Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over orgaanadvertenties in Nederland en orgaanhandel
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT-K-U-2939363
6 juli 2009
Antwoorden op Kamervragen aan minister Klink van het Kamerlid Van Gerven over orgaanadvertenties in Nederland en orgaanhandel.
(2009Z11523)
Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitzending van EénVandaag waar gesproken wordt over een advertentie in Nederland waar mensen wordt gevraagd om op Samaritaanse wijze een orgaan af te staan aan de opdrachtgever? 1)
Vraag 2
Worden vaker dergelijke advertenties in Nederland geplaatst? Hoe vaak komt dit voor?
Vraag 3
Vindt u niet dat dergelijke advertenties, hoe schrijnend de aanleiding ook moge zijn, verboden zouden moeten worden om elke vorm van orgaanhandel uit te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1, 2 en 3
Wanneer bij leven een nier wordt afgestaan, gebeurt dat meestal door een donor die een familie – of vriendschapsrelatie heeft met de ontvanger. Een Samaritaanse donor meldt zich in de regel zelf bij een transplantatiecentrum. Voor wat betreft het werven van een Samaritaanse donor via een advertentie heb ik geen signalen ontvangen dat dergelijke advertenties regelmatig worden geplaatst. Een verbod op dit soort advertenties om elke vorm van orgaanhandel uit te sluiten vind ik niet noodzakelijk. Het is strafbaar om een vergoeding aan te bieden voor het ontvangen van een orgaan. Zolang daarvan geen sprake is, is het zoeken naar een levende donor geoorloofd.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de handelwijze van een niet met name genoemde Afghaanse arts die wil proberen in Afghanistan een nier voor een dialysepatiënt te kopen? Is deze handelwijze strafbaar?
Antwoord 4
Ik heb grote vraagtekens bij de handelswijze van deze arts, vooral omdat de gezondheid van de levende donor bij dit soort transplantaties vaak van ondergeschikt belang lijkt te zijn. Niet voor niets hanteren zowel de Wet op de orgaandonatie als internationale verdragen het uitgangspunt dat het afstaan van een orgaan niet mag worden ingegeven door financiële motieven. Of de handelwijze van de arts strafbaar is hangt af van de nationaliteit van de betrokken arts en van Nederlandse en de Afghaanse wetgeving op dat punt. De Nederlandse strafwet is van toepassing op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat in Nederland een misdrijf oplevert en dat strafbaar is in het land waar het is begaan. Op de vraag of daarvan in casu sprake is, kan ik geen antwoord geven.
Vraag 5
Welke mogelijkheden heeft u om dergelijke praktijken te voorkomen? Is het mogelijk dit bij wet te regelen? Zijn de door u al aangekondigde maatregelen hiervoor afdoende? 2)
Antwoord 5
Het verdient de voorkeur dat die landen waar betaalde donatie voorkomt, met regelgeving komen die betaalde donatie verbiedt, net zoals dat in Nederland al het geval is. Mijn beïnvloedingsmogelijkheden op dat vlak zijn beperkt, daar ligt vooral een taak voor de World Health Organization. De wijziging van het Besluit Zorgverzekeringen heeft tot gevolg dat een niertransplantatie, verricht buiten de Europese Unie of de landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alleen nog onder de te verzekeren prestaties van de Zorgverzekeringswet valt als sprake is van een donatie door een bloedverwant, echtgenoot of geregistreerde partner. Het feit dat steeds meer landen betaalde donatie verbieden en dat dergelijke transplantaties niet worden vergoed, gecombineerd met de verwachte toename van het aantal donoren als gevolg van de voorstellen uit het Masterplan, zullen er naar verwachting toe leiden dat steeds minder mensen er toe overgaan om een nier te kopen.
Vraag 6
Wat zijn de redenen dat het aantal nabestaanden dat orgaandonatie weigert is toegenomen in 2008, mede waardoor in plaats van het streefaantal van 250 maar 201 donoren zijn verworven? 3)
Acht u het uitgesloten dat uw weigering om over te gaan tot een Actief Donor Registratiesysteem en alle negatieve publiciteit daaromheen hierin een rol heeft gespeeld? Zo ja, waarom?
Vraag 7
Is uw veronderstelling dat binnen vijf jaar het aantal postmortale donoren met 25% zal stijgen, nog wel reëel, gezien de resultaten van 2008? Zo ja, waarom?
Antwoord 6 en 7
De daling van het aantal donoren in 2008 ten opzichte van 2007 werd veroorzaakt door een stijging van het percentage weigeringen door nabestaanden en door een afname van het aantal geschikte donoren. De afname van het aantal geschikte donoren is een gegeven waar ik geen invloed op heb, maar er is mij veel gelegen aan een afname van het aantal weigeringen door nabestaanden. Daarom zou ik heel graag een onderzoek willen laten doen onder nabestaanden naar hun motieven om orgaandonatie toe te staan of te weigeren. Over de uitvoering van dit interessante maar ook lastige onderzoek worden momenteel gesprekken gevoerd met de Universiteit Utrecht. Of het besluit van het kabinet en de Tweede Kamer, om niet over te gaan tot invoering van het ADR-systeem, een rol heeft gespeeld bij de weigering van nabestaanden, zal uit dit onderzoek moeten blijken. De kabinetsdoelstelling om te komen tot een stijging van 25% van het aantal postmortale transplantaties vind ik nog steeds reëel. De implementatie van de voorstellen uit het Masterplan op het gebied van voorlichting en de aanpak in ziekenhuizen is in volle gang. Het Europese aanbestedingstraject voor een meerjarige voorlichtingsstrategie wordt binnenkort afgerond, de eerste uitingen daarvan verwacht ik in het najaar. Ook zijn door de ziekenhuizen in de verschillende donatieregio’s hoopvolle voorstellen gedaan voor pilots ter verbetering van de donorwerving in hun regio. Ten slotte heb ik goede verwachtingen van het door het kabinet voorgestelde Activerende Toestemmings Systeem (ATS). Over de uitkomsten van het onderzoek naar dit systeem verwacht ik u op korte termijn te kunnen informeren.
1) EénVandaag, 11 juni 2009
2) Voorhang wijziging zorgverzekeringswet 11 juni 2009
3) Jaarverslag 2008 en beantwoording feitelijke vragen (vraag 100)