Resultaten extern onderzoek nopen tot ingrijpen bij CBR
Minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat heeft vandaag de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een zogenaamde aanwijzing gegeven om te waarborgen dat procedures om rijbewijzen in te vorderen onverminderd, zorgvuldig en volledig worden uitgevoerd en dat de afgifte van verklaringen van geschiktheid tijdig plaatsvinden.
Tevens moeten de directie en de Raad van Toezicht de minister van Verkeer en Waterstaat vaker en vollediger informeren over aantoonbare verbeteringen van het CBR ten aanzien van vorderingsprocedures. Het toezicht door de Raad van Toezicht wordt hiermee op dit punt verscherpt. Minister Eurlings heeft daarnaast de Raad van Toezicht met klem verzocht om passende maatregelen te treffen in relatie tot de verantwoordelijkheid van betrokkenen. De Raad van Toezicht heeft inmiddels minister Eurlings laten weten dat passende maatregelen zijn getroffen die hem adequaat en afdoende lijken.
Aanleiding is het rapport van Ernst & Young dat in opdracht van de Raad van Toezicht onderzoek heeft gedaan naar de kritische beweringen van de Ondernemingsraad (OR) over het functioneren van het CBR. Ernst & Young komt in haar rapport tot de conclusie dat vier van de vijf beweringen van de OR ongegrond zijn en dat één bewering gegrond is. Deze bewering betreft het voortijdig stopzetten van vorderingsdossiers waarbij het rijbewijs was geschorst, een geschiktheidsonderzoek moest plaatsvinden of een Educatieve Maatregel moest worden opgelegd. Minister Eurlings vindt dat dit onvoldoende zorgvuldig is gebeurd. Vanwege het mogelijke risico voor de verkeersveiligheid acht hij dit niet verdedigbaar.
Het beeld van een 'administratieve chaos' bij het CBR, zoals de OR tot nu toe heeft geschetst, deelt minister Eurlings niet. Het CBR heeft naar aanleiding van een eerdere aanwijzing van de minister in april 2008 vanwege te lange wacht- en doorlooptijden bij rijexamens al maatregelen genomen om de prestaties te verbeteren. Dit heeft onder meer geleid tot kortere afhandelingstermijnen en het besluit tot een reorganisatie. Minister Eurlings stelt wel dat het onderzoek de noodzaak van deze reorganisatie onderstreept om de prestaties van het CBR structureel te verbeteren vanwege de maatschappelijke functie die het CBR heeft.