Regelgeving en schatkistbankieren decentrale overheden
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Datum 19 juni 2009
Ons Kenmerk: AGT09-1610
Betreft Regelgeving en schatkistbankieren decentrale overheden
Geachte voorzitter,
Een aantal decentrale overheden heeft in de kredietcrisis mogelijk geld verloren op zijn uitzettingen . Begin november 2008 heeft het kabinet een aantal maatregelen aangekondigd om risico’s op uitzettingen van decentrale overheden te verminderen .
Deze brief, die ik mede namens de staatssecretaris van BZK stuur, geeft gevolg aan de toezegging om op twee onderdelen later te rapporteren.
Dit betreft ten eerste de aanpassing van wet- en regelgeving, in het bijzonder de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (hierna: Ruddo); ten tweede een verkenning van de mogelijkheden om schatkistbankieren voor decentrale overheden aantrekkelijker te maken. Beide trajecten zijn door BZK en Financiën voorbereid, in samenwerking met een werkgroep met daarin vertegenwoordigers van decentrale overheden. Ook heeft consultatie plaatsgevonden met de Vereniging Nederlandse gemeenten, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen, en de sectorbanken BNG en NWB.
Aanpassing van de Ruddo
De bovengenoemde werkgroep heeft in haar rapportage aangegeven dat de Wet Financiering decentrale overheden (hierna: Wet Fido) nog steeds goed aansluit bij de zelfstandige bevoegdheden van de decentrale overheden. De werkgroep was verder van mening dat de problemen, waarin enkele decentrale overheden nu zijn geraakt, niet of steeds in beperkte mate zijn veroorzaakt door tekortschietende regelgeving. Om die risico's in de toekomst verder in te perken werden desalniettemin enkele vaktechnische verbeteringen op Fido-aangelegenheden wenselijk geacht.
In de brief van 5 november heeft de staatssecretaris van BZK mede namens mij het voornemen van het kabinet tot uitdrukking gebracht om de vaktechnische verbetersuggesties over te nemen. Hierop is de Ministeriële regeling Ruddo op de volgende punten aangepast.
• De werkgroep stelde dat het landencriterium in de Ruddo nader geografisch beperkt zou kunnen worden, bijvoorbeeld tot het eurogebied, daar het valutarisico mogelijk heeft meegespeeld bij de financiële problematiek van de IJslandse banken. Zij voegde daaraan toe dat ook gedacht kan worden aan een minimale landenrating. Besloten is te kiezen voor de tweede optie omdat deze directer aansluit bij het aspect van risicobeheersing. Het bestaande landencriterium, in casus de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, wordt gehandhaafd, echter met toevoeging van de eis dat het land tenminste over een AA rating beschikt.
• De werkgroep deed het voorstel om "near banking" verder in te perken omdat in de oude situatie de grens tussen "near banking" en het kortlopend uitzetten van middelen die tijdelijk overtollig zijn soms moeilijk vast te stellen is. Voorgesteld werd om door middel van de zogenoemde Wijchen-constructie meer helderheid te creëren. In deze constructie worden openbare lichamen verplicht om bij tijdelijke overtolligheid van geleende gelden bij dezelfde instelling het geld weer uit te zetten. Dit voorstel, gecombineerd met de eis van een netting-overeenkomst, is in het geval van projectfinanciering overgenomen.
• De Ruddo schreef voor de wijziging minimaal een A rating voor bij het uitzetten van gelden en het afsluiten van derivaten voor de financiële instellingen of voor het door financiële instellingen uitgegeven waardepapier. De werkgroep gaf aan dat het risico groter wordt dat de afgegeven rating wijzigt naarmate de periode van uitzetting langer wordt. Zij stelde daarom voor om een onderscheid te maken tussen uitzettingen korter dan 3 maanden en uitzettingen langer dan 3 maanden. Op dit punt is de Ruddo aangepast. Voor uitzettingen van langer dan 3 maanden is de vereiste rating van de financiële onderneming of de door hen uitgegeven waardepapieren verhoogd naar tenminste een AA minus rating. Daarnaast wordt de ratingeis aangescherpt door niet langer van één, maar van twee ratingbureaus een bepaalde minimale credit rating te verlangen.
De aangepaste regeling is reeds in de Staatscourant gepubliceerd (nr. 65, 3 april 2009) en in werking getreden. BZK zal tezamen met de werkgroep Fido – met daarin vertegenwoordigers van BZK, Financiën, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen – een handreiking bij deze vernieuwde Ruddo maken om de aansluiting met de praktijk zo optimaal mogelijk te maken.
Verruiming mogelijkheden schatkistbankieren
In samenwerking met de eerdergenoemde werkgroep hebben BZK en Financiën opties verkend om voor decentrale overheden de mogelijkheden om deel te nemen aan het schatkistbankieren te verruimen.
Decentrale overheden kunnen al sinds 2004 deelnemen aan schatkistbankieren, op vrijwillige basis. Deze deelname vereist dat decentrale overheden hun totale publieke middelen in de schatkist onderbrengen en een rekening-courantrelatie met Financiën aangaan. Deze eis geldt voor alle deelnemers aan het schatkistbankieren (zoals onderwijsinstellingen, baten-lasten-diensten en rechtspersonen met een wettelijke taak). Het is voor decentrale overheden op dit moment niet mogelijk leningen af te sluiten bij de schatkist indien zij zouden kiezen voor schatkistbankieren. Voor de meeste andere deelnemers is de leenfaciliteit wel beschikbaar. In het verleden is deze beperking door een aantal (vertegenwoordigers van) decentrale overheden aangedragen als reden voor het feit dat op dit moment geen enkele gemeente, provincie of waterschap in de schatkist bankiert. Daarnaast is als bezwaar geuit dat deelname vereist dat een entiteit alle middelen in de schatkist moet onderbrengen wanneer het wil deelnemen en niet de mogelijkheid heeft om – bijvoorbeeld – uit risico-overwegingen slechts een deel van de liquide middelen (tijdelijk) aan te houden in de schatkist.
Ten aanzien van het laatstgenoemde bezwaar gaat het kabinet voor decentrale overheden de mogelijkheid openstellen om een deel van hun (tijdelijk) overtollige middelen in de schatkist aan te houden. De precieze modaliteiten en de exacte invoeringsdatum van deze partiële variant worden vastgesteld bij de Beleidsdoorlichting schatkistbankieren. Deze Beleidsdoorlichting komt op korte termijn gereed.
Voor de invoering van integraal schatkistbankieren (inclusief de leenfaciliteit) bestaat op dit moment niet bij alle partijen voldoende draagvlak. Voordat besluitvorming kan plaatsvinden is meer inzicht nodig in de mogelijke effecten van integraal schatkistbankieren op het financieringsarrangement van de (semi-) publieke sector, inclusief de rol van de sectorbanken BNG en NWB.
In het aanvullend beleidsakkoord van 15 april 2009 tussen het Rijk en de decentrale overheden is afgesproken dat op korte termijn de overheden (mede in hun rol als aandeelhouder van de sectorbanken) een onderzoek starten naar de effecten van integraal schatkistbankieren op het financieringsarrangement van de decentrale overheden en – via de sectorbanken – op andere instellingen uit de semipublieke sector zoals ziekenhuizen en woningbouwcorporaties.
Voor de uitvoering van het onderzoek zal een externe partij worden aangezocht. De bedoeling is dat het onderzoek voor het einde van het jaar gereed is. Alle betrokken partijen zullen op basis van het onderzoek hun standpunt bepalen ten aanzien van integraal schatkistbankieren voor decentrale overheden. Besluitvorming is voorzien voor het reguliere bestuurlijke overleg tussen Rijk en decentrale overheden in april 2010.
De minister van Financiën,
Wouter Bos