Uniform Subsidiekader
Dames en heren
Wist u dat het Leger des Heils jaarlijks meer dan 25 verschillende jaarrekeningen opstelt?
Het is maar een voorbeeld. Een voorbeeld waar wij als overheid organisaties mee opzadelen, als ze gebruik maken van subsidieregelingen. Een wirwar van regelingen met allemaal hun eigen voorwaarden en voorschriften waaraan voldaan moet worden. Meer dan vijf-en-twintig…
U schrikt misschien van dit voorbeeld. Maar het is helaas de realiteit.
Er zijn voorbeelden te over:
- De TU Eindhoven moet elk jaar zo’n 60 subsidieverantwoordingen met evenzoveel accountantsverklaringen afgeven.
- Die accountant is evenveel tijd kwijt met het controleren van die 10 miljoen subsidie als met het controleren van de hele universitaire jaarrekening van 260 miljoen.
- Zo gaat het ook met UMC’s die jaarlijks z’n 200 lopende doelsubsidies hebben.
- De Universiteit van Amsterdam heeft te maken met zo’n 130 lopende subsidies per jaar.
- TNO is zeker 10% van het subsidiebedrag dat het ontvangt kwijt is aan het controleren ervan.
- Voor een subsidie van € 1000 € kunnen dezelfde administratieve eisen worden gevraagd als bij een subsidie van € 1 mln. Nú nog.
Dit zijn maar enkele voorbeelden uit een lange lijst van verhalen. Je mag als overheid alles vragen, maar móet het ook? Heb je alle gegevens daadwerkelijk nodig om te weten wat er met het geld gebeurt? Of kun je ook een doelmatigheidstoets in je regelgeving hanteren?
Vermindering van regeldruk is een van mijn speerpunten als staatssecretaris. Vanuit mijn verleden als ondernemer heb ook ik aan den lijve ondervonden hoe belemmerend overbodige en te ingewikkelde regels kunnen werken.
Zo herinner ik me dat we net waren begonnen met ons bedrijf op onze zolder. We waren studenten. Er viel een brief van het GAK op de mat. Of we 60.000 gulden voor premies werknemersverzekeringen wilden betalen. Maar we hadden op dat moment noch werknemers, noch 60.000 gulden. Wij bellen. Het antwoord was: “u kunt bezwaar maken. Maar dat wordt alleen in behandeling genomen nadat u heeft betaald”.
Een belangrijke motivatie van mij is dus om echt iets te doen aan minder regeldruk.
Dat geldt voor het kabinet als geheel trouwens ook. In het Coalitieakkoord en in de Nota Vernieuwing Rijksdienst zijn hoge ambities gesteld. Deze kabinetsperiode willen we de administratieve lasten terugbrengen met 25%.
De regeldruk moet dus flink omlaag. Dat kan door te werken vanuit vertrouwen.
Voor wat betreft subsidies wordt die ambitie nu gerealiseerd. Dankzij het uniform subsidiekader behoren de voorbeelden die ik noemde tot het verleden. Daar gaan we vanuit, dat we het ook écht implementeren.
Door eenvoudigere uitvoeringsprocessen, minder controle en door te werken vanuit vertrouwen. Dat vraagt van de overheid een andere manier van werken en de durf om wat controle los te laten.
‘Werken vanuit vertrouwen’, dat is overigens makkelijker gezegd dan gedaan. Er is interdepartementaal hard gewerkt aan het kader.
De projectgroep en al degenen die in de ondersteunende werkgroepen hard hebben gewerkt aan het subsidiekader verdienen veel lof.
Het aanvragen en verantwoorden van subsidies wordt nu veel eenvoudiger. Er komt een einde aan de verschillen in regels en verplichtingen. Dat biedt voordelen; voor zowel overheid als burgers, bedrijven en instellingen.
Het uniform subsidiekader is gebaseerd op een aantal principes: proportionaliteit, vereenvoudiging van regels en vertrouwen.
- Proportionaliteit is daarbij het kernpunt: hoe lager het subsidiebedrag, hoe eenvoudiger de voorwaarden, verantwoording en controle.
- De vereenvoudiging geeft minder tijdsverlies en ergernis die opgaat aan subsidieverplichtingen. Zowel voor de subsidieontvanger als de –verstrekker.
- En het derde punt: vertrouwen. Dat moet ergens op gebaseerd zijn. Verantwoord vertrouwen zou je kunnen zeggen. Dat doen we door niet meer alle subsidieaanvragers lastig te vallen met verantwoordingen, controles en rapportages.
Dit vraagt in de uitvoering om een risicobenadering en consequente handhaving. We richten ons in het vervolg op risicogebieden en op uitzonderlijke gevallen. Die werkwijze geeft aan de subsidieontvanger wel een bijzondere verantwoordelijkheid en een actieve rol. Die moet het direct melden als het niet aan de subsidieverplichtingen kan voldoen.
Inderdaad accepteer je dan een bepaald risico. Maar door een goed risicomanagement en duidelijke randvoorwaarden blijft dat heel overzichtelijk. Er komt een rijksbreed beleid voor het tegengaan van misbuik en oneigenlijk gebruik.
De totale besparing kan jaarlijks uitkomen op 75 miljoen wanneer het kader wordt toegepast. Deze € 75 mln wordt bespaard vanuit zowel de subsidieontvangende kant, als de subsidiegever. Beide partijen hebben dus te maken met een win-win situatie.
Daarbij is de kostenbesparing mooi meegenomen, maar de vereenvoudiging, dat is waar het echt om te doen is.
Maar we zijn er nog niet! Het kader moet nog in werking treden. Dat is iets waar u, de ministeries, mee aan de slag moeten.
Ook hierbij komt het aan op samenwerken, op het delen van ervaringen en het anders leren werken. Op het benutten van alle kansen om kennis te delen en te verspreiden.
Daarnaast vind ik het noodzakelijk om de toepassing van deze regeling nog verder uit te breiden richting mede-overheden. Ook hier is een wereld te winnen! Tevens kunnen ook andere financieringsstromen onder de loep worden genomen.
We spreken hier over een echte cultuurverandering. Een andere manier van werken. Een andere kijk op subsidies en hoe we daar als departementen mee omgaan. Daar gaan we het vandaag nog uitgebreid over hebben.
Ik wens u een interessant congres toe.