Vastgoedvakbeurs Provada: wonen in de Randstad

Toespraak van minister Cramer, uitgesproken tijdens de vastgoedvakbeurs Provada in Amsterdam op 18 juni 2008.


Dames en heren,

Ik wil de organisatie bedanken voor deze uitnodiging. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik het VROM-verhaal over Wonen in de randstad over het voetlicht te brengen. We zijn hier bijeen op een toepasselijke locatie om met elkaar te spreken over dit onderwerp.

Wie naar buiten loopt kan kiezen: blijven in het groen van het Amstelpark, doorlopen naar de Amstel of richting de stad. Even verderop ligt Plan Zuid van Berlage met op de kop van het Victorieplein, de Wolkenkrabber van architect Staal – destijds pas de tweede torenflat van ons land. Het Rosarium is als kruispunt van deze elementen een fraaie analogie voor de keuzes waar we voor staan, als het gaat om de toekomst van de Randstad.

Waar we voor staan, staat verwoord in de Structuurvisie Randstad 2040. De kwintessens van deze visie van het kabinet laat zich als volgt samenvatten:

  • optimale benutting van de ruimte in de steden;
  • meer groen in en rondom de stad;
  • een groenblauwe Delta met als onderdeel hiervan het Groene Hart;
  • de sterke internationale punten van de vier grote steden versterken;
  • een goede regionale bereikbaarheid.

Dit alles willen we mogelijk maken middels een hogere bebouwingsdichtheid.

Ik geef in de structuurvisie aan hoe ik de ruimtelijke dynamiek in de randstad op duurzame wijze mogelijk maak zonder de volgende generaties te belasten met verkeerde ruimtelijke keuzes.

De invloed van onze keuzes mogen we niet onderschatten. Onze hoofdstad leeft met de keuzes van de Amsterdamse gemeenteraad aan het begin van de vorige eeuw.

Ik doel op Plan Zuid waarvoor Berlage in 1904 een eerste ontwerpvoorstel voor indiende. Een speels plan met meanderende straten in een parkachtige opzet en een bebouwingsdichtheid van 40 woningen per hectare. De Amsterdamse gemeenteraad stuurde hem terug naar de tekentafel. Het plan was te duur. Lees: meer huizen op die hectares!

Elf jaar later kwam het tweede plan. Het plan dat wij kennen.

Dit voorbeeld uit onze recente geschiedenis, illustreert het continue proces dat ruimtelijke ordening is. Het is niet één project met een bepaalde tijdsduur. Om dat voortdurende proces zo goed mogelijk te laten verlopen hebben we richtlijnen nodig. Kaders, richtinggevende visies en projecten.

Over die kaders het volgende: ruimtelijk beleid blijft over het algemeen een decentrale aangelegenheid, maar het rijk stelt de spelregels op. Centraal wat moet, decentraal wat kan.

Met richtinggevende visies geeft het rijk de ruimtelijke richting aan, niet in de vorm van een blauwdruk voor alles, maar door te kiezen uit onderwerpen die betrekking hebben op de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Het uitgangspunt is meer keuzevrijheid voor het individu zonder dat dit ten koste gaat van bijzonderheden waar we allemaal wat aan hebben. Zie de 9 nationale snelwegpanorama’s bijvoorbeeld, minder rommel in het landschap en meer aandacht voor onze landschappen.

Waar het allemaal om draait is een betere benutting van de stedelijke ruimte, meer aantrekkelijke woningen en woonmilieus, meer mogelijkheden voor openbaar vervoer ten gunste van de regionale bereikbaarheid én het versterken van de leefkwaliteit rondom de steden. Voor dat laatste willen we flinke lappen groen rondom de stad behouden dan wel aanleggen waar de stedeling op b.v. de fiets naartoe kan om even de drukte van de stad te ontvluchten.

De randstad moet een aantrekkelijke vestigingsplek blijven voor inwoners en ondernemers. Als ik over nieuwbouw spreek, spreek ik dus niet alleen over kwantiteit maar juist ook over kwaliteit.

In de Tweede kamer kwam onlangs nieuwbouw in de Randstad aan de orde. Voor de duidelijkheid, het gaat over ongeveer 500 000 huizen die er bijkomen, waarvan dit kabinet er 200 000 in het bestaand bebouwd gebied wil bouwen.

Uit de eerste meting blijkt dat van de recente nieuwbouw slechts een kwart in het bestaand bebouwd gebied staat.
Als we het op z’n beloop laten, wordt het dus niks.
Het alternatief voor te weinig woningen in de stad is namelijk een volgebouwd platteland en dat is voor mij géén optie.

Het is duidelijk dat de komende decennia verschillende gebieden in steden tot nieuwe stadswijken moeten worden omgevormd. Aan de noordelijke IJ-oevers in Amsterdam en de Stadshavens in Rotterdam wordt nu al gewerkt. Maar ook andere gebieden lenen zich hiervoor.

Daarmee neemt de hoeveelheid bebouwing in de stad nu al toe en krijgt de stad een hogere dichtheid. Maar dat betekent nog niet per sé toevoeging van veel hoogbouw.

Nu is de hoogste bebouwingsdichtheid te vinden in het Oostelijk Havengebied van Amsterdam en op IJburg: gebieden met weinig hoogbouw. Toch kan hoogbouw op een aantal plekken wel iets toevoegen aan de identiteit en kracht van de stad. Zie bijvoorbeeld de net opgeleverde Red Appel toren in de Rotterdamse Wijnhaven – 124 meter hoog en gevuld met kantoren, woningen, winkels en horeca. Maar ook de gebouwen bij Den Haag Centraal en bij Amsterdam-Amstelstation.

Maar vanzelfsprekend kan niet alles in hoge dichtheden in de bestaande steden. Zeker in de noordelijke randstad verwacht ik de komende decennia een grote behoefte aan nieuwe woningen.

We hebben een schaalsprong van Almere dan ook hard nodig. Almere draagt er aan bij dat de woningmarkt in de gehele noordelijke randstad beter gaat functioneren en mensen meer keuzemogelijkheden krijgen. Zonder Almere zouden we delen van het Groene Hart moeten opofferen en daar voel ik niets voor.

Tot slot dames en heren, wil ik nog iets zeggen over de besluitvorming.

Het essay van Friso de Zeeuw, ‘Doorbreek de impasse tussen milieu en gebiedsontwikkeling’, is voor mij een belangrijke bouwsteen voor het Actieprogramma ‘Vernieuwing instrumentarium milieu en ruimtelijke ontwikkeling’.

De Zeeuw typeert de gebiedsontwikkeling in Nederland als een complexe (juridische) legpuzzel. De complexiteit is moeilijk te managen, er is weinig ruimte om fouten te maken en procedures nemen veel tijd in beslag.

Ik trek het zaakje als volgt vlot:

  1. regels en procedures eenvoudiger en sneller;
  2. alle partijen vanaf het begin van het planproces om tafel;
  3. het kennisniveau van betrokken medewerkers vergroten, meer professionaliteit.

Wonen, werken en spelen in de randstad moet aantrekkelijk blijven. We willen steden die internationaal kunnen concurreren en waar het prettig leven is. We willen veel van onze ruimte, maar ik denk niet te veel. Creativiteit, innovatie en goede wil werpen altijd hun vruchten af. Ook nu, ook hier.

Ik dank u hartelijk.