Tweekleppigen in IJsselmeer en Markermeer, 2006-2008
In december 2006 en november 2007 werden in herhaling van karteringen die in1993/94 en 1999/2000 werden uitgevoerd, een mosselkartering in resp. hetMarkermeer/IJmeer en het IJsselmeer uitgevoerd op een regelmatig grid van 88resp. 140 monsterpunten (gehalveerd t.o.v. 2000). Daarbij werd een gemiddeldbiovolume gevonden van 12,9 ml per m2 in de kom van het Markermeer, 28,3 mlper m2 in de Hoornsche Hop, 59,8 ml per m2 in het IJmeer, 24,0 ml/m2 in hetnoordelijk IJsselmeer en 52,7 ml/m2 in het zuidelijk IJsselmeer. Ten opzichte van dekartering van 1999/2000 betekent dat in het Markemeer een afname met resp. 21,32 en 21% (na een veel sterkere afname tussen 1993 en 2000) en in het IJsselmeermet resp. 81 en 90%. Hoewel over de exacte percentages discussie mogelijk is,blijft in het Markermeer op zijn minst gebrek aan herstel staan (totale afname t.o.v.1981 bedraagt 76%), en in het IJsselmeer een forse afname (75-80% t.o.v. 1981).In het Markermeer kwamen mosselen van meer dan 11 mm in de monsters vrijwelniet voor, waarmee de trend naar kleinere mosselen verder lijkt te zijn doorgezet.In het IJsselmeer lijkt vooral in het zuiden eveneens een ontwikkeling naar kleineremosselen en een slechtere conditie gaande te zijn. De nieuwe afname in hetIJsselmeer ging niet gepaard met lagere aantallen Kuifeenden. Mogelijk is deafname verbonden aan het optreden van lage zuurstofconcentraties bij de bodem endaarmee ook met de opwarming van het water door klimaatverandering. In 2008werd het zuidelijke deel van het IJsselmeer opnieuw gekarteerd. In dit gebied namhet gemiddelde biovolume toe van 55,8 tot 194,3 ml/m2(Driehoeksmossel enQuagga-mossel samen); een toename met een factor 3,5 die een gedeeltelijkherstel van de afname sinds 1999 betekende (biovolume 1999 was op deze locatiesgemiddeld 614,6 ml/m2).Andere tweekleppigen die werden gevonden waren erwtenmosselen Pisidium(waarschijnlijk m.n. P. subtruncatum, vooral op slibbige locaties in het midden vanhet meer, in combinatie met lage dichtheden van Driehoeksmosselen), Quaggamosselenen korfmosselen. Korfmosselen zijn voor het eerst in het gebiedaangetroffen bij de MWTL biotoopbemonsteringen van 2000 (alleen in het zuidelijkeIJmeer) en 2004 (zuidelijk IJmeer, Gouwzee en Markermeer Trintelhaven). Bij demosselkartering van 2006 werden ze gevonden in het zuidelijke IJmeer, langs deHoutribdijk en bij Lelystad. In 2007 werden ze ook gevonden in het zuidelijkeIJsselmeer, in lage aantallen in de Gouwzee en in relatief hoge dichtheden bijPampushaven en in het kustgebied voor Muiden. Zowel in de MWTL monsters als bijde kartering van 2006 betrof het uitsluitend de Aziatische Korfmossel Corbiculafluminea. Het meest recent is de kolonisatie door de Quagga-mossel Dreissenabugensis, die in 2007 vooral in het zuidelijke IJsselmeer werd gevonden, maar ookbij de Zeughoek en bij Kornwerd. In 2008 bleken zowel korfmosselen als Quaggamosselenin het zuidelijke IJsselmeer sterk te zijn toegenomen. Quagga-mosselennamen t.o.v. 2007 toe van 4 naar 74 indiviuën per m2, gemiddeld 7,1% van de somvan Driehoeksmosselen en Quagga-mosselen op aantalsbasis. De korfmosselennamen toe van 14,5 naar 74 individuën per m2.