemakkelijken.

Het IP heeft dan ook drie aanbevelingen:

  1. Versterk de marketing rondom Nederlands internationaal onderwijs, bijvoorbeeld tijdens handelsmissies, via intensieve contacten met internationale top-universiteiten en door een one-stop-shop-website voor expats.
  2. Breid de mogelijkheden tot het aanbieden van het IB curriculum uit.
  3. Faciliteer het vestigen van een internationale school. De kennis en expertise rondom het stichten van een internationale school zou gebundeld moeten worden in een draaiboek.

Het kabinet steunt de doelstelling van het IP om het Internationaal Onderwijs in Nederland tot een 'selling point' voor ons land te maken. Tevens kan het zich op hoofdlijnen vinden in de analyse die door het IP van de huidige positie en de kwaliteit van het Internationaal Onderwijs in Nederland is gemaakt. De hierboven genoemde aanbevelingen 1 en 3 neemt het kabinet over: zij zal nagaan hoe aan deze aanbevelingen, voor zover deze binnen haar competentie liggen, uitvoering kan worden gegeven. In relatie met aanbeveling 2 wordt thans al een pilot project uitgevoerd. Ten aanzien van deze aanbeveling zal het kabinet nagaan, of en op welke wijze hieraan gevolg kan worden gegeven, waarbij de uitkomst van het pilot project betrokken zal worden.

1.4 Maatschappelijke ambities

Vooral in 2008 heeft het IP gewerkt aan bevordering van innovatie op een aantal maatschappelijke terreinen. Op de terreinen zorg, water en onderwijs heeft het samen met de projectdirectie Kennis&Innovatie analyses gemaakt. Deze analyses hebben inmiddels geleid tot maatschappelijke innovatieagenda's van het kabinet. Het IP heeft in het verlengde van zijn pleidooi voor experimenteerruimte een aantal concrete projecten geïnitieerd.

1.4.1 Onderwijs

Op basis van zijn analyses en expertmeeting heeft het IP drie concrete initiatieven ondersteund: de netwerkschool, het digitale schoolboek en de zomerschool voor de leraren.

De Netwerkschool is een innovatief ondernemingsplan voor een nieuwe schoolorganisatie in het mbo. Het Experiment 'De Netwerkschool' heeft ten doel wetenschappelijk aan te tonen dat door het doelmatig inrichten van het onderwijs de arbeidsproductiviteit omhoog kan en het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro kan verdubbelen. Deze prestaties worden gerealiseerd door samenwerking met bedrijfsleven/maatschappelijke organisaties, individuele leerloopbanen, gebruik van ict en functiedifferentiatie voor docenten. Er is een behoorlijk aantal mbo-scholen geïnteresseerd in dit experiment. Inmiddels heeft OCW voor dit initiatief financiering aangevraagd uit het FES.

Voor het Digitale Schoolboek heeft het IP in maart 2008 aan Kennisnet gevraagd een voorstel ont­wikkelen voor het 'ontwik­kelen en digitaliseren van lesmaterialen' en dit voorstel ondersteund. Recente ontwikkelingen in de nieuwe media zoals Wikipedia en communities scheppen kansen voor docenten en het onderwijs. Het 'digitale schoolboek' biedt meer mogelijkheden voor maatwerk, maakt het onderwijs aantrekkelijker en ontlast docenten. Dit kan gestimuleerd worden door het opbouwen en toegankelijk maken van digitaal lesmateriaal per vakgebied via een database. Het initiatief Wikiwijs, dat minister Plasterk op 3 december jl. heeft gelanceerd op het IP-event, bouwt hierop voort. In een brief aan de Tweede Kamer is dit verder uitgewerkt (TK31 700 VIII, nr 154). Nog dit jaar zal Wikiwijs in een betafase gelanceerd worden.

De Zomerschool is een project dat het bedrijfsleven stimuleert om in de zomer een cursus aan MBO- en VO-docenten te geven. Dat draagt bij aan professionalisering van docenten en aan de aansluiting tussen onderwijs en het bedrijfsleven. Een eerste experiment heeft op verzoek van het IP plaatsgevonden bij IBM van 5 - 7 augustus 2008 in Amsterdam. 49 Leraren hebben meegedaan aan deze eerste zomercursus. Uit de evaluatie blijkt dat het initiatief zeer positief door de leraren is ervaren en er is behoefte aan herhaling. Het doel is om er een structureel project van te maken.

1.4.2 Zorg

Op 15 mei 2008 heeft het IP de Topconferentie Baanbrekende Zorginitiatieven gehouden, om zo meer ruimte te bepleiten en bieden voor innovatieve experimenten. Uit 130 inzendingen heeft een jury tien opvallende innovaties geselecteerd waarvan er vier zijn aangeboden aan de minister van VWS. De vier winnende projecten zijn GRIP van the Health Agency, Mammaprint van Agendia, MijnZorgNet (MZN) van UMC St Radboud en POINT van Transmurale Zorg Den Haag e.o. Op 24 juni 2009 organiseerde het Zorginnovatieplatform haar eerste landelijke event, waarop ze haar visie presenteerde, een financieel instrumentarium lanceerde en de zorginnovatiewijzer officieel werd geopend. Het Zorginnovatieplatform is ingesteld door de minister van VWS en het IP en heeft vanaf dat moment de taak innovatie in de zorg te bevorderen.

1.4.3 Water

Het IP wil innovatie op het terrein van water versnellen. Op de kustconferentie van februari 2008 zijn vier projecten geselecteerd die van belang zijn om versneld innovatie op het terrein van water te realiseren en daarnaast Nederland met grote projecten zichtbaar op de kaart kunnen zetten:

De 'Zandmotor' voor de kust van het Westland (een innovatieve manier van bouwen met de natuur, landwinning en kustversterking); modernisering van de Afsluitdijk, inclusief bouwen met de natuur en alternatieve energie-opwekking; 'Estuarium voor de Zeeuwse Kust' en 'Energie-eiland op de Noordzee'.

Op elk van deze projecten volgt en stimuleert het IP de realisatie. Bij de Afsluitdijk wordt bijvoorbeeld op een innovatieve wijze een concept voor een nieuwe Afsluitdijk ontwikkeld.

Ten aanzien van het 'energie-eiland op de Noordzee' heeft het IP via enkele sessies marktpartijen uitgedaagd met innovatieve en economisch haalbare voorstellen te komen en departementen om met snelle en aantrekkelijke procedures te komen. Zo bepleit het IP de komst van een testpark en hub-op-zee om de windenergiesector te stimuleren en de komst van innovatieve concepten die de kostprijs van wind op zee eerder verlagen, te versnellen. De komende 20 jaar zal de overheid miljarden moeten uitgeven om de onrendabele top bij wind op zee te subsidiëren, gelet op de ambitie om in 2020 6000 MW op zee te realiseren. Van deze 6000MW zal zo'n 4000 MW ver uit de kust (far shore) gerealiseerd moeten worden. Als Nederland nu een testpark tot stand laat komen dalen de kosten van wind op zee eerder en kan Nederland haar water-, wind- en off shore kennis inzetten om een leidende positie in te nemen in far shore wind, dat voor alle Noordzeelanden nog onverkend terrein is.

2. Vooruitblik: IP agenda 2009-2010

In het werk van het IP in 2009 en 2010 zullen vier lijnen centraal staan: de kennisinvesteringsagenda, Nederland in de wereld, duurzaamheid en communicatie. De focus van het IP zal zich in toenemende mate richten op de beïnvloeding van de volgende kabinetsperiode.

De Kennisinvesteringsagenda is dé strategische agenda van het IP (2006-2016) om van Nederland een hoogwaardige kennissamenleving te maken. Achter de KIA staan inmiddels 26 organisaties. Zij werken samen aan een jaarlijkse monitoring (de KIA-foto), formuleren gezamenlijke acties en blijven als coalitie zowel politiek als maatschappelijk aandacht vragen voor het belang van onderwijs, kennis en innovatie & ondernemerschap.
In 2009 zullen het IP en de KIA-coalitie actie ondernemen rond een drietal projecten:

  • Het realiseren van een doorbraak op het gebied van Leven lang Leren;
  • Professionalisering van het onderwijs, met bijzondere aandacht voor de leraren;
  • Versterken samenwerking kennisinstellingen en bedrijfsleven.

In 2010 wordt er een nieuwe KIA-foto gepresenteerd. Deze foto zal een perspectief geven waarmee politieke partijen en anderen hun visie kunnen bepalen op weg naar de verkiezingen van 2011.

In 2009 en 2010 wil het IP ook het belang van excellente wetenschap scherper voor het voetlicht brengen. Het IP gaat stakeholders bij elkaar brengen om ervoor te zorgen dat deze pijler van onze kenniseconomie de aandacht krijgt die het verdient en dat daar stevig in wordt geïnvesteerd. Daarbij wil het IP de stakeholders uitdagen een aanpak te ontwikkelen die niet alleen past bij de ambitie om excellente wetenschap te produceren, maar die ook bijdraagt aan de innovatiekracht van ons bedrijfsleven en onze samenleving. Het IP-eindejaars event zal in 2009 in het teken staan van 'excellent science'.

In een globaliserende economie worden landen steeds meer teruggeworpen op hun onderscheidende sleutelgebieden en op hun sleutelcompetenties. De recessie, die in het vierde kwartaal van 2008 toesloeg, maakt deze visie alleen maar relevanter. Bedrijven zullen nog sneller hun activiteiten verplaatsen en de uitgangspositie van sterke sectoren in Nederland is in deze dynamiek van grote betekenis. Recent heeft het IP de in 2004-2006 gekozen sleutelgebieden geëvalueerd op hun resultaten. In 2010 zal het IP naar mogelijk opkomende sleutelgebieden kijken en een strategie op de sterkten van Nederland uitbrengen: waar verdient Nederland de komende tien jaar zijn geld mee en wat betekent dat voor het economisch beleid. In dit kader wordt een verkenning naar de economische potentie van duurzame energie als mogelijk nieuw sleutelgebied uitgevoerd.

Het IP wil met zijn visie en activiteiten naast de politiek uiteindelijk individuele studenten, (potentiële) ondernemers en onderzoekers bereiken, indirect via hun organisaties en direct als het nodig is. In het jaar voorafgaand aan de verkiezingen vindt er veel debat plaats over de toekomst van Nederland. Het IP heeft de afgelopen jaren succesvol innovatie op de agenda gekregen en wil die aandacht verder versterken.

Volgend jaar zal ik u wederom informeren over de voortgang.

De minister-president,

Minister van Algemene Zaken,

mr.dr.J.P. Balkenende

KIA-ondertekenaars zijn: AcTI-NL, AOB, ISO, CNV, Innovatieplatform Twente, FNV, HBO-raad, ICT-regie, Paepon, Platform Beta Techniek, KNAW, LTO Nederland, MKB-Nederland, MBO-Raad, MHP, Brainport, Ngi, Fotin, NWO, TNO, VNO-NCW, VO-raad, SBO, VSNU, CNV-Onderwijs en de PO-raad