Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van der Ham over uitspraken over extreme vormen van secularisme

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-2941993

10 juli 2009

Betreft Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van der Ham (D66) over uitspraken over extreme vormen van secularisme (2009Z13168).

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1

Kunt u een toelichting geven op uw uitspraak dat u bepaalde vormen van secularisme een bedreiging, en zelfs een gevaar, vindt voor onze samenleving? Hoe ziet u de vergelijking precies met relgieus-extremisme? 1)

Vraag 2

Verstaat u onder secularisme ook de seculiere pleidooien rond het duidelijk afbakenen van de grens tussen kerk en staat, het verhinderen dat streng-religieuze scholen leerlingen of docenten vanwege hun seksuele geaardheid of andere zaken te mogen weigeren van een school, het stopzetten van de mogelijkheden voor ambtenaren van de burgerlijke stand om het voltrekken van huwelijken tussen mensen van het gelijke geslacht te weigeren, het opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en het schrappen van het artikel tegen smadelijke godslastering in de strafwet?

Vraag 3

Hoe verhouden uw uitspraken zich tot het ingetrokken standpunt van de voormalige minister van Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Van Ardenne, toen zij in 'The Yemen Times' schreef over 'seculiere fundamentalisten'? Bent u nu alsnog dat ingetrokken standpunt van de voormalige minister van Ontwikkelingssamenwerking aangedaan?

Antwoord 1 t/m 3

De bijzin waar de heer Van der Ham op doelt, ontleend aan een bijzonder kort filmfragment op YouTube, is uitgesproken in de context van een debat over de relatie tussen islam en rechtsstaat, waarbij in het bijzonder aandacht werd geschonken aan kwesties als de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van godsdienst. In dat kader heb ik duidelijk gemaakt dat ik vanuit mijn politieke overtuiging met kracht opkom voor de vrijheid van godsdienst van een ieder en dat elk regiem dat (een deel van) zijn burgers het recht op vrijheid van godsdienst ontzegt, ongeacht de seculiere of religieuze ideologie op grond waarvan dit gebeurt, daarop in internationaal verband behoort te worden aangesproken.

Het maakt voor de betreffende burgers immers niet uit of hen hun vrijheid wordt ontzegd op basis van een fundamentalistisch-islamitische ideologie of van (bijvoorbeeld) een atheïstisch/secularistisch-communistische ideologie.

Over de onder vraag 2 genoemde onderwerpen is door mij in dit kader in het geheel niet gesproken. Overigens mogen mijn opvattingen en het kabinetsstandpunt terzake bekend worden verondersteld. Ten overvloede merk ik op dat seculiere pleidooien bij definitie niet identiek zijn aan secularisme.

1) YouTube, 29 juni 2009

http://www.youtube.com/watch?v=2_B5MmKMOI0