Yes, we care!
Zorgaanbieders moeten zich meer richten op de wensen van de cliënten.’ Dat zei staatssecrataris Bussemaker vanochtend bij de opening van het congres ’Yes we Care’ in Bussum.
Welkom vandaag in het Spant! in Bussum. Hartelijk welkom op deze bijzondere plek. Een plek die boven alles het domein is, de tempel, van Ria Bremer en het legendarische televisie¬programma Stuif es in. Als kind zat ik elke zaterdag aan de buis gekluisterd, met een bruisend glas Exota en een chocoladereep van de Drie Musketiers. Vol spanning keek ik uit naar wie de Gouden Stuiver zou winnen, met de bijbehorende ballonnenregen en het Gouden Stuiverlied.
Stuif es in begon in 1968 en bleef zeven jaar op de televisie. Toen op een goede dag kinderen live mochten inbellen, een soort web 2.0-toepassing avant la lettre, lag – in mijn herinnering althans – onmiddellijk het volledige telefoonverkeer in het Gooi en verre omstreken plat. Op last van de politie en de alarmdiensten werd het belspel uit het programma geschrapt. En ik beken hier, en wellicht vergeeft u mij: ja, ik was één van die bellers.
* * *
1968 is ook het jaar van de Praagse Lente, het jaar waarin prinses Beatrix de eerste Nederlandse metrolijn opent in Rotterdam, en het jaar waarin de legendarische band the Doors een eenmalig concert verzorgt in het Concertgebouw in Amsterdam. Ondanks het ontbreken van zanger Jim Morrison gaat het concert de annalen in als een doorslaand succes.
1968 is ook het jaar waarin de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in werking treedt. Voor het eerst in de geschiedenis van Nederland wordt het recht op langdurige zorg wettelijk verankerd.
Yes, we care! luidt dan ook al het parool.
De AWBZ wordt in het leven geroepen als een voor iedereen verplichte verzekering – een volksverzekering – voor anders onverzekerbare langdurige medische zorg. De AWBZ brengt zo enorme verlichting voor hulpbehoevende ouderen, chronisch zieken en gehandicapten.
Sinds 1968 heeft de AWBZ een stormachtige groei doorgemaakt:
In 1968 maakten 55.000 mensen gebruik van de AWBZ, nu is dat bijna 600.000 mensen – 11 keer zo veel.
Destijds kostte de AWBZ minder dan 1 miljard euro; nu is dat 22 miljard euro – ruim 20 keer zo veel. Om u een beeld te geven: van de kosten van de AWBZ zouden we, bij wijze van spreken, het aantal politieagenten kunnen vervijfvoudigen of zouden we de schoolklassen op alle basisscholen van Nederland radicaal kunnen verkleinen – van maximaal 34 leerlingen nu naar maximaal 10 leerlingen straks.Destijds bestond 20 procent van de totale zorgkosten uit de AWBZ, nu zijn we de grens van 40 procent al gepasseerd. De langdurige AWBZ-zorg is de snelst stijgende kostenpost in de gehele gezondheidszorg. De kosten voor de op herstel gerichte zorg, de cure, groeien ook, maar minder hard.
De AWBZ-premie bedroeg destijds minder dan een half procent (0.41%) van het bruto inkomen en was kostendekkend. Nu betaalt iedereen die in Nederland inkomen geniet bijna dertig keer zo veel – liefst 4.000 euro per jaar voor iemand met een modaal inkomen – en bestrijken we slechts 60 procent van de totale kosten. De rest van het geld komt uit eigen bijdragen van zorgvragers (2 miljard), uit de ziektekostenverzekeringen (3 miljard) en dan legt Wouter Bos er jaarlijks ook nog 4.5 miljard bij uit de algemene middelen. Als we de ABWZ volledig uit de premies zouden willen betalen zoals in 1968, zou de premie nu, als percentage van het bruto-inkomen, niet dertig, maar liefst vijftig (!) keer zo hoog zijn als in het jaar van the Doors.
Stelt u zich voor dat we dat laatste echt zouden doen. In dat geval zou, bij gelijkblijvende zorg, de zorgpremie voor elke Nederlander – u en ik – omhoog gaan naar 20 procent van het bruto-inkomen. Dat betekent dat we ongekend fors moeten inleveren in koopkracht of, als we daar toe niet bereid zijn, de kosten van arbeid dusdanig moeten laten stijgen dat we ons in Europa in economische zin volledig uit de markt prijzen. Nederland komt dan onvermijdelijk terecht in een negatieve spiraal van afnemende economische groei, toenemende werkloosheid, stijgende overheidskosten en uiteindelijk snijden in het AWBZ-pakket.
Mensen die het zich financieel kunnen veroorloven, zullen de zorg dan zelf vorm geven en betalen. In dit scenario blijft er een uitgeklede AWBZ over voor de meest kwetsbare mensen. Zij zijn dan degenen die echt de rekening betalen. Een scenario dus, waar geen solidariteit meer is tussen ziek en gezond, arm en rijk en tussen jong en oud. Een zwart scenario, dat we echt moeten voorkomen!
Niet om te somberen maar wel om met u de analyse te maken ga ik hier nog even verder op in. Daarna gaan we weer positief, dat beloof ik u.
Zelfs als we er in zouden slagen om ALLE benodigde financiering te vinden voor de langdurige zorg, dan nog krijgen we onherroepelijk te maken met reusachtige personeelstekorten. De verwachting voor het jaar 2020 is dat het aantal arbeidskrachten in de gehele Nederlandse economie met 250.000 zal toenemen. Tegelijk is de verwachting dat er in de zorg 480.000 extra arbeids¬krachten nodig zullen zijn. Twee keer zoveel als het aanbod dus. Als we niks doen, loopt dat dus binnen 10 jaar – twee kabinetsperiodes – gierend uit de klauw.
Te weinig handen aan het bed, te weinig handen die een steuntje in de rug kunnen geven, en te weinig armen om over een frêle schouder te kunnen leggen. En dat als toekomstperspectief in een tijd waarin nu al veel mensen zich zorgen maken. Over de vraag of wij als samenleving er in voldoende mate in slagen om mensen in hun laatste levenjaren de waardigheid te bieden die hen toebehoort. Waardigheid voor kwetsbare mensen die aandacht nodig hebben en verlegen zitten om een praatje.
Met de enorme toename van de levensstandaard vanaf de jaren zestig zijn ook onze verwachtingen ten aanzien van de langdurige zorg toegenomen. Mensen willen zelf kiezen hoe zij leven, wonen en meedoen aan de samenleving. De een wil in de stad wonen, de ander in een zorgcomplex in de bossen; de een houdt van bingo en schlagers, de ander van lezen en klassieke muziek en weer anderen van gamen en bloggen. Deze behoefte aan diversiteit vraagt om een gevarieerd aanbod op alle denkbare domeinen – en zorg en welzijn vormen daar geen uitzondering op. Geen eenheidsworst, maar zorg en deelname aan de samenleving op maat.
Creatief inspelen op de veranderde zorgvraag, daar gaat het om. En zo de kwaliteit van de langdurige zorg minimaal gelijke tred laten houden met de toenemende verwachtingen. Op dit punt loopt het echter nog niet goed. Dat zie je als je om je heen kijkt. Ik zie het in organisaties waar het dikwijls beter kan en ik zie dat in de samenwerking tussen instanties die echt heel vaak beter kan. Ik zie dat soms ook in een te klein aantal nieuwe toetreders, waardoor de gevestigde zorginstellingen te weinig prikkels krijgen om maatwerk te leveren.
Ik steek ook de hand in eigen boezem: er zijn nog altijd te veel overheidsregels die voorrang verlenen aan het aanbod, in plaats van aan het centraal stellen van de cliënt. Dat ontmoedigt de gewenste creativiteit. Om dat te veranderen hebben we dit jaar een begin gemaakt met de invoering van de zorgzwaartepakketten, zodat het geld de cliënt gaat volgen, in plaats van andersom. Een andere verbetering bestaat uit de op maat toegesneden individuele zorgplannen, waarin voor elke cliënt is uitgewerkt wat hij of zij nodig heeft. Dat zijn belangrijke stappen in de goede richting, maar we zijn er nog niet.
Gelukkig treft de zorgprofessionals geen blaam. Ik bezoek zo vaak als mijn agenda dat toelaat de werkvloer in de zorg, bij de ouderen, de gehandicapten, en de jeugd. Overal waar ik kom, zie ik een hartverwarmende inzet en betrokkenheid. Ik heb enorme bewondering voor al die verpleegkundigen, verzorgenden, mantelzorgers en anderen die onvermoeibaar alles geven om hun cliënten van dienst te zijn, en zo een goede kwaliteit van leven te bieden. Zij zijn het goud van het zorg.
Ik zou graag zien dat de zorgverleners meer steun krijgen bij hun inspanningen om de langdurige zorg verder te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan het gehoor geven aan de wens naar kleinschaligheid, waar met de mensen zelf gekookt en gegeten wordt. Dat vraagt een hele andere, persoonlijke manier van werken dan de traditionele, meer industriële aanpak, waarin je je werk goed gedaan hebt als iedereen gewassen en gestreken om 6 uur klaar zit voor de kant en klaar maaltijd die in grote aantallen wordt langs gebracht. Die overgang van traditionele naar moderne zorg is niet altijd eenvoudig te maken en gaat gepaard met veel onzekerheid, juist ook bij de professionals. Ik vind het belangrijk dat wij daar vaker bij stil staan en samen kijken hoe we die onzekerheid weg kunnen nemen.
Een ander aspect is dat iemand die anno 2009 een beroep doet op de langdurige zorg, bijna altijd een fors zwaardere zorgvraag heeft dan, pak ‘m beet, 20 jaar geleden. Dat komt omdat de meeste mensen zo lang mogelijk thuis willen blijven. Gelukkig lukt dat ook steeds vaker. Bijvoorbeeld met hulp van een wijkcentrum, een wijkverpleegkundige en zorg op afstand. Ik vind dat een uitstekende ontwikkeling. Je ziet daar de gewenste creativiteit en inventiviteit ontstaan.
Deze veranderende zorgbehoefte – kwaliteit, maar ook de toenemende zwaarte – leidt tot nieuwe, belangrijke vragen die ons allen raken. Zijn de werkprocessen voldoende aangepast? Hoe wordt in de zorg rond dementerende ouderen rekening gehouden met de voorspelbare geleidelijk toenemende zorgzwaarte? Werken de huisarts en het welzijnswerk goed met elkaar samen? En, hoe verloopt de samenwerking tussen welzijn, de WMO, en de AWBZ? Maar ook, hoe verlopen de administratieve processen? Immers, het doet pijn wanneer verpleegkundigen het gevoel hebben dat een groot deel van hun kostbare tijd en inspanning onnodig opgaat aan bureaucratie en verantwoording OVER hun werk.
De achterblijvende organisatievormen zijn boven alles een naijlend effect van de oude bekostiging in de sector. Vroeger was het zo dat je als verpleeghuis, thuiszorgorganisatie of gehandicapteninstelling een lump sum kreeg waarmee je dan in principe al je kosten moest bestrijden. Dat systeem zat boordevol met verkeerde prikkels. Zo had een zorgorganisatie er juist baat bij als kamers leegstonden, in plaats van dat deze zo snel mogelijk werden opgevuld. Met de op individuele leest geschoeide zorgzwaartepakketten hebben we hier nu een dikke streep onder gezet.
Over prikkels gesproken. Waar zitten tegenwoordig de prikkels om in sociale verbanden saamhorigheid en gezamenlijkheid te ervaren? Het is belangrijk dat in buurten en wijken mensen elkaar vinden en waar nodig elkaar steunen. Dat draagt bij aan prettige samenleving en is goed voor de sfeer in de buurt. Het helpt tevens om de zorgbehoefte terug te dringen. Het mes snijdt zo aan twee kanten: een betere kwaliteit van leven voor de mensen zelf, minder kosten voor de gemeenschap.
Ik vraag hierbij ook aandacht voor het gevaar van onnodige medicalisering, een hardnekkig fenomeen waar we echt voor moeten raken en wat mij betreft ook hard mee moeten afrekenen. Bij kwetsbare ouderen is eenzaamheid vaak een groot probleem. Dat vraagt geen gezondheidszorg, maar ondersteuning uit de buurt – buurt in brede zin. Nodig daarvoor is dat het traditionele, aanbodgestuurde traditionele welzijnwerk plaats maakt voor moderne, horizontale netwerken tussen professionals als huisartsen, leraren, wijkagenten, huismeesters en wijkverpleegkundigen, en maatschappelijke en vrijwilligersinitiatieven, van ouderensoos tot sportclub. We hebben hier nog een wereld te winnen.
* * *
Na de betaalbaarheid, de beschikbaarheid van voldoende personeel en het creatief inspelen op de veranderende zorgvraag is er nog een vierde en laatste uitdaging waar de AWBZ mee wordt geconfronteerd. Vriend en vijand erkennen dat de AWBZ in de loop der jaren stevig is uitgedijd. Gevolg is dat te veel mensen een beroep doen op AWBZ-voorzieningen die op de keper beschouwd nauwelijks iets te maken hebben met langdurige zorg. Dat geldt bijvoorbeeld voor de revalidatiezorg, die gericht is op herstel; deze hoort thuis in de herstelgerichte zorg, niet in de langdurige zorg! Deze zorg wordt daarom overgeheveld naar de zorgverzekeringswet.
Dit is ook mijn visie achter de pakketmaatregel die ik eerder in deze kabinetsperiode heb genomen op de activerende en ondersteunende begeleiding.
In mijn toekomstbeeld sluiten de AWBZ en de WMO naadloos op elkaar aan. De AWBZ is er voor de langdurige zorg; de WMO voor welzijn en zo actief mogelijke deelname aan de samenleving. Een AWBZ die zich met hernieuwd elan richt op de langdurige zorg dwingt de WMO om creatief en vraaggericht op zoek te gaan naar manieren om deel te nemen aan de samenleving. En deelname aan de samenleving is voor iedereen goed, daar zijn hele boekenkasten vol over geschreven. Goed welzijn voorkomt de vraag naar meer zorg!
* * *
Vier stevige uitdagingen, dus. Ik zeg u hier: die uitdagingen worden we niet van de ene op de andere dag de baas. Er is geen toverfee die straks op bevallige wijze neerdaalt uit het plafond van Het Spant om vervolgens met een elegant tikje van haar toverstaf alle problemen als sneeuw voor de zon te laten verdwijnen.
En mocht u de hoop koesteren dat die toverfee nu voor u staat, dan moet ik u helaas teleurstellen (– voor zover ik weet).
* * *
Het is nu aan ons om naar voren te treden om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden. Dat kunnen wij ook, want ik had het al beloofd, er zijn ook heel veel lichtpunten. Mensen hechten zeer aan goede zorg, ze zijn ook nog altijd zeer bereid daar premie voor te betalen. Vaak blijft het niet bij een financiële bijdrage. Liefst 1 op de 3 volwassen Nederlanders zorgt voor een ander. 750.000 mensen zorgen meer dan 8 uur per week en langer dan 3 maanden voor een ander. En volgens het CBS doet meer dan de helft van alle volwassen Nederlanders enigerlei vorm van vrijwilligerswerk. Ik vind dat buitengewoon inspirerende cijfers die laten zien dat Nederlanders het hart op de juiste plaats hebben. Het zijn ook cijfers die mij trots maken op Nederland. En het zijn cijfers die mij vertrouwen geven – vertrouwen dat we gezamenlijk de AWBZ klaar kunnen maken voor de toekomst.
Er zijn nog veel meer zaken die hoopvol stemmen. Ik zie in Rotterdam Pameijer, waarbij een verstandelijk gehandicapten¬instelling zich nu ook richt op dak- en thuislozen. Zij worden met de kennis uit de gehandicaptenzorg van straat gehaald, gehuisvest, waar nodig geholpen met verslavingsproblematiek, en uiteindelijk weer aan het werk geholpen. Geweldig!
Tweede voorbeeld: wie heeft er niet gehoord van de Buurtzorg, waarbij de zorg wordt teruggeven aan de professional en kleinschalig wordt georganiseerd? Dat gebeurt door middel van kleine, zelf¬standige Buurtzorg-teams, waarin wijkverpleegkundigen en andere zorgverleners intensief samenwerken. Hun oplossend vermogen en professionaliteit komt zo ten volle ten goede aan de mensen die op langdurige zorg zijn aangewezen.
Een derde voorbeeld, op het gebied van technologische doorbraken: de ort-o-mate, een elektrische machine voor het aantrekken van steunkousen, waardoor mensen meer tijd overhouden voor sociale activiteiten. In dezelfde categorie zijn er tal van handige producten die dementerende ouderen helpen langer zelfstandig te blijven, van belmatjes tot alarmeringssystemen voor een gasfornuis dat onbedoeld aan is blijven staan.
Nog een voorbeeld is de Valpreventiebus. Verpleegkundigen gaan met een bus op bezoek bij senioren. Samen nemen zij een hele reeks zaken door: het medicijngebruik, vooral de kans op verkeerd gebruik daarvan, en de woonomstandigheden, zoals losse elektriciteits¬draden en gevaarlijke vloerkleedjes. Verder worden de bloeddruk, de botdichtheid en de knijpkracht gemeten – dat laatste is een risico-indicatie voor vallen. Daarna volgt een advies op maat, om zo de kans op vallen te verminderen. De valpreven¬tiebus is geen overbodige luxe als je bedenkt dat liefst 80 procent van de ongelukken bij ouderen met een val te maken heeft. Elke dag belanden 240 ouderen na een val bij de EHBO. De kosten van deze incidenten wordt geschat op 360 miljoen euro per jaar. Dus opnieuw: betere kwaliteit van leven, minder kosten voor de gemeenschap.
Al deze voorbeelden zijn geen toekomstmuziek, het is het hier en nu, het is nu al mogelijk. Het is nu vooral zaak om deze voorbeelden breder onder de aandacht te brengen. U bent hier op dit congres op het goede adres!
* * *
We staan dus voor een grote opgave. De opdracht is om de AWBZ klaar te maken voor de toekomst.
Wat we verder ook doen, grote of kleine beleidsingrepen, één woord staat bij mij in hoofdletters geschreven: ZORGVULDIGHEID. In de langdurige zorg gaat het per definitie om mensen in kwetsbare omstandigheden. Daarbij is uiterste voorzichtigheid geboden als we dingen veranderen. Mensen behoren tijdig te weten waar ze aan toe zijn. Het gaat immers om hun welbevinden, niet om het welbevinden van de directeur van de zorginstelling of de staatssecretaris. Een redelijke mate van voorspelbaarheid van veranderingen is daarom essentieel. Zorgvuldig, dus. Dat is een kwestie van bestuurlijk fatsoen. U mag mij daarop aanspreken.
Die zorgvuldigheid mag er echter niet toe leiden dat belangrijke verbeteringen in de langdurige zorg te laat of te zwak worden ingezet of geheel achterwege blijven. We hebben immers net geconstateerd dat we vooruit moeten om verbeteringen te bereiken. Het is mijn taak als politiek eindverantwoordelijke om hier boven op te zitten en waar nodig positieve ontwikkelingen verder te bevorderen. Eén ding weet ik zeker: ik kan dat niet alleen, ik heb uw hulp hard nodig.
Zorgvuldigheid dus, bij alles wat we doen in de langdurige zorg. Dat is de basishouding. Daarnaast zijn er inhoudelijk wat mij betreft vier speerpunten die ik samen met u de komende jaren ter hand zou willen nemen:
Geef de zorg terug aan de mensen zelf
Taak 1 voor een toekomstbestendige AWBZ is om deze weer terug te geven aan de professionals en de mensen die langdurige zorg nodig hebben. We zullen een uiterste krachtinspanning moeten leveren om de professional weer het plezier in het werk terug te geven en ruimte te bieden voor de vereiste creativiteit en inventiviteit. Dat kan op tal van manieren. Ik noem er een paar:
• Door onnodig papierwerk te verminderen (waarover later meer),
• Door actiever in teamverband te werken, zoals de kruisvereniging RKV West-Brabant zo overtuigend laat zien.
• Door de wijkverpleegkundigen weer terug te halen – denk aan Buurtzorg.
• Door nog actiever gebruik te maken van het door het kabinet opgerichte Stagefonds, dat studenten in staat stelt om sneller en intensiever het vak in de praktijk te leren en aan de slag gaan in de zorg. Dit stagefonds loopt goed en werpt duidelijk vrucht af: ruim 60.000 studenten maken er al gebruik van. Werken in de langdurige zorg moet leuk worden gevonden, je moet er trots op kunnen zijn. Dat betekent ruimte voor de professional!
• Door te bevorderen dat werkgevers in de zorg meer maatwerk leveren aan hun werknemers. Ik noem een voorbeeld. In de regio Utrecht hebben de gehandicapten instellingen onderling een banenpool georganiseerd. Een professional die wat anders wil, kan tussen de instellingen van baan wisselen. Ik zie uit naar meer van dit soort maatwerk, waarbij werkgevers en werknemers samen bekijken hoe het werk, inclusief de werktijden, zo aantrekkelijk mogelijk kan worden gemaakt.
• Door ook goed te kijken naar wat er in het buitenland gebeurt. Vooral in Canada en Nieuw-Zeeland gebeuren interessante dingen waar wij goede nota van moeten nemen.
• Door goed naar de zorgprofessionals te luisteren. Tal van vernieuwende praktijkervaringen leren ons dat het werk beter loopt als actief werk wordt gemaakt van de vele nuttige suggesties van de zorgprofes¬sionals. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de suggesties en de ideeën van de zorgverleners zelf, zoals dat bij Buurtzorg en projecten als ‘De werkvloer centraal’ gebeurt.Geef de cliënt meer regie
Zorgaanbieders moeten zich meer voegen naar de wensen van de cliënt. Stap voor stap werk ik daarom aan de invoering van wat in Haagse jargon heet: cliënt-volgende-bekostiging. Dat betekent: als iemand meer of zwaardere zorg nodig heeft, dan is voor hem of haar ook meer geld beschikbaar. De cliënt heeft de regie en kiest een aanbieder. Voor de aanbieders betekent dit: geen cliënten, geen centen.
Voor deze regievraag verdienen twee groepen de komende jaren bijzondere aandacht: dementerende ouderen en meervoudig gehandicapten. Dementie is zeer ingrijpend, niet alleen voor de persoon zelf, maar ook voor de familieleden en andere betrokkenen. De komende 20 jaar neemt het aantal dementerenden met 67 procent toe. Er is de afgelopen tijd al het nodige gebeurd. Zo loopt er een landelijk dementieprogramma dat met name is gericht op de verbetering van de samenwerking tussen de betrokken zorgprofessionals. De komende jaren wil ik daar een forse impuls aangeven.
Ook gehandicapten verdienen bijzondere aandacht. Ook hier moeten hun individuele wensen centraal staan. In de afgelopen jaren is al extra geïnvesteerd in de gehandicaptenzorg. Bij gehandicapten gaat het niet alleen om zorg, maar om participatie in den brede. Daarom vind ik het de hoogste tijd dat Nederland snel werk maakt van het ratificeren van het VN-verdrag voor gelijke kansen van mensen met een beperking, zodat Nederlanders zich daar ook direct op kunnen beroepen. Recentelijk was Ecuador het 20ste land dat het verdrag ratificeerde, Nederland mag hier simpelweg niet ontbreken. Binnen de huidige kabinetsperiode is het wat mij betreft zo ver.
In de geest van het VN-verdrag wil ik ook het idee van gelijke behandeling verder uitbouwen naar andere delen van de publieke ruimte, zoals het openbaar vervoer en pin-apparaten. Deze beweging loopt gelijk op met de gemeentelijke verplichting om vanaf 2012 in hun beleidsplannen systematisch aandacht te besteden aan de maatschappelijke participatie van gehandicapten.Pak de bureaucratie aan
Het terugdringen van de bureaucratie kent divers aspecten. Allereerst gaat het om de formulierenbergen in de zorg. Het is zonde van de tijd als zorgverleners hun tijd moeten vullen met formuleren en formats invullen. Daar zit werkelijk niemand op te wachten. Daar moeten we dus echt de aanval op openen.
Een tweede kans om flink te snijden in de bureaucratie ligt bij de indicatiestelling. Die is velen een steen des aanstoots. Ik wil nog deze kabinetsperiode een fikse slag maken door professionals weer zelf te laten indiceren bij simpele beperkingen. Daarnaast wil ik stimuleren dat meer zorg en welzijn niet apart worden geïndiceerd, maar dat dit samen komt. Bij experimenten in het verleden is dit wel eens in goede bedoelingen blijven hangen; het lijkt er nu op dat in een proefproject in de wijk Overstegen in Doetinchem nu echt belangrijke doorbraken worden gerealiseerd. De schotten tussen zorg en welzijn worden daar nu voortvarend aan gruzelementen geslagen. Alle ballen op Overstegen, dus.
Voorts is behoefte aan wat ik noem ‘goede bureaucratie’. Heldere, eenvoudige administratiesystemen, duidelijke tarieven, en zo voort. Daar moet nog een flinke slag worden gemaakt. Juist ook omdat we komen uit de oude structuur waarin een grote som geld volstond. De overgang zorgt in het begin ook voor een extra administratieve belasting omdat er eerst sprake is van een aanloopperiode waarin de gegevens van alle zorgvragers moeten worden omgezet. De kosten gaan hier deels voor de baat uit. Dit is de prijs die we moeten betalen om te komen tot meer ruimte voor creativiteit en vernieuwing van zorg en dienstverlening.Zorg voor toezicht en heldere verantwoordelijkheidstoedeling
Het succes van deze maatregelen staat en valt met instellingen die op een deugdelijke wijze worden bestuurd, met helder afgebakende verantwoordelijkheden voor bestuurders en inclusief goed toezicht. Smart governance, heet dat in jargon. Je kunt ook zeggen: de juiste prikkels voor bestuurders, met echte afrekenbaarheid op de geleverde prestaties.
Ik wil, en ik ga er van uit dat u dat met mij eens bent, dat bestuurders zich uitgedaagd voelen om op creatieve en vernieuwende wijze te investeren in de samenleving. Zij behoren er eer in stellen om te werken aan een samenleving waarin de aangeboden zorg direct aansluit op de vraag van mensen en zo de kwaliteit van het leven borgt. Dat betekent meer teamwerk, nieuwe werkvormen en nieuwe manieren om verantwoording af te leggen. Ten slotte hecht ik er aan om hier klip en klaar te zeggen dat zorginstellingen een belangrijk onderdeel vormen van onze samenleving. Het leiden daarvan vraagt om een moreel kompas voor bestuur en management. Dat morele kompas gaat boven wat de wet of regels verder wel of niet toestaan.
Slot
Ik ben er van overtuigd dat we met deze vier stappen – de zorg weer terug naar de mensen zelf, meer regie voor cliënten, aanpak van de bureaucratie en heldere bestuursverantwoordleijkheden –helpen de langdurige zorg voor de toekomst houdbaar en dus solidair te houden.
We zetten zo een aantal flinke stappen op weg naar een moderne, betaalbare AWBZ. Een AWBZ die voorziet in kwalitatief hoogstaande zorg waarin het aantrekkelijk is om te werken. En zo zijn we weer helemaal terug bij de vier uitdagingen die ik aan het begin van mijn verhaal heb geschetst. Opdat wij straks met zijn allen kunnen zeggen:
Het doel van onze bijeenkomst van vandaag is om samen doordrongen te raken van de noodzaak om te werken aan het verbeteren van de langdurige zorg en te bespreken wat nodig is om deze ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Misschien begrijpt u nu iets beter waarom ik al enkele weken reikhalzend heb uitgekeken naar vandaag. We gaan vandaag horen over de toekomst en delen daarvan al zien in voorbeelden waarvan ik er enkele heb genoemd. Ik hoop dat u mij en elkaar zult verrassen met nieuwe, mooie plannen, ideeën en resultaten. En wie weet, misschien verdienen we samen wel de Gouden Stuiver.
Yes, we care!
Dank u wel.