Kabinet stelt norm vast voor externe inhuur Rijk
De uitgaven voor externe inhuur van de rijksoverheid mogen per jaar niet meer bedragen dan 13 procent van de totale personele kosten. Hogere uitgaven voor externe inhuur moeten worden uitgelegd. De ministerraad heeft daartoe besloten op voorstel van minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Ministeries moeten een eigen afweging kunnen maken als het gaat om de inzet van personeel. Soms kan het wenselijk zijn extern personeel in te huren, bijvoorbeeld als de deskundigheid niet in huis is, bij piekdrukte of ziekte. Het grootste deel van de externe inhuur bestaat uit uitzendkrachten. De nieuwe maatstaf laat de afweging bij de ministeries, maar stelt tegelijk een grens aan de externe inhuur. Het voordeel is ook dat een relatie wordt gelegd tussen de omvang van het ambtelijk apparaat en de externe inhuur. Een daling in de omvang van het ambtelijk personeel zal dus leiden tot een lagere inzet van externe inhuur (dus niet: minder ambtenaren, meer inhuur).
Elke minister rapporteert jaarlijks aan de Tweede Kamer over de hoogte van de uitgaven voor externe inhuur. De norm van 13 procent is gebaseerd op de cijfers uit 2007. In dat jaar maakten de uitgaven voor externe inhuur ruim 13 procent uit van de totale personele kosten.