Antwoorden op kamervragen van Leijten over de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DMO/WMO-2928250
25 mei 2009
Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Leijten aan staatssecretaris Bussemaker over de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning. (2009Z07620, ingezonden 21 april 2009).Vraag 1
Wat is uw oordeel over de voorgestelde nieuwe aanpak van de huishoudelijke verzorging in de gemeente Helmond? 1)
Antwoord 1
Het is primair aan de gemeenteraad van Helmond om een oordeel te hebben over de voorgestelde nieuwe aanpak.
In zijn algemeenheid vind ik het een positieve ontwikkeling dat gemeenten creatief op zoek gaan naar andere arrangementen, los van hoe het vroeger in de AWBZ werd georganiseerd. Deze aanpak van Helmond is vernieuwend en sluit aan bij de uitgangspunten die bij ‘de Kanteling’ gehanteerd worden (waarbij de ondersteuningsvraag van de burger centraal staat) en bij het door mij in de derde voortgangsrapportage Wmo beschreven concept van welzijn nieuwe stijl.
Vraag 2
Lijkt dit plan van aanpak u in overeenstemming met het compensatiebeginsel, ofwel de plicht van de gemeente om zorgvragers te compenseren in hun gebreken? Kunt u uw antwoord toelichten? 2)
Antwoord 2
Ja. Helmond heeft een nieuwe filosofie ontwikkeld op Huishoudelijke verzorging en ondersteunende/activerende begeleiding. Uitgangspunt hierbij is het optimaliseren van de driehoek “eigen kracht van de cliënt”, de maatschappelijke steunsystemen rondom een cliënt en de professionele Wmo-zorg. De gemeente ondersteunt burgers bij het vinden en organiseren van de informele hulp en ondersteuning die er in potentie rondom een cliënt bestaat. Daarbij worden verschillende bouwstenen ingezet. Ik kan mij zeer goed in deze benadering vinden.
Ik zie op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat de gemeente met dit plan niet voldoet aan haar compensatieplicht. Integendeel. Het plan is overigens ontwikkeld samen met de lokale cliëntenorganisaties. Deze hebben enthousiast gereageerd op de voorstellen.
Vraag 3
Hoe oordeelt u over het feit dat de gemeente de huishoudelijke zorg in stukken knipt en verschillende taken, zoals het wassen van kleding, de maaltijden en boodschappen doen, onderbrengt bij verschillende dienstverleners, en niet individueel maar collectief regelt?
Vraag 4
Bent u van mening dat dit de zorgvrager ten goede komt? Zo ja, hoe oordeelt u over het feit dat de zorgvrager te maken krijgt met verschillende mensen over de vloer? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Vraag 5
Bent u van mening dat het versnipperen van de diensten het opbouwen van een vertrouwensband, noodzakelijk voor leveren van een goede dienst, ten goede komt? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Antwoord 3 t/m 5
Voor mij is primair van belang dat de gemeente voldoet aan haar compensatieplicht en de aanbieder aan het kwaliteitskader voor de hulp bij het huishouden. Om in kaart te brengen wat daarvoor nodig is, gaat een professional van het Maatschappelijk advies traject (MAT) – zoveel mogelijk samen met de cliënt – aan de slag om een individueel ondersteuningsplan op te stellen op de verschillende domeinen. Met behulp van diverse (collectieve) diensten wordt dit vervolgens ingevuld. Dat kan de participatie bevorderen en de huishoudelijke hulp ontlasten.
Zo’n brede benadering kan vragen om meerdere ondersteuners. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat de cliënt meer verschillende mensen over de vloer krijgt, als het bijvoorbeeld gaat om wassen en strijken. De “versnippering” waarvan u spreekt, bestaat er daar uit dat de huishoudelijke hulp niet zelf wast en strijkt maar dat de hulp de was en strijk “collectief” laat doen. De hulp draagt evenwel zorg voor het halen en brengen van de was en strijk.
Ik heb begrepen dat de gemeente deze werkwijze jaarlijks op alle onderdelen monitort en zo nodig op onderdelen bijstelt en optimaliseert.
Vraag 6
Erkent u dat in de gekozen constructie de betrouwbaarheid en kwaliteit van de diverse mensen die bij de zorgvrager over de vloer komen, gegarandeerd moeten worden? Zo ja, moeten allen een verklaring van goed gedrag te kunnen overleggen, zoals gebruikelijk is bij medewerkers in de zorgverlening? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Om de kwaliteit en de betrouwbaarheid te kunnen waarborgen, maakt de gemeente subsidieafspraken met de verschillende (welzijns)organisaties die hiervoor verantwoordelijk zijn. De organisaties geven hieraan nadere invulling.
Vraag 7
Hoe oordeelt u over de mate van versnipperde ondersteuning die mensen wordt aangeboden en het principe van participatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Ik acht het heel goed mogelijk, dat door een groter (collectief) aanbod aan zorgdiensten en een grotere inzet van mantelzorgers en vrijwilligers, er juist meer ruimte is voor participatie. Daarnaast heb ik van de gemeente begrepen dat men ernaar streeft zo min mogelijk verschillende mensen bij de cliënt over de vloer te laten komen.
Vraag 8
Hoe oordeelt u over de versnippering in relatie met het meer ‘totaal’ werken, zoals buurtzorg doet? Deelt u de mening dat dit juist wordt tegengewerkt? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik deel deze mening niet. Helmond is een van de pilotgemeenten Buurtdiensten en in dat kader wordt ook kritisch gekeken naar de invulling op buurtniveau.
Vraag 9
Erkent u het recht van thuiszorgmedewerkers om te werken, tegen CAO-loon? Zo ja, acht u het een wenselijke ontwikkeling dat de werkzaamheden gemarginaliseerd worden tot enkel schoonmaken? Zo nee, kunt u dat vereenzelvigen met de wijziging op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?
Antwoord 9
Ja. Voor medewerkers in de thuiszorg gelden de daarvoor van toepassing zijnde CAO-afspraken.
Met de wijziging op de Wmo die recentelijk met algemene stemmen door de Tweede Kamer is aangenomen, wil ik de positie van de burger beter waarborgen door te bepalen dat de gemeente de burger goed en begrijpelijk moet informeren over de consequenties van de keuze die de burger maakt voor zorg in natura of pgb (waaronder alfahulp). Omdat de ondersteuning in natura door een medewerker van de thuiszorg moet worden geleverd, geldt daarvoor automatisch de van toepassing zijnde CAO.
Vraag 10
Hoe oordeelt u over het minimaliseren van de taken van mensen die in de thuiszorg werken? Is het naar uw mening juist dat thuiszorgmedewerkers hiermee hun taakomschrijving kwijtraken en daarmee hun functie? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Antwoord 10
Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 8 heb aangegeven, deel ik de mening van de vraagsteller over het versnipperen van taken niet. Voor mij staat het belang van de burger voorop. Door samen met de cliënt een individueel ondersteuningsplan over alle domeinen op te stellen wordt maatwerk geleverd voor de burger.
Vraag 11
Erkent u dat met het versnipperen het moeizaam wordt voor een zorgvrager om te controleren of hij/zij gewaarborgd wordt met iemand in loondienst? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat iemand (onverhoopt) geconfronteerd wordt met werkgeverschap? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wmo waarmee uw Kamer op 14 april jl. heeft ingestemd, wordt uitgesloten dat de burger die kiest voor ondersteuning in natura wordt geconfronteerd met enige verantwoordelijkheid als werkgever of opdrachtgever. Het is dan niet meer mogelijk dat een zorgaanbieder de voorziening in natura via een alfahulp of een zelfstandige levert waardoor de burger ongewild werkgever of opdrachtgever wordt. De gemeente regelt dit in haar contracten met de aanbieders en ziet toe op naleving van het contract.
Vraag 12
Erkent u dat deze plannen inzetten op meer inzet van mantelzorgers en vrijwilligers? Zo ja, vindt u deze opzet in strijd met het beginsel van de Wmo, namelijk ontlasting van de zorgvrager en mantelzorgers? Zo nee, hoe oordeelt u erover dat mantelzorgers en vrijwilligers een vast onderdeel zijn van de thuiszorg?
Vraag 13
Acht u het wenselijk om de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers als voorliggende voorziening aan te merken waardoor professionele Wmo-hulp niet hoeft te worden ingezet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 14
Vindt u het acceptabel dat externe ‘professionaliteit’ wordt aanbesteed en betaald met geld dat beschikbaar dient te zijn voor het leveren van zorguren? Zo ja, bent u van mening dat deze aanpak precies het tegenovergestelde doet, namelijk mantelzorgers en vrijwilligers inzetten om de thuiszorg te ontlasten? Acht u dit wenselijk? Kunt u uw mening toelichten?
Vraag 15
Hoe oordeelt u over de gekozen wijze van indicatiestelling? Keurt u het goed dat zorgvragers, die recht hebben op bijvoorbeeld 4 uur zorg, via deze wijze (van indicatiestelling) voor 2 uur ondersteuning van een vrijwilliger toegewezen krijgen en 2 uur professionele zorg? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 12 t/m 15
In het Maatschappelijk advies traject (MAT) gaat een professional – zoveel mogelijk samen met de cliënt – aan de slag om een individueel ondersteuningsplan op te stellen voor de domeinen woon- en leefomstandigheden, participatie, mentaal welbevinden en autonomie, lichamelijk welbevinden en gezondheid. Op deze wijze wordt breed de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart gebracht en gekeken hoe deze het beste kan worden ingevuld. Als daarbij voor bepaalde onderdelen gebruik gemaakt kan worden van vrijwilligers, zie ik geen reden om dat niet te doen. Het bezien van de mogelijkheden tot het inzetten van mantelzorgers en vrijwilligers is in mijn beleving niet in strijd met de uitgangspunten van de Wmo. Integendeel, de inzet van bijvoorbeeld vrijwilligers kan ook bijdragen aan de participatie van mensen in de samenleving. De opdracht van de Wmo is niet om minder mantelzorgers en vrijwilligers in te zetten, maar om hen te ondersteunen. Soms is dat ontlasten, soms stimuleren. Maar het mag natuurlijk nooit een plicht worden.
Over de ondersteuning en begeleiding van de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers maakt de gemeente Helmond afspraken met de betreffende organisaties.
Vraag 16
Erkent u dat de zorgvrager slechts rechten moet kunnen ontlenen aan de officiële indicatie? Zo ja, hoe kan een 4 uursindicatie bestaan uit maar 2 uur professionele zorg? Hoe kan de zorgvrager in deze constructie toch zijn of haar volledige recht op thuiszorg opeisen?
Antwoord 16
In de Wmo wordt niets geregeld rond de indicatiestelling. Het is aan gemeenten om hier invulling aan te geven. Mijn indruk is dat Helmond met het MAT op een zorgvuldige wijze de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart brengt.
Vraag 17
Erkent u dat niet de financiën, maar de goede zorg voor de zorgvrager uitgangspunt van het op te stellen beleid dient te zijn?
Vraag 18
Erkent u de problemen van de gemeente Helmond, die als nadeelgemeente structureel te weinig geld ontvangt voor de uitvoering van de Wmo, in verhouding tot de hoeveelheid zorgvragen die deze gemeente jaarlijks krijgt? Bent u bereid met de gemeente Helmond in overleg te gaan over een vergoeding die wel recht doet aan de hoeveelheid zorgvraag, zodat deze onwenselijke plannen van tafel kunnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17 en 18
Het is de taak van gemeenten om binnen de kaders van de Wmo passende voorzieningen te treffen voor de zorgvragen van burgers. Lokaal vindt de afweging plaats welke vorm (individueel/collectief) en duur een voorziening voor een burger krijgt. Het is de vrijheid van gemeenten daarbij een eigenstandige afweging te maken, al dan niet op basis van het beschikbare Wmo-budget.
De gemeente Helmond ontvangt volgens het objectieve verdeelmodel minder budget dan volgens de historische verdeling.
Ik spreek regelmatig met individuele gemeenten en de VNG over hun ervaringen met de Wmo. Daarbij komt uiteraard ook de financiële kant van de Wmo aan de orde. Over de financiële kant van de Wmo heeft het SCP onlangs een advies uitgebracht. In dat advies concludeert het SCP dat het Wmo-budget ruim voldoende is. Gemeenten hielden in 2007 en in 2008 ruim euro 200 miljoen over.
Tevens concludeerde het SCP dat het objectieve verdeelmodel, dat valt onder de verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van BZK en de minister van Financiën, adequaat is maar dat het verfijnd kan worden met de indicatoren gezondheidstoestand en sociaal-economische positie. Over de toevoeging van die indicatoren is op 23 april jl. door uw Kamer een motie aangenomen.
Vraag 19
Wat is de relatie met de constructie in de gemeente Helmond met uw ministerie? Erkent u dat een van uw ambtenaren enthousiast is over de constructie van meer vrijwilligers en minder professionals?
Antwoord 19
Vanuit mijn ministerie worden goede contacten onderhouden met het veld. Zo worden regelmatig werkbezoeken aan gemeenten gebracht om te vernemen hoe gemeenten invulling geven aan de Wmo en wat daarbij mogelijke aandachtspunten zijn. Ik vind dat een goede zaak omdat ik zo mijn systeemverantwoordelijkheid ook echt goed in kan vullen. Het spreekt voor zich dat daarbij van gedachten wordt gewisseld over de wijze waarop het Wmo-beleid wordt vormgegeven.
1) ED.nl, 17 april 2009: “Kritiek op verzorging in Helmond”
http://www.ed.nl/regio/helmondstad/article4830237.ece
2) “Persoonlijke Ondersteuning in de Helmondse Wmo”
http://www.helmond.sp.nl/nieuw_plan_thuiszorg.pdf