Jaarlijkse meting van dierenwelzijn en diergezondheid met 'De Staat van het dier'
In februari 2010 brengt minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de eerste 'Staat van het Dier' uit. Elk jaar moet dit rapport inzicht geven in hoe het met het dierenwelzijn en diergezondheid in ons land is gesteld. Nederland is het eerste land in Europa dat een dergelijke monitoring opzet.
Eerder deze kabinetsperiode zijn er doelen geformuleerd op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid. Die staan onder meer in de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid, die beiden in oktober 2007 zijn gepresenteerd.
Minister Verburg schrijft in een brief aan de Tweede Kamer welke meetpunten de 'Staat van het Dier' bevat om te weten of de welzijns- en gezondheidsdoelen dichterbij zijn gekomen. De 'Staat van het Dier' is gebaseerd op onderzoek van de Animal Science Group (ASG) van de Wageningen Universiteit en richt zich op landbouwhuisdieren, paarden, hobbydieren, kweekvis, huisdieren, circusdieren en dierentuindieren.
ASG onderscheidt twee soorten meetpunten om de gezondheid- en welzijnsstaat van dieren te meten: Outcome en Output. Outcome-meetpunten geven weer wat voor welzijnsverbeteringen het dier zelf ervaart. Deze meetpunten zijn slechts beperkt beschikbaar en worden op dit moment verder ontwikkeld door het EU-project Welfare Quality. Nederland neemt daarbij het onderzoek naar dierenwelzijnsindicatoren voor vleeskalveren voor haar rekening.
Output-meetpunten geven de resultaten weer van activiteiten die tot doel hebben het welzijn van dieren te verbeteren. Bijvoorbeeld hoeveel bedrijven passen bovenwettelijke welzijnseisen toe; hoeveel consumenten laten dierenwelzijn meewegen bij de aankoop van vlees; hoeveel koeien worden jaarlijks de wei in gestuurd.
Proefdieren maken geen onderdeel uit van de 'Staat van het Dier', omdat voor deze groep aparte regelgeving en monitoring bestaat.