Geneeskundige hulpverlening bij rampen moet beter
De ministers Ter Horst en Klink (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) ontwikkelen samen met de veiligheidsregio’s en gezondheidszorgpartijen een landelijk pakket van kwaliteitseisen voor de geneeskundige hulpverlening bij rampen. Daarnaast moet worden vastgelegd welke operationele prestaties de organisatie van geneeskundige hulpverlening tijdens een grote ramp moeten kunnen leveren.
Dat schrijven de ministers in reactie op een onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) naar de organisatie van de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (GHOR).
Coördinatie van geneeskundige hulp bij rampen is een taak van de gemeenten, die zij in regionaal verband georganiseerd hebben in 25 GHOR-regio’s. De GHOR-regio’s zijn ruim tien jaar geleden opgericht, en gaan op in de veiligheidsregio’s als de wet daarover van kracht wordt. De afgelopen tien jaar is er al wel veel gedaan, maar een verdere verbetering is nog nodig.
Volgens de inspectie is er in geen enkele veiligheidsregio in Nederland bij een grote ramp voldoende geneeskundige hulpverlening beschikbaar. Geen enkele regio kan op geneeskundig gebied een grote ramp zelfstandig aan. Dit maakt het belang van bovenregionale samenwerking en planning, maar ook van gewondenspreiding en ambulancebijstand groot. Toch hebben sommige regio’s geen afspraken met buurregio’s over het verlenen van bijstand. Vrijwel geen enkele regio heeft een systeem om een actueel overzicht bij te houden van alle slachtoffers. Wel zijn er plannen zulke systemen te ontwikkelen.
Tussen de regio's bestaan grote verschillen in de tijd die bij een incident nodig is om een groot aantal ernstig gewonde slachtoffers te stabiliseren en naar ziekenhuizen te vervoeren. Slechts zes regio’s kunnen op basis van hun eigen ambulancecapaciteit ’s nachts in het eerste ‘gouden uur’ 25 zwaargewonden aan. Andere regio’s hebben daar vele uren voor nodig, waarmee de kans op overleven sterk afneemt.
Dit komt onder andere doordat het aantal ambulances gebaseerd is op de gemiddelde normale dagelijkse zorg en doordat de beschikbare ziekenhuiscapaciteit in de nabije omgeving beperkt is. Hiervoor zijn al eerder maatregelen ingezet, zoals de invoering van het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ), die in iedere regio de acute zorg coördineert en de invoering en uitbreiding van het landelijk dekkend netwerk van Mobiel Medische Teams - inclusief traumahelikopters - (MMT) als extra ondersteuning van acute zorg, ook bij rampen. Deze maatregelen worden ondersteund door het stimuleren van het opleiden, trainen en oefenen van de zorgaanbieders.
Naast kwaliteitseisen en prestatienormen voor opleiden, oefenen, opkomsttijden en hulpverleningscapaciteit komen er modelconvenanten waarmee de veiligheidsregio’s eenduidige afspraken kunnen maken met ambulancediensten, ziekenhuizen, de GGD’s, het Rode Kruis en huisartsen. Ook willen de ministers afspraken met hun collega’s in België en Duitsland maken over grensoverschrijdende samenwerking.
In 2010 start de Inspectie OOV samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg een vervolgonderzoek naar de operationele prestaties van de geneeskundige hulpverleningsdiensten.